ECLI:NL:RBDHA:2025:3721
Rechtbank Den Haag
- Voorlopige voorziening
- Rechtspraak.nl
Afwijzing verzoek om voorlopige voorziening in asielzaak met betrekking tot Belgische verantwoordelijkheid
Op 11 maart 2025 heeft de Rechtbank Den Haag uitspraak gedaan in de zaken NL24.50069 en NL24.50071, waarin verzoekers, van Guinese nationaliteit, een voorlopige voorziening vroegen in verband met hun aanvragen voor een verblijfsvergunning asiel. De minister van Asiel en Migratie had op 13 december 2024 besloten om de aanvragen niet in behandeling te nemen, omdat België verantwoordelijk zou zijn voor de behandeling van deze aanvragen. Verzoekers hebben hiertegen beroep ingesteld en vroegen de voorzieningenrechter om een voorlopige voorziening.
De zitting vond plaats op 4 maart 2025, waarbij de gemachtigde van de minister aanwezig was, maar de verzoekers en hun gemachtigde niet verschenen. De rechtbank heeft het onderzoek ter zitting gesloten en op 11 maart 2025 uitspraak gedaan. De rechtbank heeft de beroepen ongegrond verklaard, waardoor de verzoeken om een voorlopige voorziening niet meer nodig waren. De voorzieningenrechter heeft de verzoeken om die reden afgewezen en er was geen aanleiding voor een proceskostenveroordeling.
De uitspraak is gedaan door voorzieningenrechter A.G.D. Overmars, in aanwezigheid van griffier V. Vegter, en is openbaar gemaakt via een geanonimiseerde publicatie op rechtspraak.nl. Tegen deze uitspraak staat geen hoger beroep of verzet open.