In deze zaak heeft eiser, de staatssecretaris van Defensie, beroep ingesteld tegen het niet tijdig beslissen door verweerder, het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen (Uwv), op een bezwaar dat op 11 december 2023 was ingediend. Dit bezwaar betrof de omzetting van de loongerelateerde uitkering van een (ex-) werknemer naar een vervolguitkering. Eiser heeft op 24 oktober 2024 beroep ingesteld, omdat er geen beslissing was genomen door verweerder. De rechtbank heeft op 31 januari 2025 de openbare behandeling van het beroep gehouden, waarbij zowel eiser als verweerder zich lieten vertegenwoordigen door hun gemachtigde. De rechtbank heeft vastgesteld dat de termijn om te beslissen op het bezwaar was overschreden en dat verweerder in gebreke was gesteld op 3 juli 2024. De rechtbank oordeelt dat het beroep gegrond is, omdat er geen beslissing is genomen door verweerder. De rechtbank heeft verweerder opgedragen om binnen zes weken na de uitspraak een medische beoordeling door een verzekeringsarts te laten verrichten en binnen zes weken na die beoordeling een besluit bekend te maken, met een maximum van twaalf weken na de uitspraak. Tevens is bepaald dat verweerder een dwangsom van € 100,- per dag moet betalen voor elke dag dat de beslistermijn wordt overschreden, met een maximum van € 15.000,-. Eiser heeft recht op vergoeding van het betaalde griffierecht van € 371,-. De uitspraak is gedaan door mr. D.R. van der Meer en is openbaar uitgesproken op 7 maart 2025.