ECLI:NL:RBDHA:2025:3921

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
13 maart 2025
Publicatiedatum
13 maart 2025
Zaaknummer
NL25.4142 en NL25.4143
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Procedures
  • Voorlopige voorziening
Rechters
  • H. Hanssen - Telman
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Afwijzing asielaanvraag en verzoek om voorlopige voorziening in het bestuursrecht

Op 6 maart 2025 heeft de Rechtbank Den Haag uitspraak gedaan in de zaak van een eiser die een asielaanvraag had ingediend op 24 oktober 2021. De minister van Asiel en Migratie had deze aanvraag op 22 januari 2025 afgewezen als kennelijk ongegrond en had een terugkeerbesluit en een inreisverbod van twee jaar opgelegd. Eiser heeft hiertegen beroep ingesteld, maar was niet aanwezig op de zitting. De rechtbank heeft vastgesteld dat eiser op 24 februari 2025 met onbekende bestemming is vertrokken en dat er geen contact meer is geweest met zijn gemachtigde. Hierdoor concludeert de rechtbank dat eiser geen belang meer heeft bij de behandeling van zijn beroep. De rechtbank verklaart het beroep niet-ontvankelijk en wijst het verzoek om voorlopige voorziening af. Eiser krijgt geen proceskostenvergoeding. De uitspraak is openbaar gemaakt en er is informatie gegeven over de mogelijkheid van hoger beroep bij de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State.

Uitspraak

RECHTBANK DEN HAAG
Zittingsplaats Groningen
Bestuursrecht
zaaknummers: NL25.4142 en NL25.4143
Proces-verbaal van de mondelinge uitspraak van de enkelvoudige kamer en de voorzieningenrechter van 6 maart 2025 in de zaak tussen

[naam], V-nummer: [v-nummer], eiser,

(gemachtigde: mr. J.M. Suurmeijer),
en
de minister van Asiel en Migratie, de minister, [1]
(gemachtigde: mr. I. van Es).

Inleiding

1. In deze uitspraak beoordeelt de rechtbank het beroep van eiser tegen de afwijzing van zijn asielaanvraag. Eiser heeft op 24 oktober 2021 een aanvraag tot het verlenen van een verblijfsvergunning asiel voor bepaalde tijd ingediend. De minister heeft met het bestreden besluit van 22 januari 2025 deze aanvraag in de verlengde procedure afgewezen als kennelijk ongegrond. Ook is aan eiser een terugkeerbesluit en een inreisverbod met een duur van twee jaar opgelegd. Eiser heeft hiertegen beroep ingesteld.
1.1.
De rechtbank heeft het beroep, [2] samen met het verzoek om voorlopige voorziening, [3] op 6 maart 2025 op zitting behandeld. Hieraan heeft deelgenomen: de gemachtigde van de minister. De gemachtigde van eiser is, met bericht van verhindering, niet verschenen.
1.2.
Na afloop van de zitting is onmiddellijk uitspraak gedaan.

Beslissing

De rechtbank:
- verklaart het beroep niet-ontvankelijk;
De voorzieningenrechter:
- wijst het verzoek om voorlopige voorziening af;

Overwegingen

2. De minister heeft de rechtbank op 4 maart 2025 bericht dat eiser op 24 februari 2025 met onbekende bestemming is vertrokken. De minister heeft zich daarbij gebaseerd op informatie van de vreemdelingenpolitie.
2.1.
De gemachtigde van eiser heeft op 5 maart 2025 aan de rechtbank laten weten dat hij na de mob-melding geen contact meer heeft gehad met eiser en niet weet waar deze verblijft.
3. De rechtbank ziet zich voor de vraag gesteld of eiser nog belang heeft bij de behandeling van zijn beroep.
3.1.
Uit vaste rechtspraak van de Afdeling volgt dat wanneer een vreemdeling, die een asielaanvraag heeft ingediend, met onbekende bestemming vertrekt zonder aan de minister te laten weten waar hij verblijft, er in principe vanuit wordt gegaan dat die vreemdeling geen prijs meer stelt op de door hem in eerste instantie gezochte bescherming in Nederland. [4] Dit is alleen anders als een vreemdeling nog contact met zijn gemachtigde onderhoudt.
3.2.
In dit geval heeft eiser de opvang verlaten, de minister en de gemachtigde niet op de hoogte gesteld van zijn verblijfsplaats en heeft hij ook geen contact meer met zijn gemachtigde. Dit maakt dat de rechtbank ervan uitgaat dat eiser geen prijs meer stelt op bescherming in Nederland. Het is de rechtbank niet gebleken van concrete aanknopingspunten om hiervan af te wijken.
4. Daarom is er geen belang meer bij een inhoudelijke behandeling van het beroep en is het beroep niet-ontvankelijk. Eiser krijgt geen vergoeding van zijn proceskosten.
4.1.
Omdat de rechtbank uitspraak heeft gedaan op het beroep is een voorlopige voorziening hangende beroep niet meer nodig. De voorzieningenrechter wijst het verzoek om een voorlopige voorziening af.
Deze uitspraak is gedaan door mr. H. Hanssen - Telman, rechter, in aanwezigheid van mr. D.G. van den Berg, griffier, en openbaar gemaakt door middel van geanonimiseerde publicatie op rechtspraak.nl.
Dit proces-verbaal is bekendgemaakt op:
Informatie over hoger beroep
Tegen de uitspraak in beroep kan hoger beroep worden ingesteld bij de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State binnen 1 week na de dag van bekendmaking van dit proces-verbaal.
Tegen de uitspraak op het verzoek om een voorlopige voorziening staat geen rechtsmiddel open.

Voetnoten

1.Dan wel diens ambtsvoorganger, de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid.
2.NL25.4142.
3.NL25.4143.
4.Zie bijvoorbeeld: Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State, 22 februari 2019, ECLI:NL:RVS:2019:579.