In deze uitspraak van de Rechtbank Den Haag, zittingsplaats Groningen, wordt het beroep van eiseres behandeld tegen het niet tijdig beslissen op haar aanvraag van 17 mei 2024 voor een machtiging tot voorlopig verblijf (mvv) als familie- of gezinslid bij haar referent. De rechtbank heeft besloten dat een zitting niet nodig is en heeft het onderzoek gesloten zonder behandeling op een zitting. Eiseres heeft verzocht om vrijstelling van het griffierecht, wat door de rechtbank is toegewezen.
De rechtbank heeft vastgesteld dat de minister van Asiel en Migratie niet tijdig heeft beslist op de aanvraag van eiseres. Volgens de Awb is het niet tijdig nemen van een besluit gelijkgesteld aan een besluit. De minister had uiterlijk binnen 90 dagen na ontvangst van de aanvraag moeten beslissen, maar heeft deze termijn met drie maanden verlengd. De rechtbank concludeert dat de termijn is verstreken en dat eiseres de minister rechtsgeldig in gebreke heeft gesteld.
Het beroep is gegrond verklaard, wat betekent dat de minister tot 2 mei 2026 de tijd krijgt om alsnog een besluit te nemen. Tevens is de minister een dwangsom van € 100,- per dag opgelegd voor elke dag dat de beslistermijn wordt overschreden, met een maximum van € 7.500,-. De rechtbank heeft ook de hoogte van de bestuurlijke dwangsom vastgesteld op € 1.442,-, omdat meer dan 42 dagen zijn verstreken na de dag als bedoeld in artikel 4:17 van de Awb. Eiseres heeft recht op proceskostenvergoeding, die is vastgesteld op € 453,50.