ECLI:NL:RBDHA:2025:3810

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
12 maart 2025
Publicatiedatum
12 maart 2025
Zaaknummer
NL24.14329
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Intrekking verblijfsvergunning en wijziging verblijfsdoel bij huiselijk geweld

In deze zaak heeft de Rechtbank Den Haag op 12 maart 2025 uitspraak gedaan in een geschil tussen een eiseres en de minister van Asiel en Migratie. De eiseres, een Marokkaanse vrouw, had een verblijfsvergunning voor bepaalde tijd op basis van verblijf bij haar partner. Deze vergunning werd door de minister ingetrokken met terugwerkende kracht vanaf 1 oktober 2021, omdat de relatie met de partner was verbroken. De eiseres had verzocht om wijziging van het verblijfsdoel naar 'humanitair niet-tijdelijk', omdat zij stelde slachtoffer te zijn van huiselijk geweld. De rechtbank heeft het beroep van de eiseres ongegrond verklaard, omdat zij niet voldoende bewijs had geleverd dat het huiselijk geweld had geleid tot de verbreking van de relatie. De rechtbank oordeelde dat de minister terecht had aangenomen dat de relatie per 1 oktober 2021 was beëindigd, op basis van de verklaring van de partner. De rechtbank concludeerde dat de eiseres niet voldeed aan de voorwaarden voor de verblijfsvergunning en dat de intrekking van de vergunning en de afwijzing van de wijziging naar humanitaire gronden terecht waren. De rechtbank heeft ook overwogen dat de eiseres niet aannemelijk had gemaakt dat zij niet veilig terug kon keren naar Marokko. De uitspraak benadrukt de noodzaak van bewijs bij claims van huiselijk geweld en de voorwaarden voor verblijfsvergunningen onder de Vreemdelingenwet.

Uitspraak

RECHTBANK DEN HAAG

Zittingsplaats Middelburg
Bestuursrecht
zaaknummer: NL24.14329

uitspraak van de enkelvoudige kamer in de zaak tussen

[eiseres], eiseres,

V-nummer: [V-nummer],
(gemachtigde: mr. I. Petkovski),
en

de minister van Asiel en Migratie, verweerder,

(gemachtigde: mr. J. Vreijsen).

Procesverloop

Bij besluit van 8 december 2022 (het primaire besluit) heeft verweerder de aan eiseres verleende verblijfsvergunning regulier voor bepaalde tijd onder de beperking ‘verblijf als familie- of gezinslid bij [naam]’ ingetrokken met terugwerkende kracht vanaf 1 oktober 2021. Ook is haar aanvraag om het verblijfsdoel van de aan haar verleende verblijfsvergunning te wijzigen in ‘humanitair niet-tijdelijk’ afgewezen.
Bij besluit van 6 maart 2024 (het bestreden besluit) heeft verweerder het daartegen gerichte bezwaar ongegrond verklaard.
Eiseres heeft tegen het bestreden besluit beroep ingesteld.
De rechtbank heeft het beroep op 13 februari 2025 op zitting behandeld in Breda. Partijen hebben zich laten vertegenwoordigen door hun gemachtigden.

Overwegingen

1. Eiseres is geboren op [datum] 1995 en heeft de Marokkaanse nationaliteit. Zij is op 29 september 2020 in het bezit gesteld van een reguliere verblijfsvergunning voor verblijf bij referent, haar toenmalige echtgenoot. Op 17 oktober 2021 heeft referent verweerder meegedeeld dat de relatie tussen hen is verbroken sinds 1 oktober 2021. Op 9 augustus 2022 heeft eiseres een aanvraag ingediend voor het wijzigen van het doel van haar verblijfsvergunning in ‘humanitair niet-tijdelijk. Zij stelt dat zij slachtoffer is van huiselijk geweld.
2. Verweerder heeft de verblijfsvergunning regulier voor bepaalde tijd van eiseres met als doel ‘verblijf als familie- of gezinslid bij [naam]’ ingetrokken met ingang van 1 oktober 2021. Verweerder gaat daarbij uit van de verklaring van referent dat de relatie is verbroken sinds die datum. Gelet hierop overweegt verweerder dat niet langer wordt voldaan aan de beperking waaronder de verblijfsvergunning is verleend. Verder heeft verweerder de nieuwe aanvraag afgewezen, omdat eiseres niet heeft aangetoond dat het gestelde huiselijk geweld heeft geleid tot de feitelijke verbreking van de relatie met referent. Eiseres heeft namelijk niet aannemelijk gemaakt dat sprake is geweest van huiselijk geweld. Tot slot stelt verweerder dat de weigering om aan eiseres verblijf toe te staan, niet in strijd is met het recht op respect voor haar privéleven, zoals gewaarborgd door artikel 8 van het EVRM. [1]
3. Eiseres stelt in beroep dat voor de verbreking van een relatie moet worden uitgegaan van de feitelijke situatie, welke anders is dan referent schetst in zijn brief. Hij kan immers uit wraak of haat gehandeld hebben. Het einde van een relatie kan dynamisch zijn. Een belangrijke indicator voor de beëindiging van een relatie is de samenwoning. Ook het indienen van een echtscheidingsverzoek is een belangrijke pijler. Daarbij mag verweerder niet miskennen dat op 10 oktober 2021 een incident heeft plaatsgevonden. Het is aannemelijk dat dit een meer relevante datum is, die niet buiten beschouwing kan worden gelaten door verweerder. Dat zij daarbij de slaande beweging en het mes niet heeft benoemd in haar aangifte komt omdat zij toen psychisch kapot was. Verder meent eiseres dat het niet naar buiten kunnen een vorm van huiselijk geweld is en verwaarlozing een vorm van psychisch geweld. Tot slot stelt eiseres dat zij een verwesterde vrouw is en als zodanig is geïntegreerd. Zij meent dat zij in aanmerking kan komen voor een vluchtelingenstatus, nu uit het arrest van het Hof van Justitie van de Europese Unie van 16 januari 2024 in de zaak C-621/21 [2] volgt dat vrouwen in hun geheel kunnen worden geacht te behoren tot een sociale groep in de zin van richtlijn 2011/95. Dit heeft verweerder ten onrechte niet betrokken in de zaak. Eiseres stelt onder verwijzing naar het arrest Ararat [3] dat de waterscheiding niet meer zo strikt is als voorheen.
De rechtbank oordeelt als volgt.
Intrekking verblijfsvergunning regulier voor bepaalde tijd
4. Uit artikel 19, in samenhang gelezen met artikel 18, eerste lid, aanhef en onder f, van de Vw [4] volgt dat verweerder een verblijfsvergunning regulier voor bepaalde tijd kan intrekken indien niet (meer) wordt voldaan aan de beperking waaronder de verblijfsvergunning is verleend. Aan eiseres was een verblijfsvergunning regulier voor bepaalde tijd verleend onder de beperking ‘verblijf als familie- of gezinslid bij referent’. Eén van de voorwaarden voor een verblijfsvergunning onder die beperking is dat er een gezinsband als bedoeld in artikel 3.14 van het Vb [5] bestaat. Een gezinsband tussen gehuwden, zoals eiseres en referent in het verleden waren, wordt door verweerder verbroken geacht als het huwelijk feitelijk of juridisch is verbroken. [6]
5. Tussen partijen is niet in geschil dat het huwelijk tussen eiseres en referent inmiddels (zowel feitelijk als juridisch) is verbroken. Ter discussie staat met ingang van welke datum de huwelijksrelatie, en daarmee de gezinsband, feitelijk is verbroken. Verweerder stelt dat de gezinsband met ingang van 1 oktober 2021 feitelijk is verbroken en eiseres stelt dat de gezinsband in ieder geval niet voor 10 oktober 2021 feitelijk is verbroken. Op die datum heeft een incident plaatsgevonden waar eiseres aangifte van heeft gedaan.
6. Referent heeft op 17 oktober 2021 een meldingsformulier bij verweerder ingediend, waarin hij heeft verklaard dat het huwelijk met eiseres met ingang van 1 oktober 2021 is verbroken. Deze verklaring is door referent niet op enig moment teruggenomen of aangepast. De rechtbank is van oordeel dat verweerder in beginsel mag uitgaan van de juistheid van deze verklaring van referent en dat het op de weg van eiseres ligt om feiten en omstandigheden aannemelijk te maken waaruit blijkt dat het anders is. Meer concreet houdt dit in dat het aan eiseres is om aannemelijk te maken dat de gezinsband met referent niet met ingang van 1 oktober 2021, maar pas later, feitelijk is verbroken.
7. Naar het oordeel van de rechtbank is eiseres er niet in geslaagd aannemelijk te maken dat de huwelijksrelatie op een later moment dan per 1 oktober 2021 feitelijk is verbroken. De rechtbank overweegt hiertoe dat eiseres haar stelling dat zij tussen 1 oktober 2021 en 10 oktober 2021 nog met referent heeft samengewoond niet met enig stuk heeft onderbouwd. Deze stelling is op zichzelf onvoldoende om aan te nemen dat de huwelijksrelatie na 1 oktober 2021 nog feitelijk heeft voortgeduurd. Dit geldt te meer nu verweerder ter zitting een beroep heeft gedaan op een intern politierapport, waaruit blijkt dat referent op 13 oktober 2021 bij de politie heeft verklaard dat hij de twee weken voorafgaand aan het incident op 10 oktober 2021 al bij zijn ouders verbleef. De rechtbank is van oordeel dat verweerder het politiedossier bij de beoordeling mocht betrekken. Verweerder mag het dossier niet zelf verstrekken aan eiseres, maar het staat haar vrij om een beroep te doen op het inzagerecht over de verwerking van de betreffende persoonsgegevens.
8. Verder blijkt uit het dossier dat referent in oktober 2021 een echtscheiding heeft aangevraagd bij de rechtbank. De omstandigheid dat het echtscheidingsverzoek zo snel na het meldingsformulier is ingediend, ondersteunt naar het oordeel van de rechtbank het standpunt van verweerder dat de huwelijksrelatie per 1 oktober 2021 feitelijk is geëindigd.
9. Gelet op het voorgaande is verweerder er naar het oordeel van de rechtbank terecht van uitgegaan dat de gezinsband tussen eiseres en referent met ingang van 1 oktober 2021 is verbroken. Dit betekent, in aanmerking genomen de artikelen 3.13 en 3.14 van het Vb en paragraaf B7/3.1.5. van de Vc, dat verweerder terecht het standpunt heeft ingenomen dat eiseres met ingang van die datum niet meer voldoet aan de voorwaarden van de beperking waaronder haar verblijfsvergunning is verleend. Verweerder heeft dan ook, gelet op artikel 19 in verbinding met artikel 18, eerste lid, aanhef en onder f, van de Vw en paragrafen B1/6.2. en B1/6.3. van de Vc, terecht de verblijfsvergunning van eiseres met terugwerkende kracht per 1 oktober 2021 ingetrokken.
Wijziging verblijfsdoel naar niet-tijdelijke humanitaire gronden
10. Een verblijfsvergunning op humanitaire niet-tijdelijke gronden kan op grond van paragraaf B9/11 van de Vc onder meer worden verleend als er sprake is van aantoonbaar ondervonden (seksueel) geweld binnen de familie. Verweerder neemt dan aan dat sprake is van bijzondere individuele omstandigheden op grond waarvan de vreemdeling blijvend op verblijf in Nederland is aangewezen. De vreemdeling moet aantonen dat huiselijk geweld binnen de familie heeft geleid tot de feitelijke verbreking van de (huwelijks)relatie.
11. Volgens paragraaf B9/20.2 van de Vc accepteert verweerder als bewijsmiddel van huiselijk geweld recente bescheiden van de politie, waarbij bij de politie aannemelijk gemaakt moet zijn dat het huiselijk geweld heeft plaatsgevonden, of een recente verklaring van de politie of het OM dat het OM ambtshalve vervolging tegen de dader heeft ingesteld. En dat in combinatie met recente medische informatie van de (vertrouwens)arts of een recente verklaring van een andere hulpverlener of recente gegevens over verblijf in de opvang of andere objectieve gegevens uit betrouwbare bron, waaruit voldoende moet blijken dat het huiselijk geweld heeft plaatsgevonden.
12. De rechtbank is van oordeel dat verweerder zich terecht op het standpunt heeft gesteld dat eiseres niet aannemelijk heeft gemaakt dat zij slachtoffer is geworden van huiselijk geweld wat heeft geleid tot de feitelijke verbreking van de relatie. Eiseres heeft namelijk geen van de volgens het beleid (paragraaf B9/20.2. van de Vc) vereiste stukken van de politie overgelegd op grond waarvan aannemelijk kan worden gemaakt dat er huiselijk geweld heeft plaatsgevonden
.
13. Eiseres heeft weliswaar aangifte gedaan van een incident waarbij zij is vastgepakt door referent, dat heeft plaatsgevonden op 10 oktober 2021. Dit gestelde incident heeft plaatsgevonden nadat de relatie met referent feitelijk was verbroken, zoals eerder vastgesteld. Verweerder heeft dan ook terecht overwogen dat dit incident niet heeft geleid tot de verbreking van de relatie, waardoor dit verder buiten beschouwing blijft. Verder volgt de rechtbank verweerder in het subsidiaire standpunt dat het incident op 10 oktober 2021 ook onvoldoende is om te kunnen spreken van huiselijk geweld.
14. De overige door eiseres overgelegde medische stukken kunnen niet worden aangemerkt als ondersteunende stukken waaruit voldoende blijkt dat er huiselijk (geestelijk) geweld heeft plaatsgevonden. Eiseres heeft het medisch journaal van haar huisarts overgelegd. Uit de registratie van 30 september 2021 blijkt dat eiseres melding heeft gemaakt van fysieke klachten, van gevoelens van eenzaamheid en dat zij niet gelukkig getrouwd is. Vastgesteld kan dan ook worden dat eiseres bij de huisarts heeft gesproken over haar huwelijksproblemen met referent. Echter bevat deze melding geen concrete informatie om te kunnen concluderen dat sprake is geweest van een situatie van geestelijk dan wel fysiek geweld door referent.
15. Uit de door eiseres overgelegde verklaring van Emergis blijkt dat eiseres sinds 10 december 2021 in behandeling is. Zij is gediagnosticeerd met een posttraumatische stressstoornis (PTSS) en een depressieve stoornis. De psycholoog heeft verklaard dat zij wordt behandeld voor PTSS-klachten die zij heeft ontwikkeld naar aanleiding van de gebeurtenissen binnen de interactie met haar ex-partner, maar uit deze informatie kan niet worden opgemaakt dat sprake is geweest van huiselijk geweld door referent.
16. Gelet op het voorgaande slagen de door eiseres aangevoerde beroepsgronden over de afwijzing van de aanvraag om het verblijfsdoel van de aan haar verleende verblijfsvergunning te wijzigen in ‘humanitair niet-tijdelijk’ niet.
Terugkeer naar Marokko
17. Voor wat betreft de vrees van eiseres voor problemen met de gemeenschap bij terugkomst in Marokko, heeft eiseres niet met (objectieve) stukken onderbouwd dat zij niet kan terugkeren binnen haar gemeenschap in Marokko. Verder heeft verweerder terecht overwogen dat zij zich elders in Marokko kan vestigen. Ook kan Marokko in zijn algemeenheid als veilig land van herkomst worden beschouwd, behoudens enkele uitzonderingscategorieën. Verwesterde vrouwen behoren niet tot een uitzonderingscategorie. Voor zover eiseres een beroep doet op het arrest Ararat door te verwijzen naar de positie van verwesterde vrouwen in Marokko, heeft zij deze stelling niet nader geconcretiseerd noch met documenten onderbouwd. Op basis van het dossier en wat tijdens de zitting is besproken is niet gebleken van omstandigheden die maken dat uit het terugkeerbesluit een schending van het beginsel van non-refoulement voortvloeit.
Conclusie
18. Gelet op het voorgaande heeft verweerder de verblijfsvergunning van eiseres terecht ingetrokken per 1 oktober 2021. Verder heeft verweerder aan eiseres de verblijfsvergunning ‘humanitair niet-tijdelijk’ mogen weigeren en bepalen dat eiseres terug moet keren naar Marokko. Het beroep is ongegrond.
19. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.

Beslissing

De rechtbank verklaart het beroep ongegrond.
Deze uitspraak is gedaan op 12 maart 2025 door mr. M.L. Weerkamp, rechter, in aanwezigheid van mr. J. de Winter, griffier, en openbaar gemaakt door middel van geanonimiseerde publicatie op
www.rechtspraak.nl.
De uitspraak is bekendgemaakt op:
Bent u het niet eens met deze uitspraak?
Als u het niet eens bent met deze uitspraak, kunt u een brief sturen naar de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State waarin u uitlegt waarom u het er niet mee eens bent. Dit heet een beroepschrift. U moet dit beroepschrift indienen binnen 4 weken na de dag waarop deze uitspraak is verzonden. U ziet deze datum hierboven.

Voetnoten

1.Verdrag tot bescherming van de rechten van de mens en de fundamentele vrijheden.
2.ECLI:EU:C:2024:47.
3.Arrest van het Hof van Justitie van de Europese Unie van 17 oktober 2024, ECLI:EU:C:2024:892.
4.Vreemdelingenwet 2000.
5.Vreemdelingenbesluit 2000.
6.Zie paragraaf B7/3.1.5 van de Vreemdelingencirculaire 2000 (Vc).