ECLI:NL:RBDHA:2025:3910

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
13 maart 2025
Publicatiedatum
13 maart 2025
Zaaknummer
NL25.8341, NL25.8347, NL25.8355, NL25.8358, NL25.8365, NL25.8366, NL25.8368 en NL25.8369
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
  • S. Ketelaars - Mast
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Beroepen tegen maatregelen van bewaring op grond van de Vreemdelingenwet 2000

Op 19 februari 2025 heeft de minister van Asiel en Migratie aan eisers maatregelen van bewaring opgelegd op basis van artikel 59a van de Vreemdelingenwet 2000. Eisers, een gezin van Moldavische nationaliteit, hebben op 25 februari 2025 een overdracht ondergaan. De rechtbank heeft op 7 maart 2025 de beroepen van eisers tegen de maatregelen van bewaring behandeld. De rechtbank concludeert dat de maatregelen van bewaring rechtmatig zijn, omdat er voldoende gronden zijn voor de bewaring, waaronder het risico dat eisers zich aan het toezicht zouden onttrekken. De rechtbank heeft vastgesteld dat de minister voldoende voortvarend heeft gehandeld en dat er zicht was op de overdracht naar Duitsland. De rechtbank heeft de beroepen ongegrond verklaard en de verzoeken om schadevergoeding afgewezen. De uitspraak is gedaan door mr. S. Ketelaars - Mast, rechter, in aanwezigheid van mr. K.E. Mulder, griffier.

Uitspraak

RECHTBANK DEN HAAG
Zittingsplaats Groningen
Bestuursrecht
zaaknummers: NL25.8341, NL25.8347, NL25.8355, NL25.8358, NL25.8365, NL25.8366, NL25.8368 en NL25.8369

uitspraak van de enkelvoudige kamer in de zaken tussen

[naam 1], eiser,

geboren op [geboortedatum 1],
van Moldavische nationaliteit,
V-nummer: [nummer 1],

[naam 2], eiseres,

geboren op [geboortedatum 2],
van Moldavische nationaliteit,
V-nummer: [nummer 2],
mede namens hun minderjarige kinderen:

[minderjarige 1],

geboren op [geboortedatum 3], van Moldavische nationaliteit, V-nummer: [nummer 3],

[minderjarige 2],

geboren op [geboortedatum 4], van Moldavische nationaliteit, V-nummer: [nummer 4],

[minderjarige 3],

geboren op [geboortedatum 5], van Moldavische nationaliteit, V-nummer: [nummer 5],

[minderjarige 4],

geboren op [geboortedatum 6], van Moldavische nationaliteit, V-nummer: [nummer 6],

[minderjarige 5],

geboren op [geboortedatum 7], van Moldavische nationaliteit, V-nummer: [nummer 7],

[minderjarige 6],

geboren op [geboortedatum 8], van Moldavische nationaliteit, V-nummer: [nummer 8],
hierna gezamenlijk te noemen: eisers,
(gemachtigde: mr. D. Gürses),
en

de minister van Asiel en Migratie, de minister,

(gemachtigde: mr. V.R. Bloemberg).

Inleiding

1. De minister heeft op 19 februari 2025 aan eisers de maatregelen van bewaring op grond van artikel 59a, eerste lid, van de Vreemdelingenwet 2000 (Vw) opgelegd.
1.1.
Eisers hebben tegen de maatregelen van bewaring beroep ingesteld. Deze beroepen moeten ook worden aangemerkt als verzoeken om toekenning van schadevergoeding.
1.2.
De minister heeft op 25 februari 2025 de maatregelen van bewaring opgeheven, omdat eisers zijn overgedragen.
1.3.
De rechtbank heeft de beroepen op 7 maart 2025 op zitting behandeld. Eisers en de minister hebben zich laten vertegenwoordigen door hun gemachtigden. De rechtbank heeft het onderzoek op de zitting gesloten.

Beoordeling door de rechtbank

2. Omdat de bewaring is opgeheven, beperkt de beoordeling zich in deze zaak tot de vraag of aan eisers schadevergoeding moet worden toegekend. In dit verband moet de vraag worden beantwoord of de tenuitvoerlegging van de maatregelen van bewaring op enig moment voorafgaande aan de opheffing daarvan onrechtmatig is geweest. Op grond van artikel 106 van de Vw kan de rechtbank indien de bewaring al is opgeheven vóór de behandeling van het verzoek om opheffing van de bewaring aan eisers een schadevergoeding ten laste van de Staat toekennen.
3. In de maatregelen van bewaring heeft de minister overwogen dat de maatregelen nodig waren, omdat een concreet aanknopingspunt bestond voor een overdracht als bedoeld in de Dublinverordening en een significant risico bestond dat eisers zich aan het toezicht zouden onttrekken. De minister heeft hieraan ten grondslag gelegd dat eisers:
(zware gronden)3a. Nederland niet op de voorgeschreven wijze zijn binnengekomen, dan wel een poging daartoe hebben gedaan;
3b. zich in strijd met de Vreemdelingenwetgeving gedurende enige tijd aan het toezicht op vreemdelingen hebben onttrokken;
3k. een overdrachtsbesluit hebben ontvangen en geen medewerking verlenen aan de overdracht aan de lidstaat die verantwoordelijk is voor de behandeling van hun asielverzoek;
(lichte gronden)4a. zich niet aan een of meer andere voor hen geldende verplichtingen van hoofdstuk 4 van het Vreemdelingenbesluit 2000 hebben gehouden;
4c. geen vaste woon- of verblijfplaats hebben;
4d. niet beschikken over voldoende middelen van bestaan.
3.1.
De minister heeft aan de maatregel van eiseres en de minderjarige kinderen ook nog ten grondslag gelegd dat eiseres:
(zware grond)
3f. zich zonder noodzaak heeft ontdaan van haar reis- of identiteitsdocumenten;
3.2.
De minister heeft de gronden in de maatregelen nader gemotiveerd. Verder heeft de minister overwogen dat een minder dwingende maatregel (lichter middel) niet doeltreffend kan worden toegepast.
3.3.
Hierna beoordeelt de rechtbank de beroepen tegen de maatregelen van bewaring. Daarbij bespreekt zij de beroepsgronden en toetst zij de rechtmatigheid van de bewaring ambtshalve.
Voortraject
4. De rechtbank stelt vast dat eiseres de procedure voorafgaand aan de inbewaringstelling niet heeft bestreden. De bewaring is niet op die grond onrechtmatig.
Grondslag
5. De rechtbank is van oordeel dat eisers vallen onder de in artikel 59a, van de Vw genoemde categorie vreemdelingen. Er bestaat een concreet aanknopingspunt voor een overdracht als bedoeld in de Dublinverordening. Uit Eurodac is gebleken dat eisers in Duitsland asiel hebben aangevraagd. Duitsland heeft de claim op 11 oktober 2024 geaccepteerd.
Gronden
6. De rechtbank is van oordeel dat de gronden de maatregel kunnen dragen. De rechtbank ziet ook ambtshalve toetsend geen aanleiding voor het oordeel dat de gronden de maatregel van bewaring niet kunnen dragen. De rechtbank is dan ook van oordeel dat de zware en lichte gronden 3a, 3b, 3f, 3k, 4a, 4c en 4d aan de maatregel ten grondslag kunnen worden gelegd en dat deze, in samenhang bezien, voldoende zijn om de maatregel van bewaring te kunnen dragen en dat een significant risico bestaat dat eisers zich aan het toezicht zullen onttrekken.
Lichter middel
7. Eisers betogen dat de minister onvoldoende heeft gemotiveerd waarom geen lichter middel aan hen is opgelegd. Eisers voeren hiertoe aan dat uit de maatregel niet blijkt welke in de wet genoemde zwaarwegende belangen de minister aanwezig achtte. Eisers voeren aan dat van het opleggen van bewaring had moeten worden afgezien omdat het een gezin met jonge kinderen betreft en vreemdelingenbewaring een zwaar middel is voor zulke jonge kinderen.
7.1.
Gelet op de gronden die aan de maatregel ten grondslag zijn gelegd en de verklaringen van eisers is de minister er terecht vanuit gegaan dat eisers niet uit eigen beweging gevolg zullen geven aan de op hen rustende vertrekplicht. Een lichter middel volstaat niet om de overdracht van eisers te verzekeren.
7.2.
De rechtbank constateert dat eisers hebben aangegeven dat zij verscheidene medische klachten hebben. Zo heeft eiseres een hoge bloeddruk en heeft eiser slechte ogen en last van zijn rug. De kinderen van eisers hebben geen medische bijzonderheden. Eisers gebruiken geen medicatie. Door de minister zijn deze medische omstandigheden kenbaar meegewogen en zijn eisers erop gewezen dat, mochten zich medische omstandigheden voordoen, alle medische faciliteiten in het detentiecentrum Zeist aanwezig zijn. De medische zorgverlening binnen de detentie- en uitzetcentra in Nederland is gelijkwaardig aan de gezondheidszorg in de vrije maatschappij.
7.3.
Artikel A5/2.4 van de Vreemdelingencirculaire 2000 (A) vereist een versterkte mate van terughoudendheid bij vrijheidsontneming van gezinnen met minderjarigen en extra aandacht voor de mogelijkheid van het gebruik van minder ingrijpende maatregel dan vrijheidsontneming. Rekenschap moet worden gegeven van de individuele omstandigheden van het geval waarbij in ieder geval de medische achtergrond, de leeftijd van de kinderen en, bij een gezin met minderjarigen, de samenstelling van het gezin worden meegewogen. Ten aanzien van alleenstaande minderjarigen en gezinnen met minderjarigen wordt dan ook zoveel mogelijk volstaan met het opleggen van een vrijheidsbeperkende maatregel in plaats van een vrijheidsontnemende maatregel om het vertrek voor te bereiden.
7.4.
Bij de beoordeling van het lichtere middel is meegewogen dat de meldplicht, vertrekgesprekken en het aanbieden van een door de DT&V gefaciliteerde overdracht niet hebben geleid tot het daadwerkelijke vertrek van eisers. Nu genoegzaam is gebleken dat eisers niet naar Duitsland willen terugkeren en niet zullen meewerken aan de overdracht, is het risico te groot dat zij zich niet meer zullen melden en daarmee de uitzetting zullen frustreren, als de overdracht daadwerkelijk in zicht komt. Het continueren van een lichter middel dan bewaring zal dan ook niet volstaan.
7.5.
Ten aanzien van de minderjarige kinderen is een verzwaarde belangenafweging gemaakt. Hierbij is per individueel kind meegewogen dat het gezin steeds als één geheel is beschouwd en de situatie van de kinderen onlosmakelijk verbonden is met de situatie van hun moeder. De kinderen kunnen nog niet voor zichzelf zorgen en zijn daarin afhankelijk van hun ouders, het is dan ook in het belang van de kinderen om bij hun ouders te blijven. Redelijkerwijs mag verwacht worden dat de kinderen met behulp van hun ouders in staat zijn zich in Duitsland beschikbaar te houden voor de lopende asielprocedure. In het belang van de minderjarige kinderen zal het verblijf op GGV van een zo kort mogelijke duur zijn. De rechtbank acht daarbij eveneens van belang dat de datum van de overdracht al bekend was. De rechtbank is niet gebleken dat de kinderen op het moment van de inbewaringstelling een tegengesteld belang hadden ten opzichte van dat van hun ouders.
Voortvarendheid en zicht op overdracht
8. De rechtbank is van oordeel dat de minister tot aan de opheffing van de maatregelen voldoende voortvarend heeft gewerkt aan de overdracht van eisers en dat zicht op overdracht niet ontbreekt. De datum voor overdracht was al bekend voordat eisers in bewaring zijn gesteld. Eisers zijn vervolgens op 25 februari 2025 aan Duitsland overgedragen. Dit is de zesde dag van de inbewaringstelling. De rechtbank acht dit voldoende voortvarend.

Conclusie en gevolgen

9. Concluderend is de rechtbank niet gebleken is dat een uit het Unierecht voortvloeiende voorwaarde voor de rechtmatigheid van de opgelegde bewaringsmaatregel niet is nageleefd. Wat eisers verder naar voren hebben gebracht, geeft ook geen aanleiding om de bewaring onrechtmatig te achten.
10. De beroepen zijn ongegrond. Daarom worden ook de verzoeken om schadevergoeding afgewezen.
11. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.

Beslissing

De rechtbank:
- verklaart de beroepen ongegrond;
- wijst de verzoeken om schadevergoeding af.
Deze uitspraak is gedaan door mr. S. Ketelaars - Mast, rechter, in aanwezigheid van mr. K.E. Mulder, griffier en openbaar gemaakt door middel van geanonimiseerde publicatie op rechtspraak.nl.
De uitspraak is bekendgemaakt op:
Rechtsmiddel
Tegen deze uitspraak kan hoger beroep worden ingesteld bij de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State binnen één week na de dag van bekendmaking.