1.1[verzoeker 2] and [verzoeker 1] shall have sole custody of the Child, namely, Benthe Emily LEUSINK, born July 26, 2022 (the “Child”), and Alexis shall simultaneously waive all rights that she has or may in the future have to the care and custody of, or access to, the Child, and they hereby release Alexis from all claims that she has or may in the future have to the care and custody of, or access to, the Child, notwithstanding the requirement under Dutch law that Alexis remain on the Child’s birth certificate and be described as the legal mother of the Child. (…)”.Een en ander wordt nog door de draagmoeder bevestigd in de door haar afgelegde “Affidavit”. De rechtbank is dan ook van oordeel dat [verzoeker 1] na de geboorte van [minderjarige] naar het recht van Ontario, Canada, als juridisch ouder van rechtswege is belast met het ouderlijk gezag over [minderjarige] .
Op 30 augustus 2022 heeft de “Superior Court of Justice”, Ontario, Canada, een (general) order gegeven, welke is voorzien van legalisatie, inhoudende dat bepaald is dat [verzoeker 1] de
“genetic father enlegalparent”van [minderjarige] is en dat de draagmoeder de
“birth mother and parent”van [minderjarige] is. Deze beslissing is na de voornoemde periode van zeven dagen gegeven. In deze beslissing is [verzoeker 1] – anders dan de draagmoeder – als
legalparent aangemerkt. De rechtbank houdt het er dan ook voor – gelet op de inhoud van het recht van Ontario, Canada – dat deze beslissing bevestigt dat [verzoeker 1] juridisch gezien ouderlijke rechten en verplichtingen over [minderjarige] heeft. Naar het oordeel van de rechtbank is de draagmoeder bij deze beslissing niet alsnog met ouderlijke rechten en verplichtingen over [minderjarige] belast.
Vanwege het bepaalde in artikel 16 lid 3 HKBV 1996 is het gezag van [verzoeker 1] in stand gebleven na de wijziging van de gewone verblijfplaats van [minderjarige] naar Nederland. De rechtbank zal het verzoek om vast te stellen dat [verzoeker 1] het eenhoofdig gezag over [minderjarige] heeft dan ook toewijzen.
Het verzoek onder f): adoptie
Verzoekers verzoeken de adoptie van [minderjarige] door [verzoeker 2] uit te spreken, met beëindiging van de familierechtelijke betrekkingen tussen [minderjarige] en de draagmoeder en met behoud van de familierechtelijke betrekkingen van [minderjarige] met [verzoeker 1] .
Toepasselijk recht op adoptie
Op grond van artikel 10:105 BW is op het verzoek het Nederlandse recht van toepassing.
De vraag welke betekenis toekomt aan de toestemming van de ouders van het kind wordt in beginsel beantwoord naar de regels die het nationale recht van het kind daarvoor bevat, in dit geval het recht van Canada.
Juridisch kader Nederlandse adoptie
In dit geval is sprake van een adoptie door de partner van de ouder. De artikelen 1:227 en 1:228 BW zijn van toepassing.
De rechtbank stelt vast dat verzoekers meer dan drie jaar samenwonen en dat zij [minderjarige] meer dan een jaar gezamenlijk verzorgen en opvoeden. [minderjarige] is ongeveer tweeënhalf jaar en verblijft sinds haar geboorte op [geboortedag 3] 2022 bij verzoekers.
De rechtbank stelt vast dat uit de Canadese beslissing volgt dat de draagmoeder en [verzoeker 1] de ouders zijn van [minderjarige] . De toestemming van de draagmoeder voor adoptie is dan nodig. Uit de overgelegde “Affidavit” van de draagmoeder en uit de “Care and Custody Agreement” blijkt dat zij het in het belang acht dat verzoekers als enigen het wettelijke ouderlijk gezag over [minderjarige] hebben en dat zij niet juridisch ouder van het kind wenst te zijn. Zij heeft toestemming gegeven dat [minderjarige] door [verzoeker 2] wordt geadopteerd.
Verzoekers en de draagmoeder hebben ook een draagmoederschapsovereenkomst getekend en daaruit blijkt ook dat de draagmoeder geen ouderschapsrechten en plichten ten aanzien van het kind wil hebben. De rechtbank stelt dan ook vast dat de benodigde toestemming voor adoptie aanwezig is.
De Raad heeft in zijn rapport van 13 maart 2024 positief geadviseerd ten aanzien van de adoptie van [minderjarige] door [verzoeker 2] . Zoals hierboven is overwogen, heeft de draagmoeder geen gezag over [minderjarige] . Aan het advies van de Raad om het gezag van de draagmoeder te beëindigen, gaat de rechtbank om die reden voorbij.
Nu aan de overige vereisten van de artikelen 1:227 en 1:228 BW eveneens is voldaan, zal de rechtbank het verzoek tot adoptie in het belang van [minderjarige] toewijzen.
De rechtbank overweegt dat door de adoptie de familierechtelijke betrekking tussen de draagmoeder en [minderjarige] op grond van artikel 1:229 lid 2 BW wordt verbroken. [verzoeker 2] zal, wanneer de uitspraak over de adoptie onherroepelijk is geworden, eveneens juridisch ouder zijn. Uit artikel 1:229 lid 3 BW volgt dat de familierechtelijke betrekking tussen de geadopteerde en zijn ouder en diens bloedverwanten blijft bestaan, indien de echtgenoot, geregistreerde partner of andere levensgezel van die ouder het kind adopteert.
Het verzoek onder g) het gelasten van de ambtenaar
Verzoekers verzoeken de ambtenaar te gelasten een (latere) vermelding van de adoptie aan de geboorteakte toe te voegen.
De rechtbank wijst dit verzoek wegens gebrek aan belang af. Immers, op grond van artikel 1:20, lid 1 onder a, BW vloeit dit reeds voort uit de wet.
Het verzoek onder h) gezagsregister
Verzoekers verzoeken te verstaan dan wel te overwegen dat verzoekers door de adoptie het gezamenlijk gezag over [minderjarige] zullen uitoefenen en de griffier opdracht te geven deze beslissing op te nemen in het gezagsregister.
Verzoekers hebben op de zitting benadrukt dat zij het belangrijk vinden dat er een aantekening komt in het gezagsregister, zodat zij daarmee aan een ieder kunnen aantonen dat zij gezamenlijk gezag over [minderjarige] hebben.
Vanaf het moment dat de adoptie onherroepelijk is geworden, zullen verzoekers, nu zij met elkaar gehuwd zijn, beiden van rechtswege het gezag uitoefenen over [minderjarige] . De rechtbank begrijpt het door hen gedane verzoek als een verklaring voor recht en zal dit toewijzen.
De rechtbank zal in verband met het bepaalde in artikel 2 aanhef en onder sub m van het Besluit gezagsregisters bepalen dat de griffier, wanneer deze uitspraak in kracht van gewijsde is gegaan, een afschrift van deze beschikking zal doen toekomen aan het gezagsregister om daarin aantekening te doen van deze beschikking.