Uitspraak
RECHTBANK DEN HAAG
uitspraak van de voorzieningenrechter in de zaak tussen
[verzoekster], verzoekster,
de minister van Asiel en Migratie, verweerder.
Procesverloop
Overwegingen
Beslissing
www.rechtspraak.nl.
Rechtbank Den Haag
Op 12 maart 2025 heeft de voorzieningenrechter van de Rechtbank Den Haag uitspraak gedaan in een zaak tussen een verzoekster en de minister van Asiel en Migratie. De verzoekster had een verblijfsvergunning regulier voor bepaalde tijd, die was ingetrokken met terugwerkende kracht vanaf 1 oktober 2021. Dit besluit was genomen op 8 december 2022. De verzoekster had bezwaar gemaakt tegen deze intrekking en daarnaast verzocht om wijziging van het verblijfsdoel naar 'humanitair niet-tijdelijk', maar dit werd afgewezen. Op 6 maart 2024 verklaarde de minister het bezwaar ongegrond.
De verzoekster heeft beroep ingesteld tegen het bestreden besluit en vroeg de voorzieningenrechter om een voorlopige voorziening. De voorzieningenrechter heeft op basis van artikel 8:83, derde lid, van de Algemene wet bestuursrecht uitspraak gedaan zonder zitting. Tijdens de uitspraak werd opgemerkt dat er op dezelfde dag een uitspraak was gedaan in een andere zaak (NL24.14329) die betrekking had op het beroep van de verzoekster. Hierdoor was de voorlopige voorziening niet meer nodig, en werd het verzoek afgewezen. Tevens werd er geen aanleiding gezien voor een proceskostenveroordeling.
De uitspraak is gedaan door mr. M.L. Weerkamp, in aanwezigheid van mr. J. de Winter als griffier, en is openbaar gemaakt door middel van geanonimiseerde publicatie. Tegen deze uitspraak staat geen hoger beroep of verzet open.