ECLI:NL:RBDHA:2025:3942
Rechtbank Den Haag
- Eerste aanleg - enkelvoudig
- Rechtspraak.nl
Besluit tot bewaring van een vreemdeling en de afwijzing van het verzoek om schadevergoeding
Op 5 maart 2025 heeft de minister van Asiel en Migratie aan eiser, die stelt de Poolse nationaliteit te hebben, de maatregel van bewaring opgelegd op grond van artikel 59, eerste lid, aanhef en onder a, van de Vreemdelingenwet. Eiser heeft hiertegen beroep ingesteld, dat tevens als verzoek om schadevergoeding moet worden aangemerkt. Eiser heeft ingestemd met een schriftelijke afdoening van het beroep en heeft op 10 maart 2025 de gronden van het beroep ingediend. De minister heeft op 11 maart 2025 gereageerd, waarna de rechtbank op 12 maart 2025 het onderzoek heeft gesloten.
De rechtbank heeft vastgesteld dat de gronden voor de bewaring, zoals door de minister aangevoerd, feitelijk juist zijn. Eiser heeft zijn verblijfsrecht in Nederland verloren en heeft geen melding gemaakt van zijn onrechtmatig verblijf. De rechtbank oordeelt dat de zware gronden voor de bewaring voldoende zijn en dat de minister terecht heeft geoordeeld dat er geen lichter middel beschikbaar was. Eiser heeft niet aangetoond dat hij in staat was om Nederland zelfstandig te verlaten, ondanks zijn beweringen hierover.
De rechtbank heeft het beroep ongegrond verklaard en het verzoek om schadevergoeding afgewezen. Er zijn geen redenen voor een proceskostenveroordeling. De uitspraak is gedaan op 13 maart 2025 door mr. M.L. Weerkamp, rechter, en is openbaar gemaakt. Tegen deze uitspraak kan binnen een week hoger beroep worden ingesteld bij de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State.