ECLI:NL:RBDHA:2025:3765

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
6 februari 2025
Publicatiedatum
11 maart 2025
Zaaknummer
C/09/657300 / FA RK 23-8529
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Procedures
  • Beschikking
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Erkenning van een Canadese geboorteakte en familierechtelijke betrekkingen in het kader van hoogtechnologisch draagmoederschap

In deze zaak heeft de Rechtbank Den Haag op 6 februari 2025 een beschikking gegeven in het kader van een verzoek tot erkenning van een Canadese geboorteakte en de familierechtelijke betrekkingen die daaruit voortvloeien. Verzoekers, [verzoeker 1] en [verzoeker 2], hebben een hoogtechnologisch draagmoederschapstraject doorlopen, waarbij [verzoeker 1] als biologische vader van [minderjarige] is erkend. De rechtbank heeft vastgesteld dat de Canadese geboorteakte van [minderjarige], geboren op [geboortedag 3] 2022, van rechtswege in Nederland wordt erkend en dat de familierechtelijke betrekkingen die zijn vastgesteld door de 'Superior Court of Justice' in Ontario, Canada, ook in Nederland erkend kunnen worden. De rechtbank heeft geoordeeld dat er geen strijdigheid is met de openbare orde en dat de erkenning van de Canadese akte en beslissing in het belang van het kind is. Tevens is [verzoeker 1] belast met het eenhoofdig gezag over [minderjarige] en is de adoptie door [verzoeker 2] uitgesproken, met behoud van de familierechtelijke betrekkingen tussen [verzoeker 1] en [minderjarige]. De rechtbank heeft de ambtenaar gelast om de Canadese geboorteakte in te schrijven in het register van geboorten van de gemeente 's-Gravenhage.

Uitspraak

Rechtbank DEN HAAG
Meervoudige kamer
Rekestnummer: FA RK 23-8234
Zaaknummer: C/09/656768
Datum beschikking: 6 februari 2025

Beschikking op het op 11 oktober 2023 ingekomen verzoekschrift van:

[verzoeker 1] en [verzoeker 2] ,

gezamenlijk te noemen verzoekers, dan wel afzonderlijk [verzoeker 1] en [verzoeker 2] ,
wonende op een bij de rechtbank bekend adres in Nederland,
advocaat: mr. V.W.J.M. Kuit te Amsterdam.
Als belanghebbende wordt aangemerkt:
de ambtenaar van de burgerlijke stand te ’s-Gravenhage,
gevestigd te ’s-Gravenhage,
de ambtenaar.

Procedure

De rechtbank heeft kennisgenomen van de stukken, waaronder:
- het verzoekschrift, met bijlagen;
- de brief van de ambtenaar van 2 februari 2024;
- de brief van verzoekers van 7 maart 2024;
- de brief van de Raad voor de Kinderbescherming (hierna: de Raad) van 13 maart 2024, met als bijlage het rapport van de Raad van 13 maart 2024, kenmerk KZ-1- 5U269JW;
- de brief van de ambtenaar van 3 april 2024;
- de brief van verzoekers van 23 mei 2024, met bijlagen;
- de brief van de ambtenaar van 28 november 2024.
Op 5 december 2024 is de zaak op de zitting van de meervoudige kamer van deze rechtbank behandeld. Hierbij zijn verschenen: verzoekers met hun advocaat. Namens de Raad was
[naam 1] aanwezig. De ambtenaar heeft bij brief van 28 november 2024 aangegeven niet op de zitting te verschijnen.

Verzoek

Het verzoekschrift strekt ertoe dat de rechtbank:
Primair
voor recht verklaart dat de Canadese geboorteakte van 2 augustus 2022 van [minderjarige] (hierna ook: [minderjarige] ), waarop [verzoeker 1] als ouder wordt vermeld, van rechtswege in Nederland wordt erkend en naar zijn aard vatbaar is voor opneming in het register van de burgerlijke stand van de gemeente ’s-Gravenhage;
voor recht verklaart dat de court order van de “Superior Court of Justice”, Toronto, Ontario, Canada, van 30 augustus 2022, waarbij de familierechtelijke betrekkingen tussen [verzoeker 1] en [minderjarige] en de draagmoeder en [minderjarige] zijn vastgesteld van rechtswege in Nederland wordt erkend en naar zijn aard vatbaar is voor opneming in een Nederlands register van de burgerlijke stand;
voor zover nodig de geboortegegevens van [minderjarige] nader vaststelt;
e inschrijving in het register van geboorten van de gemeente ’s-Gravenhage gelast van de door de bevoegde instantie overeenkomstig de plaatselijke voorschriften in Ontario, Canada, opgemaakte geboorteakte van [minderjarige] ;
primair vaststelt dat [verzoeker 1] het eenhoofdig gezag uitoefent, subsidiair [verzoeker 1] belast met het eenhoofdig gezag over [minderjarige] , met beëindiging van het gezag van de draagmoeder, indien van toepassing;
de adoptie van [minderjarige] door [verzoeker 2] uitspreekt, met beëindiging van de familierechtelijke betrekkingen tussen [minderjarige] en de draagmoeder en met behoud van de familierechtelijke betrekkingen van [minderjarige] met [verzoeker 1] ;
de ambtenaar gelast een (latere) vermelding van de adoptie aan de geboorteakte toe te voegen;
verstaat althans overweegt dat verzoekers door de adoptie het gezamenlijk gezag over [minderjarige] zullen uitoefenen en de griffier opdracht geeft deze beslissing op te nemen in het gezagsregister;
een en ander voor zover mogelijk uitvoerbaar bij voorraad.

Feiten

- Verzoekers hebben op 6 november 2017 een partnerschapsregistratie gesloten.
- Verzoekers hebben volgens de uittreksels uit de Basisregistratie (BRP) de Nederlandse nationaliteit.
- Verzoekers kunnen hun kinderwens niet op eigen kracht kunnen verwezenlijken en hebben gekozen voor een hoogtechnologisch draagmoederschap. Verzoekers zijn bijgestaan door de organisatie “ANU Fertility Consultants LTD”, Camrose, Alberta, Canada.
- De draagmoeder is [naam 2] , geboren op [geboortedag 1] 1999 te Canada. Zij heeft de Canadese nationaliteit en is ongehuwd.
- Verzoekers en de draagmoeder hebben een draagmoederschapsovereenkomst opgesteld, “surrogacy agreement” met datum 1 november 2021.
- Verzoekers hebben voor dit traject gebruik gemaakt van een bekende eiceldonatrice, [naam 3] , met wie zij een “known ovum donation agreement” hebben gesloten en ondertekend.
- De draagmoeder is na een ivf-behandeling in verwachting geraakt. Er is daarbij een embryo bij de draagmoeder geplaatst, waarbij er gebruik is gemaakt van een zaadcel van [verzoeker 1] en een eicel van de bekende eiceldonatrice, [naam 3] , geboren op [geboortedag 2] 1987, zoals blijkt uit de verklaring van de ivf-arts Dr. [naam 4] van het CReATe Fertility Centre, Toronto, Canada van 18 april 2022.
- Op [geboortedag 3] 2022 is uit de draagmoeder te [geboorteplaats 1] , Ontario, Canada, [minderjarige] geboren.
- Op 7 augustus 2022 heeft de draagmoeder een “Affidavit of [naam 2] ” ondertekend, onder meer inhoudende:
“(…)10. I declare with this affidavit that it is in the best interest of [minderjarige] to allow [verzoeker 1] to have the sole custody and sole parental power or shared with [verzoeker 2] with my true and genuine consent if the court so decides according to the law of The Netherlands.
11. As far as I have any parental rights or obligations to [minderjarige] under Dutch law, I declare that it is my intention that [verzoeker 1] and [verzoeker 2] shall have full custody, care and control of [minderjarige] from the moment of birth and shall be responsible for all the decisions normally associated with a parent and/or guardian with respect to [minderjarige] , including but not limited to the items mentioned in the Care and Custody Agreement under (a) to (i) that [verzoeker 1] and [verzoeker 2] are allowed to sign an application for a Dutch passport.12. I will not be involved in the upbringings of [minderjarige] . She has nothing to expect from me as her mother. I hereby give my permission for [minderjarige] to be adopted by [verzoeker 2] . Furthermore, I have no reason or desire to attend the adoption proceeding to be conducted by the Court in Amsterdam or in any place in The Netherlands. I have no objections to the request for adoption.(…)”.
- Op 7 augustus 2022 hebben verzoekers en de draagmoeder een “Care and Custody Agreement” gesloten, welke overeenkomst is gelegaliseerd, onder meer inhoudende:
“(…)1.1 [verzoeker 2] and [verzoeker 1] shall have sole custody of the Child, namely,[minderjarige], born [geboortedag 3] , 2022 (the “Child”), and [naam 2] shall simultaneously waive all rights that she has or may in the future have to the care and custody of,
or access to, the Child, and they hereby release [naam 2] from all claims that she has
or may in the future have to the care and custody of, or access to, the Child, notwithstanding the requirement under Dutch law that [naam 2] remain on the Child’s birth certificate and be described as the legal mother of the Child.(…)”.
- Op de gelegaliseerde Canadese geboorteakte, geregistreerd op 2 augustus 2022 en afgegeven op 8 augustus 2022, staan de draagmoeder en [verzoeker 1] als ouders vermeld.
- Op 30 augustus 2022 heeft de “Superior Court of Justice”, Toronto, Ontario,
Canada, een (general) order gegeven, welke is voorzien van legalisatie,
inhoudende:
“(…)Under the Children’s Law Reform Act, Section 13,1. It is declared that the Applicant,[verzoeker 1], is the genetic father and legal parent of[minderjarige]born [geboortedag 3] , 2022 (“the Child”) and will be recognized for all purposes in law to be the father and parent of the Child; and2. It is declared that the Applicant,[naam 2], is the birth mother and parent of the Child and will be recognized for all purposes in law to be the parent of the Child.(…)”.Voormelde Affidavit van de draagmoeder is bij de “Superior Court of Justice” overgelegd.
- [minderjarige] verblijft sinds haar geboorte bij verzoekers.
- Uit een overgelegd DNA-onderzoek van Verilabs blijkt dat met een waarschijnlijkheid van meer dan 99,9% aangetoond is dat [verzoeker 1] de biologische vader is van [minderjarige] .
- De Raad heeft in zijn rapport van 13 maart 2024 de rechtbank geadviseerd om het gezag van de draagmoeder over [minderjarige] te beëindigen. De Raad adviseert het verzoek tot adoptie van [minderjarige] door [verzoeker 2] toe te wijzen.

Beoordeling

Rechtsmacht
De rechtbank heeft op grond van artikel 3 onder a van het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering (Rv) rechtsmacht om van de verzoeken kennis te nemen, nu verzoekers hun woonplaats in Nederland hebben. Dit geldt ook voor het verzoek ten aanzien van het gezag. De Nederlandse rechter is immers op grond van Nederlands recht bevoegd om te beoordelen of er van rechtswege ouderlijke verantwoordelijkheid van [verzoeker 1] over [minderjarige] is ontstaan, omdat [minderjarige] ten tijde van indiening van het verzoekschrift haar gewone verblijfplaats in Nederland had (en nog steeds heeft).
De positie van de draagmoeder
De draagmoeder kan in beginsel als belanghebbende als bedoeld in artikel 798 Rv worden aangemerkt. Zij is in eerste instantie dan ook door de rechtbank opgeroepen. De rechtbank zal de draagmoeder echter niet als belanghebbende aanmerken. Dit gelet op de hierboven vastgestelde feiten, waaronder de afgelegde verklaring van de draagmoeder waarin zij kort gezegd heeft verklaard dat zij [verzoeker 1] erkent als de juridische ouder, dat het in het belang van [minderjarige] is dat verzoekers het gezag over [minderjarige] hebben en dat zij instemt met de adoptie door [verzoeker 2] . De rechtbank zal daarom geen afschrift van de uitspraak aan de draagmoeder toesturen.
De verzoeken onder a) en b): verklaringen voor recht
Toepasselijk recht
Nu primair wordt verzocht om voor recht te verklaren dat de buitenlandse geboorteakte en buitenlandse beslissing voor erkenning in aanmerking komen en naar hun aard vatbaar zijn voor opneming in het register van de burgerlijke stand van de gemeente ’s-Gravenhage, zal de rechtbank het Nederlandse recht toepassen.
Juridisch kader
Op grond van artikel 1:26 lid 1 van het Burgerlijk Wetboek (BW) kan een ieder die daarbij een gerechtvaardigd belang heeft de rechtbank verzoeken een verklaring voor recht af te geven dat een op hem betrekking hebbende, buiten Nederland opgemaakte akte of gedane uitspraak overeenkomstig de plaatselijke voorschriften door een bevoegde instantie is opgemaakt of gedaan en naar zijn aard vatbaar is voor opneming in een Nederlands register van de burgerlijke stand.
Het belang van verzoekers is erin gelegen dat zij in Nederland als de wettige ouders van [minderjarige] zullen worden erkend en geregistreerd. Dit is een gerechtvaardigd belang zodat aan verzoekers een beroep op artikel 1:26 BW toekomt.
Uit de door de ambtenaar overgelegde brieven blijkt dat de ambtenaar zich ten aanzien van de vraag of de buiten Nederland tot stand gekomen familierechtelijke betrekkingen in Nederland erkend kunnen worden, refereert aan het oordeel van de rechtbank. De ambtenaar voert wel verweer tegen de stelling van verzoekers dat de buitenlandse geboorteakte kan worden ingeschreven in de registers van de burgerlijke stand. Dit verweer zal hieronder onder het kopje “Canadese geboorteakte en Canadese beslissing naar hun aard vatbaar voor opname in de registers van de burgerlijke stand?” worden besproken.
De rechtbank ziet aanleiding om eerst de Canadese geboorteakte te beoordelen.
Toetsing Canadese geboorteakte
Voor de vraag of de Canadese geboorteakte erkend kan worden, zal de rechtbank de in boek 10 BW geplaatste erkenningsregeling (naar analogie) toepassen op de afstammingsrechtelijke gevolgen van draagmoederschap.
In artikel 10:101 lid 1 BW is, voor zover hier van belang, de in artikel 10:100 leden 1, onder b en c, 2 en 3 BW opgenomen erkenningsregeling van overeenkomstige toepassing verklaard op buitenslands tot stand gekomen rechtsfeiten of rechtshandelingen, waarbij familierechtelijke betrekkingen zijn vastgesteld of gewijzigd, welke zijn neergelegd in een door een bevoegde instantie overeenkomstig de plaatselijke voorschriften opgemaakte akte.
Hieruit volgt dat een buitenlands tot stand gekomen rechtsfeit of rechtshandeling, waarbij familierechtelijke betrekkingen zijn vastgesteld of gewijzigd, welke zijn neergelegd in een door een bevoegde instantie overeenkomstig de plaatselijke voorschriften opgemaakte akte van rechtswege worden erkend, tenzij
- aan de rechtshandeling geen behoorlijk onderzoek of behoorlijke rechtspleging is voorafgegaan, of
- de erkenning van de rechtshandeling onverenigbaar is met de openbare orde.
De rechtbank stelt vast dat voor [minderjarige] een Canadese geboorteakte is opgemaakt, waarin [verzoeker 1] en de draagmoeder als ouders zijn opgenomen. Deze geboorteakte is gelegaliseerd.
De rechtbank stelt vast dat uit de bepalingen in de Canadese “Children’s Law Reform Act” valt op te maken dat naar het recht van Ontaria, Canada, in het kader van een draagmoederschapstraject, de draagmoeder in beginsel niet de moeder wordt van het kind, maar dat dit de beoogde ouder(s) is (zijn). In de draagmoederschapsovereenkomst is opgenomen dat de draagmoeder begrijpt dat het naar Nederlands recht van belang is dat zij na de geboorte op de geboorteakte van het kind blijft staan. Verzoekers hebben toegelicht dat zij met het oog op de stand van de jurisprudentie in draagmoederschapstrajecten op dat moment in Nederland ervoor hebben gekozen de draagmoeder op de geboorteakte te laten registreren als de moeder.
De rechtbank stelt vast dat de Canadese geboorteakte in overeenstemming met de regelgeving van Canada is opgemaakt. Niet in geschil is dat dit door een bevoegde instantie overeenkomstig de plaatselijke voorschriften is gedaan. De rechtbank heeft geen aanknopingspunten voor het oordeel dat aan deze rechtshandelingen geen behoorlijk onderzoek is voorafgegaan. Ten aanzien van deze Canadese geboorteakte gaat het om de vraag of erkenning van de uit de Canadese geboorteakte voortvloeiende afstammingsrelaties kennelijk onverenigbaar is met de openbare orde, zoals bedoeld in artikel 10:100 lid 1 sub c BW.
Openbare orde exceptie?
Uit artikel 10:101 lid 1 BW juncto artikel 10:100 lid 2 BW volgt dat de erkenning van de buitenlandse akte, ook wanneer daarbij een Nederlander betrokken is, niet wegens onverenigbaarheid met de openbare orde kan worden geweigerd op de enkele grond dat daarop een ander recht is toegepast dan uit deze titel zou zijn gevolgd. Als uitgangspunt geldt dat het enkele feit dat het van rechtswege ontstaan van een familierechtelijke betrekking tussen [minderjarige] en [verzoeker 1] niet overeenstemt met de huidige bepalingen uit het Nederlands recht, onvoldoende is om aan te nemen dat sprake is van onverenigbaarheid met de openbare orde. Van onverenigbaarheid met de openbare orde is immers slechts sprake in geval van strijdigheid met beginselen en waarden van juridische, sociale of morele aard die in de eigen rechtsorde fundamenteel worden geacht.
Uitgangspunt is dat de buitenlandse akte dient te worden erkend. Het feit dat naar het recht van Canada de draagmoeder en [verzoeker 1] , terwijl zij niet gehuwd zijn, als juridische ouders op de geboorteakte zijn geregistreerd, is onvoldoende om aan te nemen dat sprake is van onverenigbaarheid met de openbare orde.
De rechtbank acht het in het kader van de openbare-ordetoets van belang om te beoordelen of het in het buitenland gevolgde traject van draagmoederschap zorgvuldig heeft plaatsgevonden, gelet op de ingrijpende gevolgen van draagmoederschap voor de rechten en verplichtingen van zowel het kind, de draagmoeder als de wensouders in kwestie. Hierbij zijn de aanbevelingen van de Staatscommissie Herijking Ouderschap zoals opgenomen in het adviesrapport ‘Kind en ouders in de 21e eeuw’ van 7 december 2016 van belang en de door het kabinet in zijn brief van 12 juli 2019 (kamerstukken TK 2018/2019, 33836, nr. 45) geformuleerde waarborgen om het traject zorgvuldig en transparant te laten verlopen en zoveel mogelijk rechtszekerheid te bieden aan de draagmoeder, de wensouders en het kind.
Hieruit volgt dat het voor kinderen van groot belang is om te (kunnen) achterhalen uit wie zij zijn geboren, van wie zij genetisch afstammen en onder welke omstandigheden zij zijn ontstaan en geboren. Het recht van het kind om zijn of haar afstamming te kennen is een mensenrecht dat is opgenomen in artikel 7 van het Internationaal Verdrag inzake de Rechten van het Kind (IVRK).
Op grond van de overgelegde stukken komt de rechtbank tot het oordeel dat het draagmoederschapstraject dat verzoekers in Canada hebben doorlopen zorgvuldig heeft plaatsgevonden. Voor het traject van [minderjarige] hebben verzoekers afspraken gemaakt met de draagmoeder en eiceldonatrice. Hun namen en contactgegevens zijn bekend en zij hebben goed contact met beiden. In de overeenkomst met de eiceldonatrice is opgenomen dat partijen elkaar op de hoogte houden van hun contactgegevens, zodat [minderjarige] in de toekomst als zij wil contact kan opnemen. Voor [minderjarige] is haar volledige ontstaansgeschiedenis te achterhalen. De wensouders en de draagmoeder hebben daarnaast onafhankelijk juridisch advies ontvangen van hun eigen advocaat. Uit de overeenkomst met de draagmoeder blijkt dat zij gedurende het traject de mogelijkheid heeft gehad tot psychologische bijstand en voor haar was eveneens medische zorg geregeld.
Dit alles maakt dat de rechtbank van oordeel is dat de geboorteakte van [minderjarige] van rechtswege in Nederland kan worden erkend.
Toetsing Canadese beslissing
Ook voor de beoordeling of de uit de Canadese beslissing voortvloeiende, uit hoofde van afstamming vastgestelde, familierechtelijke rechtsbetrekkingen hier te lande van rechtswege kunnen worden erkend, zal de rechtbank de in boek 10 BW geplaatste erkenningsregeling naar analogie toepassen.
Op grond van art. 10:100 lid 1 BW wordt een in het buitenland tot stand gekomen onherroepelijke rechterlijke beslissing waarbij familierechtelijke betrekkingen uit hoofde van afstamming zijn vastgesteld of gewijzigd in Nederland van rechtswege erkend, tenzij:
a. er voor de rechtsmacht van de rechter kennelijk onvoldoende aanknoping bestond met de rechtssfeer van dat land;
b. aan die beslissing kennelijk geen behoorlijk onderzoek of behoorlijke rechtspleging is voorafgegaan, of
c. de erkenning van die beslissing kennelijk onverenigbaar is met de openbare orde.
De erkenning van de beslissing kan, ook wanneer daarbij een Nederlander betrokken is, niet wegens onverenigbaarheid met de openbare orde worden geweigerd op de enkele grond dat daarop een ander recht is toegepast dan uit deze titel zou zijn gevolgd (lid 2).
Uitgangspunt van de wet is dat de Canadese beslissing waarbij familierechtelijke betrekkingen uit hoofde van afstamming zijn vastgesteld, wordt erkend. Dit is slechts anders indien er voor de rechtsmacht van de rechter kennelijk onvoldoende aanknoping bestond met de rechtssfeer van dat land, aan de beslissing geen behoorlijk onderzoek of behoorlijke rechtspleging is voorafgegaan of de erkenning van de beslissing onverenigbaar is met de openbare orde.
De rechtbank is gelet op de Canadese beslissing van oordeel dat sprake is geweest van behoorlijk onderzoek en rechtspleging. Nu het draagmoederschap in Canada heeft plaatsgevonden en de draagmoeder daar woonachtig is, kan niet worden geoordeeld dat er voor de rechtsmacht van de Canadese rechter kennelijk onvoldoende aanknoping bestond. Ook ten aanzien van de Canadese beslissing gaat het om de vraag of de openbare orde zich verzet tegen erkenning van de in het buitenland tot stand gekomen familierechtelijke betrekkingen.
Openbare orde exceptie
Uit dat wat hiervoor is overwogen, blijkt dat het afgelegde draagmoederschapstraject met de nodige zorgvuldigheidseisen is omkleed, dat de afstammingsrelatie voor [minderjarige] herleidbaar is en dat hiermee voldoende is voorzien in het recht van het kind om haar afstamming te kennen zoals opgenomen in artikel 7 IVRK.
In de Canadese beslissing van 30 augustus 2022 is op grond van de wetgeving van Canada het volgende vastgesteld:
“(…)Under the Children’s Law Reform Act, Section 13,1. It is declared that the Applicant,[verzoeker 1], is the genetic father and legal parent of[minderjarige]born [geboortedag 3] , 2022 (“the Child”) and will be recognized for all purposes in law to be the father and parent of the Child; and2. It is declared that the Applicant,[naam 2], is the birth mother and parent of the Child and will be recognized for all purposes in law to be the parent of the Child.(…)”.
De rechtbank kwalificeert deze Canadese beslissing als een bevestiging van het ouderschap van [verzoeker 1] , met gezagsrechten en een vaststelling van het ouderschap van de draagmoeder. Het bevestigt de afstammingsrelatie zoals in de geboorteakte is geregistreerd. Voor wat betreft het gezag verwijst de rechtbank naar dat wat zij hieronder onder het kopje “verzoek onder e): het gezag” heeft overwogen.
In het kader van de openbare orde overweegt de rechtbank dat uit de jurisprudentie van het Europees Hof voor de Rechten van de Mens (EHRM) in de zaak Mennesson v. France (no. 65192/11, ECHR 185, 2014) en de ‘advisory opinion’ van het EHRM van 10 april 2019 (no. P16-2018-001) blijkt dat het EHRM het in het belang van het kind acht dat hij een juridische afstammingsband heeft met de personen die hem verzorgen en opvoeden, ook indien tussen hen geen genetische band bestaat. Daarbij acht het EHRM het in het belang van het kind dat de periode vanaf de geboorte van het kind totdat de juridische band met de wensouders is gevestigd, zo kort mogelijk is, zodat het kind minder lang in een onzekere positie verkeert, waarbij omstandigheden als (rechtmatig) verblijf bij de wensouders, nationaliteit en erfrecht een rol kunnen spelen.
De rechtbank is dan ook van oordeel dat zij door erkenning van de buitenlandse geboorteakte en rechtelijke beslissing handelt naar dat wat het EHRM in dit soort zaken van een lidstaat verlangt. Immers, door erkenning van de buitenlandse geboorteakte en rechterlijke beslissing wordt de juridische band van [verzoeker 1] met [minderjarige] erkend.
De rechtbank komt tot het oordeel dat de Canadese beslissing in Nederland kan worden erkend.
Zijn de Canadese geboorteakte en Canadese rechterlijke beslissing naar hun aard vatbaar voor opname in de registers van de burgerlijke stand?
De rechtbank stelt vast dat niet in geschil is dat de Canadese beslissing overeenkomstig de plaatselijke voorschriften door een bevoegde instantie is opgemaakt of gedaan en dat de daarin neergelegde familierechtelijke betrekkingen naar hun aard in zijn algemeenheid vatbaar zijn voor opname in een Nederlands register van de burgerlijke stand.
De ambtenaar stelt zich op het standpunt dat de geboorteakte naar zijn aard niet vatbaar is voor opneming in het register van de burgerlijke stand van ’s-Gravenhage. De ambtenaar geeft aan dat uit de geboorteakte niet blijkt op welke wijze het ouderschap met [verzoeker 1] tot stand is gekomen. [verzoeker 1] en de draagmoeder zijn ten tijde van de geboorte niet met elkaar gehuwd en er is geen sprake van een geregistreerd partnerschap. Het kind is ook niet als ongeboren vrucht door [verzoeker 1] erkend. De ambtenaar verwijst in dit kader naar een uitspraak van het Gerechtshof Den Haag van 26 juli 2023, ECLI:NL:GHDHA:2023:1399.
Volgens de ambtenaar moeten de geboortegegevens van het kind worden vastgesteld en kan als latere vermelding de vaststelling van het ouderschap, zoals voortvloeit uit de Canadese beslissing, worden toegevoegd.
De rechtbank volgt het standpunt van de ambtenaar niet en overweegt als volgt.
Het Gerechtshof Den Haag overweegt in de door de ambtenaar genoemde uitspraak onder meer dat het in het belang van de minderjarige is dat alle stappen die zijn gezet binnen het draagmoederschapstraject tot uitdrukking komen in de Nederlandse registers, zodat deze op latere leeftijd voor het kind kenbaar zijn. Het is de rechtbank ambtshalve bekend dat bij inschrijving van een buitenlandse geboorteakte alle stappen die zijn gezet binnen het draagmoederschapstraject ook tot uitdrukking komen in de Nederlandse registers, zodat deze stappen voor de kinderen op latere leeftijd kenbaar zijn. Zo wordt melding gemaakt van de buitenlandse beslissingen, maar ook van de onderhavige beslissing van de Nederlandse rechtbank. Deze uitspraken worden ook bewaard door de rechtbank, waarbij de zaken uiteindelijk worden opgenomen in het Nationaal Archief, zodat het kind inzage in de Nederlandse uitspraak kan vragen en zijn afstamming kan achterhalen, ook waar het de eiceldonatrice betreft, dus de persoon van wie het kind daadwerkelijk genetisch afstamt.
De rechtbank is derhalve van oordeel dat juist bij inschrijving van de buitenlandse geboorteakte aan het door het Gerechtshof genoemde bezwaar tegemoet wordt gekomen. Immers, bij inschrijving van een buitenlandse geboorteakte kunnen alle stappen die zijn gezet in het draagmoederschapstraject door het betreffende kind worden achterhaald. De in dat kader op te maken Nederlandse akte van inschrijving vermeldt ook de buitenlandse beslissing die mede aan de in te schrijven akte ten grondslag ligt alsmede de Nederlandse beschikking waarbij die inschrijving is gelast. Daarmee worden de door het Gerechtshof geuite zorgen weggenomen.
Uit het voorgaande volgt dat de verzochte verklaringen onder a) en b) worden toegewezen.
Het verzoek onder d): inschrijving van de buitenlandse geboorteakte in een Nederlands register van de burgerlijke stand
Verzoekers verzoeken de inschrijving van de Canadese geboorteakte te gelasten in het register van geboorten van de gemeente ’s-Gravenhage.
Toepasselijk recht
Nu wordt verzocht de ambtenaar te gelasten de Canadese geboorteakte in te schrijven in het Nederlandse register van geboorten, zal de rechtbank het Nederlandse recht toepassen.
Juridisch kader
Op grond van artikel 1:26b BW in samenhang gelezen met artikel 1:25 lid 1 BW kan de rechtbank de inschrijving gelasten van een buiten Nederland overeenkomstig de plaatselijke voorschriften door een bevoegde instantie opgemaakte akte van geboorte in het register van geboorten van de gemeente ’s-Gravenhage, indien de akte een persoon betreft die op het ogenblik van het verzoek Nederlander is.
De rechtbank stelt vast dat in het voorgaande is vastgesteld dat de Canadese geboorteakte van [minderjarige] en de Canadese beslissing in Nederland kunnen worden erkend. Daarmee worden de familierechtelijke betrekkingen tussen [verzoeker 1] en [minderjarige] erkend. Dit betekent dat op grond van de Canadese geboorteakte en Canadese beslissing [verzoeker 1] de juridische ouder van [minderjarige] is. Daarmee stamt [minderjarige] af van een Nederlandse ouder, zodat zij de Nederlandse nationaliteit aan [verzoeker 1] ontleent. Hiermee wordt voldaan aan de voorwaarde voor inschrijving van de geboorteakte in het Nederlandse register.
De rechtbank zal dit verzoek dan ook toewijzen.
De rechtbank overweegt overigens dat zij er van uitgaat dat de ambtenaar op de in te schrijven geboorteakte een latere vermelding zal maken van de Canadese beslissing, welke beslissing valt aan te merken als een beslissing die overeenkomt met een Nederlandse rechterlijke uitspraak zoals bedoeld in artikel 1:20 BW. Verzoekers hebben hiertoe geen verzoek gedaan, maar de ambtenaar kan dit op grond van artikel 1:20b BW ambtshalve doen. Nu de Canadese beslissing wordt erkend in Nederland dient een latere vermelding op de nog in te schrijven Canadese geboorteakte te worden gemaakt. Door deze Canadese beslissing op de geboorteakte te vermelden kan [minderjarige] de stappen die zijn gezet in het tot stand komen van haar afstamming herleiden.
Uit het voorgaande volgt dat de rechtbank niet meer toekomt aan het verzoek onder c) tot vaststelling van de geboortegegevens.
Het verzoek onder e): het gezag
Verzoekers verzoeken primair vast te stellen dat [verzoeker 1] het eenhoofdig gezag uitoefent, subsidiair verzoeken zij [verzoeker 1] te belasten met het eenhoofdig gezag over [minderjarige] , met – indien van toepassing – beëindiging van het gezag van de draagmoeder. De rechtbank begrijpt het verzoek van verzoekers in die zin dat zij primair verzoeken voor recht te verklaren dat [verzoeker 1] het eenhoofdig gezag over [minderjarige] uitoefent.
Toepasselijk recht
Nederland is partij bij het Verdrag inzake de bevoegdheid, het toepasselijke recht, de erkenning, de tenuitvoerlegging en de samenwerking op het gebied van ouderlijke verantwoordelijkheid en maatregelen ter bescherming van kinderen 1996 (HKBV 1996). Canada is geen partij bij dat Verdrag. Op grond van het bepaalde in artikel 16 en 20 van het HKBV 1996 wordt het van rechtswege ontstaan of tenietgaan van ouderlijke verantwoordelijkheid beheerst door het recht van de staat van de gewone verblijfplaats van het kind, ook als het daardoor aangewezen recht het recht is van een staat die niet een Verdragsluitende Staat is, zoals in dit geval Canada.
Gelet op de erkenning van de hierboven bedoelde Canadese geboorteakte en rechterlijke beslissing, staat vast dat [verzoeker 1] de ouder is van [minderjarige] . De vraag die moet worden beantwoord is of [verzoeker 1] op het moment van, dan wel in de periode na, de geboorte van [minderjarige] van rechtswege met de ouderlijke verantwoordelijkheid is belast. De rechtbank moet dus vaststellen wat de gewone verblijfplaats van [minderjarige] was ten tijde van haar geboorte.
Hoewel verzoekers, de ouders van [minderjarige] , ten tijde van de geboorte van [minderjarige] in Nederland woonden, is de rechtbank van oordeel dat de gewone verblijfplaats van [minderjarige] in de eerste weken na de geboorte van [minderjarige] in Canada was. Naast haar fysieke aanwezigheid in Canada op het moment van haar geboorte, geldt immers dat het draagmoederschapstraject zich volledig in Canada heeft afgespeeld, zij geboren is uit een Canadese vrouw, verzoekers op dat moment ook in Canada waren en zij samen met [minderjarige] na haar geboorte ook enige tijd in Canada zijn gebleven.
Omdat de gewone verblijfplaats van [minderjarige] ten tijde van haar geboorte in die periode in Canada was, dient de vraag of [verzoeker 1] op het moment van of in de eerste weken na de geboorte van [minderjarige] van rechtswege met de ouderlijke verantwoordelijkheid is belast, te worden beantwoord naar Canadees recht.
Inhoudelijke beoordeling
Zoals hiervoor al overwogen valt uit de bepalingen in de Canadese “Children’s Law Reform Act” op te maken dat naar het recht van Ontario, Canada, in het kader van een draagmoederschapstraject de draagmoeder in beginsel niet de moeder wordt van het kind, maar dat dit de beoogde ouder(s) is(zijn). De draagmoeder heeft in ieder geval na zeven dagen na de geboorte van het kind geen ouderlijke rechten en plichten meer. Deze ouderlijke rechten en plichten komen te liggen bij de beoogde ouder(s). In de draagmoederschapsovereenkomst hebben verzoekers en de draagmoeder hierover afspraken gemaakt. Verzoekers en de draagmoeder hebben daarnaast op 7 augustus 2022 een “Care and Custody Agreement” gesloten, welke overeenkomst is gelegaliseerd, en samengevat onder meer inhoudt dat:
“(…)
1.1
[verzoeker 2] and [verzoeker 1] shall have sole custody of the Child, namely, Benthe Emily LEUSINK, born July 26, 2022 (the “Child”), and Alexis shall simultaneously waive all rights that she has or may in the future have to the care and custody of, or access to, the Child, and they hereby release Alexis from all claims that she has or may in the future have to the care and custody of, or access to, the Child, notwithstanding the requirement under Dutch law that Alexis remain on the Child’s birth certificate and be described as the legal mother of the Child. (…)”.Een en ander wordt nog door de draagmoeder bevestigd in de door haar afgelegde “Affidavit”. De rechtbank is dan ook van oordeel dat [verzoeker 1] na de geboorte van [minderjarige] naar het recht van Ontario, Canada, als juridisch ouder van rechtswege is belast met het ouderlijk gezag over [minderjarige] .
Op 30 augustus 2022 heeft de “Superior Court of Justice”, Ontario, Canada, een (general) order gegeven, welke is voorzien van legalisatie, inhoudende dat bepaald is dat [verzoeker 1] de
“genetic father enlegalparent”van [minderjarige] is en dat de draagmoeder de
“birth mother and parent”van [minderjarige] is. Deze beslissing is na de voornoemde periode van zeven dagen gegeven. In deze beslissing is [verzoeker 1] – anders dan de draagmoeder – als
legalparent aangemerkt. De rechtbank houdt het er dan ook voor – gelet op de inhoud van het recht van Ontario, Canada – dat deze beslissing bevestigt dat [verzoeker 1] juridisch gezien ouderlijke rechten en verplichtingen over [minderjarige] heeft. Naar het oordeel van de rechtbank is de draagmoeder bij deze beslissing niet alsnog met ouderlijke rechten en verplichtingen over [minderjarige] belast.
Vanwege het bepaalde in artikel 16 lid 3 HKBV 1996 is het gezag van [verzoeker 1] in stand gebleven na de wijziging van de gewone verblijfplaats van [minderjarige] naar Nederland. De rechtbank zal het verzoek om vast te stellen dat [verzoeker 1] het eenhoofdig gezag over [minderjarige] heeft dan ook toewijzen.
Het verzoek onder f): adoptie
Verzoekers verzoeken de adoptie van [minderjarige] door [verzoeker 2] uit te spreken, met beëindiging van de familierechtelijke betrekkingen tussen [minderjarige] en de draagmoeder en met behoud van de familierechtelijke betrekkingen van [minderjarige] met [verzoeker 1] .
Toepasselijk recht op adoptie
Op grond van artikel 10:105 BW is op het verzoek het Nederlandse recht van toepassing.
De vraag welke betekenis toekomt aan de toestemming van de ouders van het kind wordt in beginsel beantwoord naar de regels die het nationale recht van het kind daarvoor bevat, in dit geval het recht van Canada.
Juridisch kader Nederlandse adoptie
In dit geval is sprake van een adoptie door de partner van de ouder. De artikelen 1:227 en 1:228 BW zijn van toepassing.
De rechtbank stelt vast dat verzoekers meer dan drie jaar samenwonen en dat zij [minderjarige] meer dan een jaar gezamenlijk verzorgen en opvoeden. [minderjarige] is ongeveer tweeënhalf jaar en verblijft sinds haar geboorte op [geboortedag 3] 2022 bij verzoekers.
De rechtbank stelt vast dat uit de Canadese beslissing volgt dat de draagmoeder en [verzoeker 1] de ouders zijn van [minderjarige] . De toestemming van de draagmoeder voor adoptie is dan nodig. Uit de overgelegde “Affidavit” van de draagmoeder en uit de “Care and Custody Agreement” blijkt dat zij het in het belang acht dat verzoekers als enigen het wettelijke ouderlijk gezag over [minderjarige] hebben en dat zij niet juridisch ouder van het kind wenst te zijn. Zij heeft toestemming gegeven dat [minderjarige] door [verzoeker 2] wordt geadopteerd.
Verzoekers en de draagmoeder hebben ook een draagmoederschapsovereenkomst getekend en daaruit blijkt ook dat de draagmoeder geen ouderschapsrechten en plichten ten aanzien van het kind wil hebben. De rechtbank stelt dan ook vast dat de benodigde toestemming voor adoptie aanwezig is.
De Raad heeft in zijn rapport van 13 maart 2024 positief geadviseerd ten aanzien van de adoptie van [minderjarige] door [verzoeker 2] . Zoals hierboven is overwogen, heeft de draagmoeder geen gezag over [minderjarige] . Aan het advies van de Raad om het gezag van de draagmoeder te beëindigen, gaat de rechtbank om die reden voorbij.
Nu aan de overige vereisten van de artikelen 1:227 en 1:228 BW eveneens is voldaan, zal de rechtbank het verzoek tot adoptie in het belang van [minderjarige] toewijzen.
De rechtbank overweegt dat door de adoptie de familierechtelijke betrekking tussen de draagmoeder en [minderjarige] op grond van artikel 1:229 lid 2 BW wordt verbroken. [verzoeker 2] zal, wanneer de uitspraak over de adoptie onherroepelijk is geworden, eveneens juridisch ouder zijn. Uit artikel 1:229 lid 3 BW volgt dat de familierechtelijke betrekking tussen de geadopteerde en zijn ouder en diens bloedverwanten blijft bestaan, indien de echtgenoot, geregistreerde partner of andere levensgezel van die ouder het kind adopteert.
Het verzoek onder g) het gelasten van de ambtenaar
Verzoekers verzoeken de ambtenaar te gelasten een (latere) vermelding van de adoptie aan de geboorteakte toe te voegen.
De rechtbank wijst dit verzoek wegens gebrek aan belang af. Immers, op grond van artikel 1:20, lid 1 onder a, BW vloeit dit reeds voort uit de wet.
Het verzoek onder h) gezagsregister
Verzoekers verzoeken te verstaan dan wel te overwegen dat verzoekers door de adoptie het gezamenlijk gezag over [minderjarige] zullen uitoefenen en de griffier opdracht te geven deze beslissing op te nemen in het gezagsregister.
Verzoekers hebben op de zitting benadrukt dat zij het belangrijk vinden dat er een aantekening komt in het gezagsregister, zodat zij daarmee aan een ieder kunnen aantonen dat zij gezamenlijk gezag over [minderjarige] hebben.
Vanaf het moment dat de adoptie onherroepelijk is geworden, zullen verzoekers, nu zij met elkaar gehuwd zijn, beiden van rechtswege het gezag uitoefenen over [minderjarige] . De rechtbank begrijpt het door hen gedane verzoek als een verklaring voor recht en zal dit toewijzen.
De rechtbank zal in verband met het bepaalde in artikel 2 aanhef en onder sub m van het Besluit gezagsregisters bepalen dat de griffier, wanneer deze uitspraak in kracht van gewijsde is gegaan, een afschrift van deze beschikking zal doen toekomen aan het gezagsregister om daarin aantekening te doen van deze beschikking.

Beslissing

De rechtbank:
*
verklaart voor recht dat de Canadese geboorteakte van [minderjarige] , geboren op [geboortedag 3] 2022 te [geboorteplaats 1] , Ontario, Canada, waarop verzoeker [verzoeker 1] als ouder wordt vermeld, van rechtswege in Nederland wordt erkend en naar zijn aard vatbaar is voor opneming in het register van de burgerlijke stand van de gemeente ’s-Gravenhage;
*
verklaart voor recht dat de beslissing van de “Superior Court of Justice, Ontario, Canada” van 30 augustus 2022, waarbij familierechtelijke betrekkingen uit hoofde van afstamming tussen verzoeker [verzoeker 1] en [minderjarige] en de draagmoeder en [minderjarige] zijn vastgesteld van rechtswege in Nederland wordt erkend en naar zijn aard vatbaar is voor opneming in een Nederlands register van de burgerlijke stand;
*
gelast de inschrijving in het register van geboorten van de gemeente ’s-Gravenhage van de door de bevoegde instantie overeenkomstig de plaatselijke voorschriften in Ontario, Canada, opgemaakte geboorteakte van:
- [minderjarige] , geboren op [geboortedag 3] 2022 te [geboorteplaats 1] , Ontario, Canada, Registration number 2022-05-071001, opgemaakt op 2 augustus 2022;
waarvan een fotokopie aan deze beschikking is gehecht;
*
verklaart voor recht dat [verzoeker 1] belast is met het eenhoofdig gezag over [minderjarige] ;
*
spreekt uit de adoptie van:
[minderjarige] , geboren op [geboortedag 3] 2022 te [geboorteplaats 1] , Ontario, Canada,
door [verzoeker 2] , geboren op [geboortedag 4] 1993 te [geboorteplaats 2] ;
*
verklaart voor recht dat de familierechtelijke betrekking tussen [verzoeker 1] en [minderjarige] in stand blijft na adoptie door [verzoeker 2] , wat betekent dat vanaf het moment dat de adoptie onherroepelijk is geworden verzoekers gezamenlijk het gezag over [minderjarige] zullen uitoefenen;
*
bepaalt dat de griffier, wanneer deze uitspraak in kracht van gewijsde is gegaan, een afschrift van deze beschikking zal doen toekomen aan het gezagsregister, om daarin aantekening te doen van de adoptiebeslissing en de daaruit volgende conclusie dat verzoekers gezamenlijk het gezag over [minderjarige] uitoefenen.
*
wijst af het meer of anders verzochte.
Deze beschikking is gegeven door mrs. A.M.M. Vingerling, C.S.F. de Nijs en
K.M. Crooij-Heins, rechters, bijgestaan door mr. M.T.E. Krijger-van Huut als griffier en uitgesproken ter openbare terechtzitting van 6 februari 2025.