Uitspraak
RECHTBANK DEN HAAG
de Minister van Asiel en Migratie, de minister
(gemachtigde: S. Kowsari).
Procesverloop
Overwegingen
Voortvarendheid
Beslissing
- verklaart het beroep ongegrond;
- wijst het verzoek om schadevergoeding af.
Rechtbank Den Haag
In deze zaak heeft de Rechtbank Den Haag op 7 maart 2025 uitspraak gedaan in een beroep tegen een besluit van de Minister van Asiel en Migratie, waarbij aan de eiser, een Ghanese asielzoeker, de maatregel van bewaring is opgelegd. De rechtbank heeft vastgesteld dat de minister de bewaring heeft opgelegd op basis van artikel 59b van de Vreemdelingenwet 2000, met als doel de identiteit en nationaliteit van de eiser vast te stellen en gegevens te verkrijgen voor de beoordeling van zijn asielaanvraag. Eiser heeft tegen dit besluit beroep ingesteld, dat tevens als verzoek om schadevergoeding moet worden aangemerkt.
Tijdens de zitting op 3 maart 2025 is eiser verschenen, bijgestaan door zijn gemachtigde, en is de minister vertegenwoordigd door zijn gemachtigde. De rechtbank heeft de rechtmatigheid van de bewaring beoordeeld en geconcludeerd dat de minister voldoende gronden heeft aangevoerd voor de maatregel. Eiser heeft aangevoerd dat hij medische klachten heeft en dat de minister een lichter middel had moeten opleggen, maar de rechtbank oordeelt dat de minister voldoende heeft gemotiveerd dat dit niet mogelijk was. De rechtbank heeft ook de voortvarendheid van de minister in de asielprocedure beoordeeld en geconcludeerd dat de minister voldoende voortvarend heeft gehandeld.
Uiteindelijk heeft de rechtbank het beroep ongegrond verklaard en het verzoek om schadevergoeding afgewezen. De uitspraak is openbaar gemaakt op 7 maart 2025, en tegen deze uitspraak kan binnen één week hoger beroep worden ingesteld bij de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State.