ECLI:NL:RBDHA:2025:3854

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
12 maart 2025
Publicatiedatum
12 maart 2025
Zaaknummer
NL24.50799
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Asielaanvraag niet-ontvankelijk verklaard, bijzondere kwetsbaarheid en risico op schending van mensenrechten bij terugkeer naar Italië

In deze uitspraak beoordeelt de rechtbank het beroep van eiseres tegen de niet-ontvankelijkverklaring van haar asielaanvraag. Eiseres, van Nigeriaanse nationaliteit, heeft op 20 november 2024 haar asielaanvraag ingediend, maar deze werd op 12 december 2024 door de minister van Asiel en Migratie niet-ontvankelijk verklaard. De rechtbank heeft het beroep op 28 februari 2025 behandeld, waarbij de gemachtigde van de minister aanwezig was. De rechtbank heeft vastgesteld dat het beroepschrift geen gronden bevatte, wat normaal gesproken zou leiden tot niet-ontvankelijkheid. Echter, gezien de bijzondere kwetsbaarheid van eiseres, die zwanger is, moest de rechtbank beoordelen of niet-ontvankelijkheid zou leiden tot schending van artikel 3 van het EVRM. De minister had de aanvraag niet-ontvankelijk verklaard op basis van het feit dat eiseres al internationale bescherming geniet in Italië. De rechtbank concludeert dat de minister de aanvraag op onjuiste gronden heeft afgewezen en dat er onvoldoende rekening is gehouden met de belangen van het (ongeboren) kind. De rechtbank vernietigt het bestreden besluit en draagt de minister op om een nieuw besluit te nemen, rekening houdend met deze uitspraak.

Uitspraak

RECHTBANK DEN HAAG
Zittingsplaats Middelburg
Bestuursrecht
zaaknummer: NL24.50799

uitspraak van de enkelvoudige kamer in de zaak tussen

[eiseres],

V-nummer: [V-nummer], eiseres,
en

de minister van Asiel en Migratie, verweerder

(gemachtigde: mr. J.R. Vreijsen).

Inleiding

1. In deze uitspraak beoordeelt de rechtbank het beroep van eiseres tegen de niet-ontvankelijkverklaring van haar asielaanvraag. Eiseres stelt te zijn geboren op [datum] 1992 en van Nigeriaanse nationaliteit te zijn. Zij heeft op 20 november 2024 haar asielaanvraag ingediend. De minister heeft met het bestreden besluit van 12 december 2024 deze aanvraag niet-ontvankelijk verklaard.
2. De rechtbank heeft het beroep op 28 februari 2025 op zitting behandeld. Hieraan heeft de gemachtigde van de minister deelgenomen.

Beoordeling door de rechtbank

3. De rechtbank beoordeelt eerst de ontvankelijkheid van het beroep.
4. Op grond van artikel 6:5, eerste lid, aanhef en onder d, van de Awb [1] bevat een beroepschrift ten minste de gronden van het beroep. Op grond van artikel 6:6 van de Awb kan een beroep niet-ontvankelijk worden verklaard als niet is voldaan aan artikel 6:5 van de Awb, mits de indiener de gelegenheid heeft gehad om het verzuim te herstellen binnen een hem daartoe gestelde termijn.
5. Het beroepschrift van 19 december 2024 is ingediend door een professionele rechtsbijstandverlener (hierna: de gemachtigde). Het beroepschrift bevat geen gronden. De rechtbank heeft de gemachtigde op 19 december 2024 verzocht het verzuim te herstellen en alsnog de gronden van het beroep in te dienen. Daarvoor is een termijn van vijf werkdagen gegeven. In het bericht van 19 december 2024 is tevens vermeld dat, als eiseres niet of niet op tijd de gronden indient, de rechtbank het beroep niet-ontvankelijk kan verklaren. 24 december 2024 was dus de laatste dag waarop de beroepsgronden konden worden ingediend. Op 26 december 2024 heeft de gemachtigde de rechtbank bericht dat hij zich heeft onttrokken aan de zaak.
6. De rechtbank heeft eiseres vervolgens op 7 januari 2025 per e-mail gevraagd of zij inmiddels een nieuwe gemachtigde heeft en of zij het beroep wil voortzetten. Eiseres heeft op 27 januari 2025 geantwoord dat zij geen advocaat meer heeft, maar dat zij het beroep wel wil voortzetten. De rechtbank heeft eiseres vervolgens op 12 februari 2025 informatie gestuurd over de geplande zitting en heeft daarbij aangegeven dat daar het niet-indienen van de beroepsgronden zal worden besproken. Eiseres is niet verschenen en heeft ook niet schriftelijk gereageerd.
7. De gronden van het beroep zijn dus niet ingediend en daarmee is niet voldaan aan artikel 6:5 van de Awb. Normaal gesproken leidt dat tot niet-ontvankelijkverklaring van het beroep. In dit geval moet de rechtbank echter beoordelen of de niet-ontvankelijkheid van het beroep vanwege het niet in acht nemen van de nationale procedureregels voor eiseres onmiskenbaar zou leiden tot schending van artikel 3 van het EVRM [2] . Dat volgt uit het arrest Bahaddar [3] . Daarvoor moet de rechtbank het beroep inhoudelijk beoordelen.
8. De minister heeft met het bestreden besluit de asielaanvraag van eiseres niet-ontvankelijk verklaard, omdat uit onderzoek is gebleken dat zij al internationale bescherming geniet in een andere Europese lidstaat, namelijk Italië. Dit wordt ook wel ‘status’ genoemd. Die status geldt sinds 13 november 2019.
9. De Italiaanse status wordt door eiseres niet betwist.
10. Uitgangspunt is dat de minister ten aanzien van Italië voor statushouders over het algemeen mag uitgaan van het interstatelijk vertrouwensbeginsel. Dit volgt ook uit jurisprudentie van de Afdeling [4] . Uit het arrest Ibrahim [5] volgt echter dat een bijzondere kwetsbaarheid van een individuele statushouder ertoe kan leiden dat hij bij terugkeer naar de lidstaat waar hij een asielvergunning heeft gekregen, zal terechtkomen in een toestand van zeer verregaande materiële deprivatie die hem niet in staat stelt om te voorzien in zijn meest elementaire behoeften, zoals eten, zich wassen en beschikken over woonruimte, en die kwetsbaarheid negatieve gevolgen zou hebben voor zijn fysieke of mentale gezondheid of hem in een toestand van achterstelling zou brengen die onverenigbaar is met de menselijke waardigheid. Deze toestand moet bovendien zijn veroorzaakt door onverschilligheid van de autoriteiten van het land die de status heeft verleend en geheel buiten de schuld van de vreemdeling liggen.
11. Bekend is dat eiseres zwanger was op het moment dat de minister op haar asielaanvraag besliste. Uit het gehoorverslag van 20 november 2024 blijkt dat bij het gehoor met medewerkers van Identificatie & Registratie is besproken dat zij 22 weken zwanger is.
12. Artikel 3 van het IVRK [6] heeft rechtstreekse werking in zoverre dat het ertoe strekt dat bij alle maatregelen de belangen van het betrokken kind dienen te worden betrokken. Artikel 3 van het IVRK is, gelet op de formulering ervan, geen norm die zonder nadere uitwerking in nationale wet- en regelgeving door de rechter direct toepasbaar is. Wel dient de bestuursrechter in dit verband te toetsen, of het bestuursorgaan zich voldoende rekenschap heeft gegeven van de belangen van het kind en aldus bij de uitoefening van zijn bevoegdheden binnen de grenzen van het recht is gebleven. Deze toets heeft een terughoudend karakter.
13. De omstandigheid dat eiseres bij haar terugkeer naar Italië hoogzwanger is of een alleenstaande moeder met een pasgeboren kind, maakt dat er sprake is van een bijzondere kwetsbaarheid als bedoeld in het arrest Ibrahim. De rechtbank stelt vast dat in het bestreden besluit noch in het verweerschrift kenbaar rekening is gehouden met de belangen van het (ongeboren) kind.
14. Niet kan worden uitgesloten dat eiseres bij terugkeer naar Italië een reëel risico loopt op schending van artikel 3 van het EVRM. Uit de uitspraak van de Afdeling van 24 juni 2022 [7] volgt dat statushouders na zes maanden geen recht meer hebben op ondersteuning in de eerste levensbehoeften, dat zij volledig op zichzelf zijn aangewezen bij het zoeken naar huisvesting en dat zij, afhankelijk van de regio, pas na jaren van verblijf en na registratie op een adres in aanmerking komen voor sociale huisvesting en inkomensondersteuning. Uit het meest recente AIDA-rapport over Italië (update 2023) blijkt niet een veel rooskleuriger beeld. Dat beeld wordt ook bevestigd in de zienswijze die eiseres heeft ingebracht naar aanleiding van het voornemen van de minister van 10 december 2024. Volgens eiseres is de situatie in Italië voor asielzoekers en statushouders dramatisch verslechterd en worden onderdak en maatschappelijke ondersteuning niet meer aan statushouders geboden. Uit het dossier blijkt dat eiseres haar Italiaanse status op 13 november 2019 heeft gekregen. Niet duidelijk is of deze status nog geldt en welke rechten eiseres nog heeft. Gelet op de bijzondere kwetsbaarheid waarin eiseres verkeert, dient te worden voorkomen dat zij in Italië met haar (ongeboren) kind in een toestand van verregaande materiële deprivatie terecht komt. Een belangenafweging op dit punt is daarom noodzakelijk. Nu de minister op grond van artikel 3 van het IVRK gehouden is speciale aandacht te besteden aan de belangen van het kind, is de rechtbank van oordeel dat de onduidelijkheid over de positie van eiseres en haar (ongeboren) kind bij terugkeer naar Italië onvoldoende is gemotiveerd.
15. De rechtbank zal gelet op het voorgaande afzien van het niet-ontvankelijk verklaren van het beroep.

Conclusie en gevolgen

16. De minister heeft de aanvraag op onjuiste gronden niet-ontvankelijk verklaard. Het beroep is gegrond omdat het bestreden besluit in strijd is met het motiveringsbeginsel. Dit betekent dat het bestreden besluit in de huidige vorm niet in stand kan blijven. De rechtbank vernietigt daarom het bestreden besluit.
17. De rechtbank bepaalt met toepassing van artikel 8:72, vierde lid, van de Awb dat de minister een nieuw besluit moet nemen en daarbij rekening houdt met deze uitspraak.
18. Eiseres heeft geen proceskosten gemaakt die vergoed kunnen worden.

Beslissing

De rechtbank:
- verklaart het beroep gegrond;
- vernietigt het bestreden besluit van 12 december 2024;
- draagt de minister op om een nieuw besluit te nemen op de aanvraag, waarbij rekening wordt gehouden met deze uitspraak.
Deze uitspraak is gedaan op 12 maart 2025 door mr. M.L. Weerkamp, rechter, in aanwezigheid van N.A. D’Hoore, griffier, en openbaar gemaakt door middel van geanonimiseerde publicatie op www.rechtspraak.nl.
De uitspraak is bekendgemaakt op:
Informatie over hoger beroep
Een partij die het niet eens is met deze uitspraak, kan een hogerberoepschrift sturen naar de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State waarin wordt uitgelegd waarom deze partij het niet eens is met de uitspraak. Het hogerberoepschrift moet worden ingediend binnen 1 week na de dag waarop deze uitspraak is verzonden. Kan de indiener de behandeling van het hoger beroep niet afwachten, omdat de zaak spoed heeft, dan kan de indiener de voorzieningenrechter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State vragen om een voorlopige voorziening (een tijdelijke maatregel) te treffen.

Voetnoten

1.Algemene wet bestuursrecht
2.Verdrag tot bescherming van de Rechten van de Mens en de fundamentele vrijheden
3.arrest Europees Hof voor de Rechten van de Mens (EHRM) van 19 februari 1998 in de zaak Bahaddar tegen Nederland (ECLI:CE:ECHR:1998:0219JUD002589494)
4.zie uitspraken van 24 juni 2022, ECLI:NL:RVS:2022:1788, en van 27 november 2023, ECLI:NL:RVS:2023:4374
5.arrest Hof van Justitie van de Europese Unie van 19 maart 2019, ECLI:EU:C:2019:219
6.Internationaal Verdrag voor de Rechten van het Kind