ECLI:NL:RBDHA:2025:3880

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
12 maart 2025
Publicatiedatum
13 maart 2025
Zaaknummer
NL24.42596
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Afwijzing aanvraag verblijfsrecht op basis van het arrest Chavez-Vilchez

In deze uitspraak beoordeelt de rechtbank het beroep van eiser tegen de afwijzing van zijn aanvraag voor verblijfsrecht, ingediend op 10 november 2023. De aanvraag werd door de Minister van Asiel en Migratie afgewezen op 1 juli 2024, en het bezwaar van eiser tegen deze afwijzing werd op 24 oktober 2024 eveneens ongegrond verklaard. De rechtbank heeft de zaak op 6 maart 2025 behandeld, waarbij eiser, zijn partner, en de gemachtigden van beide partijen aanwezig waren.

Eiser, geboren in 1989 en van Indiase nationaliteit, is de vader van een in Nederland geboren zoon. Hij heeft momenteel een verblijfsrecht tot 26 augustus 2026 op basis van verblijf bij zijn voormalige partner, maar deze relatie is in september 2022 beëindigd. Eiser heeft een nieuwe aanvraag ingediend op basis van het arrest Chavez-Vilchez, dat stelt dat een kind dat Unieburger is, de EU niet moet verlaten als zijn verzorgende ouder, die een derde lander is, de EU moet verlaten. De rechtbank oordeelt dat eiser procesbelang heeft, omdat hij zijn verblijfsrecht wil wijzigen, maar dat zijn beroep ongegrond is omdat hij op dit moment legaal in Nederland verblijft en de Europese Unie niet hoeft te verlaten.

De rechtbank concludeert dat de Minister van Asiel en Migratie terecht heeft afgezien van het horen van eiser in de bezwaarprocedure, omdat er geen aanleiding was om te twijfelen aan de ongegrondheid van het bezwaar. De rechtbank verklaart het beroep ongegrond en er is geen aanleiding voor een proceskostenvergoeding. De uitspraak is gedaan door mr. B. van Dokkum, rechter, en is openbaar gemaakt op 12 maart 2025.

Uitspraak

RECHTBANK DEN HAAG
Bestuursrecht
zaaknummer: NL24.42596

uitspraak van de enkelvoudige kamer in de zaak tussen

[eiser] , V-nummer: [v-nummer] , eiser

(gemachtigde: mr. J. Singh),
en

de Minister van Asiel en Migratie, verweerder

(gemachtigde: mr. A.T.M. Vroom-van Berckel).

Inleiding

1. In deze uitspraak beoordeelt de rechtbank het beroep van eiser tegen de afwijzing van de aanvraag van eiser van 10 november 2023.
1.1.
Verweerder heeft deze aanvraag met het besluit van 1 juli 2024 afgewezen. Met het bestreden besluit van 24 oktober 2024 op het bezwaar van eiser is verweerder bij de afwijzing van de aanvraag gebleven.
1.2.
Verweerder heeft een verweerschrift ingediend.
1.3.
De rechtbank heeft het beroep op 6 maart 2025 op zitting behandeld. Hieraan hebben deelgenomen: eiser, de partner van eiser, de gemachtigde van eiser, en de gemachtigde van verweerder.

Beoordeling door de rechtbank

2. Eiser is geboren op [geboortedatum 1] 1989 en heeft de Indiase nationaliteit. Zijn zoon en referent, [referent] , is geboren op [geboortedatum 2] 2023 en heeft de Nederlandse nationaliteit. Eiser is de vader van referent. De moeder van referent is [naam 1] .
3. Eiser heeft een verblijfsrecht tot 26 augustus 2026 op grond van verblijf bij zijn voormalige partner, [naam 2] . Deze relatie is echter in september 2022 verbroken. Eiser heeft vervolgens in 2023 een aanvraag ingediend om verblijfsrecht op grond van het arrest Chavez-Vilchez bij zijn inmiddels geboren zoon. Verweerder heeft deze aanvraag afgewezen omdat eiser Nederland niet hoeft te verlaten, omdat zijn verblijfsvergunning (nog) niet is ingetrokken. Eiser heeft hiertegen bezwaar gemaakt en later ook beroep ingesteld.
4. Op 8 juli 2024 heeft verweerder een voornemen uitgebracht inhoudende het intrekken van de verblijfsvergunning van eiser voor verblijf bij partner. Verweerder heeft op zitting bevestigd dat hij hierover vooralsnog geen definitief besluit heeft genomen.
Wat vindt eiser?
5. Eiser voert aan dat hij geen verblijfsrecht meer heeft. De relatie op grond waarvan hij verblijfsrecht zou hebben is inmiddels al ruim twee jaar verbroken. Verder acht eiser het onwenselijk dat hij eerst in Nederland onrechtmatig zou moeten verblijven voordat hij een beroep kan doen op het arrest Chavez-Vilchez. Op die manier loopt eiser namelijk een verblijfsgat op. Verder voert eiser aan dat hij in bezwaar gehoord had moeten worden. Daarnaast heeft eiser op zitting aangegeven dat hij graag zo snel mogelijk wil beginnen met het opbouwen van aaneengesloten jaren verblijfsrecht, zodat hij Nederlander kan worden of anderszins permanent verblijf kan krijgen.
Wat vindt verweerder?
6. Verweerder heeft primair aangevoerd dat eiser geen procesbelang heeft omdat eiser Nederland op dit moment niet hoeft te verlaten. De onderhavige procedure kan volgens verweerder daarom niet leiden tot inwilliging van de aanvraag. Subsidiair stelt verweerder zich op het standpunt dat het beroep om die reden ongegrond moet worden verklaard. Ten aanzien van de hoorplicht betoogt verweerder dat terecht van het horen van eiser is afgezien.
Wat is het oordeel van de rechtbank?
Procesbelang
7. Naar het oordeel van de rechtbank heeft eiser procesbelang. Eiser wil namelijk de grondslag van zijn verblijfsrecht wijzigen. Verweerder heeft in het bestreden besluit beoordeeld of hij voldoet aan de vereisten voor het nu door hem gewenste verblijfsrecht en geconcludeerd dat dit niet het geval is. Dat eiser thans al een ander verblijfsrecht heeft en Nederland niet hoeft te verlaten, maakt niet dat eiser geen procesbelang zou hebben bij een beoordeling van het hiertegen door hem gerichte beroep.
Chavez-Vilchez
8. Het arrest Chavez-Vilchez gaat – kort samengevat - over de situatie dat een kind, dat Unieburger is, ook de Europese Unie moet verlaten als zijn verzorgende ouder, die derdelander is, de Europese Unie moet verlaten.
8.1.
In het onderhavige geval heeft verweerder slechts een voornemen tot intrekking van eisers verblijfsvergunning uitgebracht. Dat betekent dat eiser op dit moment legaal in Nederland verblijft en de Europese Unie niet hoeft te verlaten. Reeds daarom kan een beroep op het arrest Chavez-Vilchez op dit moment niet slagen. Hetgeen verder hierover is aangevoerd behoeft daarom geen bespreking meer. Overigens merkt de rechtbank op dat verweerder te kennen heeft gegeven dat zij in de procedure over de intrekking van eisers huidige verblijfsvergunning zal bezien of er een verblijfsrecht op grond van het arrest Chavez-Vilchez bestaat. De rechtbank begrijpt dat de mogelijke intrekking, die al lange tijd boven de markt hangt, bij eiser en zijn partner tot onrust en onzekerheid leidt, maar dat maakt niet dat sprake is van een Chavez-situatie.
8.2.
Overigens heeft verweerder er ter zitting op gewezen dat, in het kader van de Chavez-beoordeling in de intrekkingsprocedure, gevraagd kan worden om bepaling van de ingangsdatum. Wanneer hier om wordt verzocht en het Chavez-verzoek wordt ingewilligd, zal verweerder een ingangsdatum in het besluit opnemen, zo heeft verweerder toegelicht.
Hoorplicht
9. Verder is de rechtbank van oordeel dat verweerder terecht heeft afgezien van het horen van eiser. Verweerder heeft in wat eiser in bezwaar naar voren heeft gebracht geen aanleiding hoeven zien om eiser te horen en heeft zich op het standpunt mogen stellen dat het bezwaar kennelijk ongegrond is.

Conclusie en gevolgen

10. Het beroep is ongegrond. Dit betekent dat eiser geen gelijk krijgt. Voor een proceskostenvergoeding bestaat geen aanleiding.

Beslissing

De rechtbank verklaart het beroep ongegrond.
Deze uitspraak is gedaan door mr. B. van Dokkum, rechter, in aanwezigheid van mr. J.R. Froma, griffier.
De uitspraak is uitgesproken in het openbaar en bekendgemaakt op:
Informatie over hoger beroep
Een partij die het niet eens is met deze uitspraak, kan een hogerberoepschrift sturen naar de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State waarin wordt uitgelegd waarom deze partij het niet eens is met deze uitspraak. Het hogerberoepschrift moet worden ingediend binnen vier weken na de dag waarop deze uitspraak is verzonden. Kan de indiener de behandeling van het hoger beroep niet afwachten, omdat de zaak spoed heeft, dan kan de indiener de voorzieningenrechter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State vragen om een voorlopige voorziening (een tijdelijke maatregel) te treffen.