Op 12 maart 2025 heeft de Rechtbank Den Haag uitspraak gedaan in een vreemdelingenrechtelijke zaak waarbij eiser, een Nigeriaanse man, in beroep ging tegen een maatregel van bewaring die op 26 februari 2025 door de Minister van Asiel en Migratie was opgelegd. De maatregel was opgelegd op grond van artikel 59a, eerste lid, van de Vreemdelingenwet, omdat er een risico bestond dat eiser zou onderduiken. Eiser heeft tegen deze maatregel beroep ingesteld, dat tevens als verzoek om schadevergoeding werd aangemerkt. Op 5 maart 2025 werd de maatregel van bewaring opgeheven, maar de rechtbank moest nog beoordelen of eiser recht had op schadevergoeding voor de periode dat de maatregel van bewaring van kracht was.
De rechtbank heeft vastgesteld dat eiser de Nigeriaanse nationaliteit heeft en dat hij in 1991 is geboren. Eiser voerde aan dat de maatregel onzorgvuldig tot stand was gekomen, omdat verweerder onvoldoende onderzoek had gedaan naar de verblijfsrechten van zijn dochter die in Frankrijk woont. De rechtbank oordeelde echter dat de gronden voor de maatregel van bewaring feitelijk juist waren en voldoende waren toegelicht. Eiser had herhaaldelijk verklaard niet naar Frankrijk te willen terugkeren en niet mee te willen werken aan een overdracht aan Frankrijk, wat de rechtbank als een significant risico op onderduiken beschouwde.
De rechtbank concludeerde dat de maatregel van bewaring niet onrechtmatig was en dat het beroep ongegrond was. Het verzoek om schadevergoeding werd afgewezen, en er was geen aanleiding voor een proceskostenveroordeling. De uitspraak werd gedaan door mr. M.L. Weerkamp, in aanwezigheid van griffier mr. Ż.A. Meinert, en is openbaar gemaakt op dezelfde dag.