ECLI:NL:RBDHA:2025:3912
Rechtbank Den Haag
- Vereenvoudigde behandeling
- Rechtspraak.nl
Veroordeling van de Minister van Asiel en Migratie in proceskosten na niet tijdig beslissen op aanvraag
Op 13 maart 2025 heeft de Rechtbank Den Haag uitspraak gedaan in de zaak tussen een eiser en de Minister van Asiel en Migratie. De rechtbank behandelt een verzoek om de minister te veroordelen in de proceskosten, na een eerdere uitspraak waarin het beroep tegen het niet tijdig beslissen op de aanvraag van de eiser gegrond werd verklaard. In die eerdere uitspraak, gedateerd 9 december 2024, werd de minister een beslistermijn van acht weken opgelegd, met een dwangsom van € 100,- per dag voor elke dag dat deze termijn werd overschreden, tot een maximum van € 7500,-.
In de huidige uitspraak oordeelt de rechtbank dat het verzoek om vergoeding van proceskosten kennelijk gegrond is. De rechtbank wijst erop dat de minister aan de verzoeker tegemoet is gekomen door alsnog een besluit te nemen op de aanvraag van 31 augustus 2022. De minister had betoogd dat het beroep van de eiser niet-ontvankelijk was, omdat de rechterlijke dwangsom uit de eerdere uitspraak nog niet volledig verbeurd was. Echter, de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State heeft eerder bepaald dat er bij een opvolgend beroep tegen het niet tijdig beslissen nog steeds procesbelang bestaat, zelfs als de dwangsom nog niet volledig was verbeurd.
De rechtbank concludeert dat er in dit geval sprake was van een ontvankelijk opvolgend beroep en ziet aanleiding om de minister te veroordelen in de proceskosten. De kosten worden vastgesteld op € 453,50, gebaseerd op de door een derde beroepsmatig verleende rechtsbijstand. De uitspraak is gedaan door mr. A.G.D. Overmars, in aanwezigheid van griffier J. Yedema, en is openbaar gemaakt via geanonimiseerde publicatie op rechtspraak.nl.