ECLI:NL:RBDHA:2025:3831

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
10 maart 2025
Publicatiedatum
12 maart 2025
Zaaknummer
Nl25.4514 en NL25.4515
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Procedures
  • Voorlopige voorziening
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Niet-ontvankelijkheid van herhaalde asielaanvraag van Surinaamse eiser

In deze uitspraak beoordeelt de Rechtbank Den Haag het beroep van een eiser met de Surinaamse nationaliteit tegen de niet-ontvankelijkverklaring van zijn asielaanvraag. Eiser heeft op 30 december 2024 een aanvraag ingediend voor een verblijfsvergunning asiel voor bepaalde tijd, maar deze is door de minister van Asiel en Migratie op 29 januari 2025 niet-ontvankelijk verklaard. De rechtbank heeft de zaak op 4 maart 2025 behandeld, waarbij eiser en zijn gemachtigde aanwezig waren, maar de minister geen vertegenwoordiger had gestuurd.

Eiser had eerder een asielaanvraag ingediend, die was afgewezen als kennelijk ongegrond. Bij zijn herhaalde aanvraag voegde hij nieuwe foto’s en video’s toe, die hij als nieuw bewijs aanvoerde. De rechtbank oordeelt echter dat deze nieuwe documenten niet relevant zijn, omdat ze niet afdoen aan de eerder afgewezen verklaringen van eiser. De rechtbank stelt vast dat de minister zich op goede gronden heeft beroepen op de eerdere afwijzing en dat de nieuwe bewijsstukken niet substantieel zijn.

De rechtbank concludeert dat de minister de aanvraag van eiser terecht niet-ontvankelijk heeft verklaard. Het beroep van eiser wordt ongegrond verklaard en het verzoek om een voorlopige voorziening wordt afgewezen. Eiser krijgt geen proceskostenvergoeding. De uitspraak is openbaar gemaakt en er is informatie gegeven over de mogelijkheid van hoger beroep.

Uitspraak

RECHTBANK DEN HAAG
Bestuursrecht
zaaknummers: NL25.4514 en NL25.4515
uitspraak van de enkelvoudige kamer en de voorzieningenrechter in de zaak tussen
[eiser], V-nummer: [v-nummer] , eiser/verzoeker (hierna: eiser)
(gemachtigde: mr. R.W.J.L. Loonen),
en

de minister van Asiel en Migratie, verweerder.

Inleiding

1. In deze uitspraak beoordeelt de rechtbank het beroep van eiser tegen de niet-ontvankelijkverklaring van zijn asielaanvraag en beoordeelt de voorzieningenrechter het verzoek om een voorlopige voorziening van eiser. Eiser heeft de Surinaamse nationaliteit en is geboren op [geboortedatum] 1996. Hij heeft op 30 december 2024 een aanvraag tot het verlenen van een verblijfsvergunning asiel voor bepaalde tijd ingediend. Verweerder heeft met het bestreden besluit van 29 januari 2025 deze aanvraag in de algemene procedure niet-ontvankelijk verklaard.
1.1.
De rechtbank heeft beroep en het verzoek om een voorlopige voorziening op
4 maart 2025 op zitting behandeld. Hieraan hebben deelgenomen: eiser en de gemachtigde van eiser. Namens verweerder is met voorafgaand bericht geen gemachtigde verschenen.

Beoordeling door de rechtbank

Waar gaat deze zaak over?
2. Eiser heeft eerder een aanvraag om een verblijfsvergunning asiel voor bepaalde tijd ingediend. Aan deze aanvraag heeft eiser ten grondslag gelegd dat hij vreest om vermoord te worden door de president van Suriname. Verweerder heeft deze aanvraag bij besluit van 28 oktober 2024 afgewezen als kennelijk ongegrond. Dit besluit staat in rechte vast.
2.1.
Op 30 december 2024 heeft eiser opnieuw een aanvraag om een verblijfsvergunning asiel voor bepaalde tijd ingediend. Die aanvraag ligt ten grondslag aan het nu bestreden besluit. Eiser heeft aan deze aanvraag hetzelfde asielmotief ten grondslag gelegd als aan zijn eerste aanvraag. Verweerder heeft eisers aanvraag niet-ontvankelijk verklaard omdat er sprake is van een opvolgende aanvraag waar eiser geen nieuwe elementen of bevindingen aan ten grondslag heeft gelegd. [1] Verweerder heeft dit gedaan met verwijzing naar het onder 2 genoemde besluit.
Waarom is eiser het niet eens met het bestreden besluit?
3. Eiser is het niet eens met het bestreden besluit en voert – kort samengevat – het volgende aan. Eiser heeft bij de herhaalde asielaanvraag nieuwe foto’s en video’s aangeleverd die moeten worden aangemerkt als nieuw bewijs, omdat ze extra context bieden die eisers eerdere verklaringen ondersteunen. De aanvraag van eiser moet daarom opnieuw beoordeeld worden. Verweerder legt een onredelijk hoge ontvankelijkheidsdrempel en een zeer strenge bewijslast neer bij eiser door te stellen dat de beelden moeten laten zien welke specifieke activiteiten eiser voor de president verrichtte. Verder is het besluit onvoldoende gemotiveerd omdat verweerder zich grotendeels baseert op de onderbouwing van de eerdere afwijzende beslissing. Ook heeft verweerder het zorgvuldigheidsbeginsel [2] geschonden door de nieuwe bewijsstukken niet mee te wegen in de beoordeling. Tot slot heeft verweerder niet voldaan aan de samenwerkingsplicht [3] door onvoldoende actief mee te werken om de feiten en omstandigheden van het geval van eiser vast te stellen. Verweerder had in dit kader verder onderzoek moeten verrichten en eiser meer in de gelegenheid moeten stellen om zijn relaas aannemelijk te maken.
Wat is het oordeel van de rechtbank?
4. De rechtbank geeft eiser geen gelijk. De rechtbank zal dit oordeel hieronder uitleggen.
4.1.
Bij de beoordeling van de ontvankelijkheid van een opvolgende asielaanvraag beoordeelt verweerder of er sprake is van nieuwe elementen of bevindingen die relevant kunnen zijn voor de aanvraag. [4] Uit het arrest L.H. [5] volgt dat deze beoordeling moet gebeuren aan de hand van twee fasen. In de eerste fase moet onderzocht worden of er nieuwe elementen of bevindingen zijn die verband houden met de vraag of de vreemdeling in aanmerking komt voor internationale bescherming. In de tweede fase moet verweerder beoordelen of die nieuwe elementen of bevindingen de kans aanzienlijk groter maken dat de vreemdeling in aanmerking komt voor internationale bescherming. [6] Een nieuw element of nieuwe bevinding is niet relevant als op voorhand is uitgesloten dat hetgeen alsnog is aangevoerd of overgelegd kan afdoen aan de overwegingen van het eerder genomen besluit.
4.2.
De rechtbank is van oordeel dat verweerder zich op goede gronden en deugdelijk gemotiveerd op het standpunt heeft gesteld dat de nieuwe documenten niet kunnen afdoen aan de reeds ongeloofwaardig geachte verklaringen van eiser over zijn problemen met de Surinaamse president. Wat betreft de video van een radio-interview met de zoon van de president van Suriname, mocht verweerder zich op het standpunt stellen dat het gaat om een openbare bron die niet ziet op de persoonlijke situatie van eiser. Deze video kan daarom de persoonlijke problemen van eiser niet onderbouwen. Ook de video waarop eiser te zien is met de president van Suriname en de schermafbeeldingen uit die video, hoefde verweerder niet als nieuw element aan te merken omdat eiser tijdens zijn eerste asielaanvraag ook al foto’s met de president heeft overgelegd. Daarbij kan uit de nu overgelegde video en schermafbeeldingen niet worden opgemaakt welke activiteiten eiser voor de president heeft verricht of hoe deze verband houden met zijn problemen.
4.3.
Nu de video’s en schermafbeeldingen niet gelden als nieuwe elementen of bevindingen, kunnen ook de beroepen van eiser op het motiveringsbeginsel en het zorgvuldigheidsbeginsel niet slagen. De rechtbank overweegt hiertoe dat de afwijzing van de eerste asielaanvraag van eiser in rechte vaststaat. Verweerder mocht dus terugverwijzen naar de motivering van de afwijzing van de eerste asielaanvraag als onderdeel van de motivering van het nu bestreden besluit.
4.4.
Verweerder heeft ook voldaan aan zijn samenwerkingsverplichting door een aanvullend gehoor opvolgende aanvraag af te nemen en eiser daarin de kans te geven de feiten en omstandigheden van zijn herhaalde asielaanvraag toe te lichten. De stelling van eiser dat hij wordt bemoeilijkt in het verkrijgen van nieuw bewijs omdat hij in detentie zit, doet hier niet aan af omdat eisers gemachtigde kan helpen met het verkrijgen van stukken en eiser daarbij al langere tijd in Nederland is.

Conclusie en gevolgen

5. Verweerder mocht de aanvraag van eiser niet-ontvankelijk verklaren. Het beroep is ongegrond. Dat betekent dat het bestreden besluit in stand blijft.
5.1.
Omdat op het beroep is beslist, bestaat er geen aanleiding meer voor het treffen van een voorlopige voorziening. De voorzieningenrechter wijst het beroep daarom af.
5.2.
Eiser krijgt geen vergoeding van zijn proceskosten.

Beslissing

De rechtbank verklaart beroep ongegrond.
De voorzieningenrechter wijst het verzoek om een voorlopige voorziening af.
Deze uitspraak is gedaan door mr. E.M.A. Vinken, (voorzieningen)rechter, in aanwezigheid van mr. H.S. van Wessel, griffier.
De beslissing is uitgesproken in het openbaar en bekendgemaakt op:
Informatie over hoger beroep
Een partij die het niet eens is met deze uitspraak op het beroep, kan een hogerberoepschrift sturen naar de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State waarin wordt uitgelegd waarom deze partij het niet eens is met de uitspraak. Het hogerberoepschrift moet worden ingediend binnen een week na de dag waarop deze uitspraak is verzonden. Kan de indiener de behandeling van het hoger beroep niet afwachten, omdat de zaak spoed heeft, dan kan de indiener de voorzieningenrechter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State vragen om een voorlopige voorziening (een tijdelijke maatregel) te treffen.

Tegen de uitspraak op het verzoek om een voorlopige voorziening staat geen hoger beroep of verzet open.

Voetnoten

1.Op grond van artikel 30a, eerste lid, aanhef en onder d, van de Vreemdelingenwet 2000.
2.Artikel 3:2 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb).
3.Volgend uit Werkinstructie 2024/6 van verweerder.
4.Zie de uitspraak van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State van 15 september 2022, ECLI:NL:RVS:2022:2699.
5.Zie het arrest van het Hof van Justitie van de Europese Unie van 10 juni 2021, ECLI:EU:C:2021:478.
6.Zie artikel 30a, eerste lid, aanhef en onder d, van de Vreemdelingenwet 2000.