Op 12 maart 2025 heeft de Rechtbank Den Haag uitspraak gedaan in een zaak betreffende de maatregel van bewaring van een Ugandese eiser, die op 26 februari 2025 door de Minister van Asiel en Migratie was opgelegd. De eiser had beroep ingesteld tegen dit besluit, dat tevens als verzoek om schadevergoeding werd aangemerkt. De maatregel van bewaring werd op 4 maart 2025 opgeheven, waarna de rechtbank zich beperkte tot de vraag of de eiser recht had op schadevergoeding voor de periode waarin de maatregel van bewaring van kracht was geweest.
De rechtbank overwoog dat de maatregel van bewaring was opgelegd op basis van een significant risico dat de eiser zich aan het toezicht zou onttrekken, en dat de gronden voor de maatregel feitelijk juist waren. De eiser had de gronden voor de maatregel niet betwist, en de rechtbank concludeerde dat er geen andere, minder dwingende maatregel kon worden toegepast. De eiser had aangevoerd dat verweerder ten onrechte niet had volstaan met een lichter middel, maar de rechtbank oordeelde dat de medische omstandigheden van de eiser niet voldoende waren om de maatregel te betwisten.
Uiteindelijk oordeelde de rechtbank dat het beroep ongegrond was en wees het verzoek om schadevergoeding af. De uitspraak werd gedaan door mr. M.L. Weerkamp, in aanwezigheid van griffier mr. Ż.A. Meinert, en werd openbaar gemaakt op www.rechtspraak.nl. Tegen deze uitspraak kan binnen één week hoger beroep worden ingesteld bij de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State.