ECLI:NL:RBDHA:2025:3958

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
3 maart 2025
Publicatiedatum
14 maart 2025
Zaaknummer
NL23.28697
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Asielaanvraag van Colombiaanse eiser met bedreigingen in geboorteland

In deze uitspraak beoordeelt de rechtbank het beroep van eiser tegen de afwijzing van zijn asielaanvraag. Eiser, geboren in Bucaramanga, Colombia, heeft op 28 juli 2022 een aanvraag tot het verlenen van een verblijfsvergunning asiel ingediend, welke door de minister van Asiel en Migratie op 15 augustus 2023 is afgewezen. De rechtbank heeft het beroep op 30 januari 2025 behandeld, waarbij eiser en zijn gemachtigde aanwezig waren, maar verweerder niet. De rechtbank concludeert dat de afwijzing van de asielaanvraag onzorgvuldig tot stand is gekomen. Eiser heeft een groot aantal documenten overgelegd ter ondersteuning van zijn asielrelaas, maar verweerder heeft niet duidelijk gemaakt welke documenten zijn meegewogen en welke waarde eraan is toegekend. Dit gebrek aan motivering leidt tot de conclusie dat het besluit van verweerder niet deugdelijk is. De rechtbank vernietigt het bestreden besluit en draagt verweerder op om binnen zes weken een nieuw besluit te nemen, rekening houdend met deze uitspraak. Eiser krijgt een proceskostenvergoeding van € 1.814,-.

Uitspraak

RECHTBANK DEN HAAG
Zittingsplaats Haarlem
Bestuursrecht
zaaknummer: NL23.28697

uitspraak van de enkelvoudige kamer in de zaak tussen

[eiser] , eiser,

V-nummer: [#]
(gemachtigde: mr. I. Petkovski),
en

de minister van Asiel en Migratie, verweerder.

Inleiding

1. In deze uitspraak beoordeelt de rechtbank het beroep van eiser tegen de afwijzing van zijn asielaanvraag. Eiser bezit de Colombiaanse nationaliteit en is geboren op [geboortedatum] 1986. Hij heeft op 28 juli 2022 een aanvraag tot het verlenen van een verblijfsvergunning asiel voor bepaalde tijd ingediend. Verweerder heeft deze aanvraag met het bestreden besluit van 15 augustus 2023 in de verlengde procedure afgewezen als ongegrond.
1.1.
De rechtbank heeft het beroep op 30 januari 2025 op zitting behandeld. Hieraan hebben eiser, de gemachtigde van eiser en [naam] als tolk deelgenomen. Verweerder is, met bericht van verhindering, niet verschenen.

Beoordeling door de rechtbank

2. De rechtbank beoordeelt de afwijzing van de asielaanvraag van eiser aan de hand van de beroepsgronden.
3. De rechtbank komt tot het oordeel dat het beroep gegrond is. Hierna legt de rechtbank uit hoe zij tot dit oordeel komt en welke gevolgen dit oordeel heeft.
Het asielrelaas
4. Eiser legt aan zijn asielaanvraag het volgende ten grondslag. Eiser is geboren in Bucaramanga, Colombia. Eisers vader werkt als journalist en eiser heeft op jongere leeftijd een lange tijd in Venezuela gewoond vanwege bedreigingen gericht aan zijn vader. Eiser en zijn vader hebben tot ongeveer 2016 in Venezuela gewoond en zijn daarna teruggekeerd naar Colombia. Eiser is bij terugkeer aan het werk gegaan bij een groot radiostation in Bucaramanga. In 2022 heeft eiser bedreigingen ontvangen waarbij hij met de dood werd bedreigd, één keer via een pamflet en één keer op straat. Eiser voert aan dat de bedreigingen te maken hebben met de hulp die zijn vader biedt bij het verkrijgen van medicijnen. Hij kan vanwege de vrees om vermoord te worden niet terugkeren naar Colombia.
Het bestreden besluit
5. Het asielrelaas van eiser bevat volgens verweerder de volgende asielmotieven:
Identiteit, nationaliteit en herkomst;
Bedreigingen aan vader;
Bedreiging met pamflet 2022;
Bedreiging op straat juni 2022.
Het eerste asielmotief wordt door verweerder geloofwaardig geacht. De andere asielmotieven worden door verweerder niet geloofwaardig geacht. Ten aanzien van de bedreigingen gericht aan eisers vader (asielmotief 2) stelt verweerder zich op het standpunt dat eisers verklaringen niet overeenkomen met het door eiser aangedragen bewijs. Ten opzichte van de bedreigingen met het pamflet en op straat in 2022 (asielmotieven 3 en 4), stelt verweerder dat eiser tegenstrijdig, summier en vaag heeft verklaard. Het geloofwaardig geachte asielmotief 1 levert volgens verweerder geen asielgrond op als bedoeld in artikel 29, eerste lid, aanhef en onder a of b, van de Vreemdelingenwet 2000 (Vw). Eiser heeft op grond daarvan geen gegronde vrees voor vervolging als bedoeld in het Vluchtelingenverdrag en bij terugkeer naar Colombia loopt hij volgens verweerder geen reëel risico op ernstige schade als bedoeld in artikel 3 van het EVRM [1] . Daarom heeft verweerder de asielaanvraag afgewezen als ongegrond op grond van artikel 31, eerste lid, van de Vw.
Heeft verweerder de door eiser overgelegde documenten voldoende kenbaar betrokken bij de besluitvorming?
6. Eiser heeft een groot aantal documenten overgelegd ter onderbouwing van zijn asielrelaas. Eiser voert aan dat deze niet naar behoren zijn betrokken bij de beoordeling van het asielrelaas, nu niet kenbaar inzichtelijk is gemaakt welke documenten zijn betrokken en welke waarde verweerder hieraan heeft toegekend. Het besluit is onzorgvuldig tot stand gekomen en niet deugdelijk gemotiveerd.
6.1.
De rechtbank stelt vast dat eiser een groot aantal documenten heeft aangeleverd ter staving van zijn asielrelaas. De rechtbank stelt verder vast dat verweerder deze documenten in het voornemen niet kenbaar heeft betrokken. Nadat eiser in de zienswijze hierop heeft gewezen, heeft verweerder in het bestreden besluit het volgende overwogen:
“In reactie hierop wordt overwogen dat de overgelegde documenten wel zijn meegewogen bij de beoordeling van uw asielaanvraag, hoewel ze niet altijd expliciet in het voornemen zijn vermeld. Voor de duidelijkheid wordt overwogen dat meerdere documenten enkel gaan over het werk dat uw vader heeft verricht, en dus niet over de gestelde problemen. Van de documenten die wel spreken over de problemen wordt geoordeeld dat dit kopieën zijn waarvan niet geverifieerd kan worden wie de afzender is. De overgelegde documenten
leiden dan ook niet tot een ander oordeel.”
Naar het oordeel van de rechtbank heeft verweerder hiermee niet voldaan aan zijn motiveringsplicht. Op grond van artikel 3:46 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) dient verweerder een besluit deugdelijk en kenbaar te motiveren. Dit om de bestuursrechter in de gelegenheid te stellen die motivering daadwerkelijk en effectief te toetsen. Door enkel te overwegen dat de overgelegde documenten wel zijn meegewogen, is niet duidelijk op welke manier verweerder de documenten heeft betrokken in zijn besluitvorming. Ook is hiermee niet duidelijk welke bewijswaarde verweerder aan de documenten heeft toegekend.
6.2.
De rechtbank overweegt verder dat verweerder ten onrechte aan eiser heeft tegengeworpen dat er kopieën zijn overlegd in plaats van de originele documenten. Immers, op grond van de Procedurerichtlijn dient elk document dat ter staving van het verzoek om internationale bescherming wordt overgelegd, bij de beoordeling te worden betrokken. [2] De rechtbank verwijst in dit verband ook naar vaste jurisprudentie van zowel de Afdeling [3] als ook het EHRM. [4] Hieruit volgt dat de asielzoeker niet mag worden tegengeworpen dat aan documenten geen bewijswaarde toekomt, omdat die documenten niet op authenticiteit kunnen worden onderzocht [5] of niet objectief verifieerbaar zijn. [6]
6.3.
De rechtbank is dan ook van oordeel dat verweerder de documenten in onderlinge samenhang met de verklaringen van eiser en wat bekend is uit openbare bronnen dient te beoordelen. Uit de motivering van het bestreden besluit blijkt niet dat verweerder een dergelijke beoordeling heeft gemaakt. Er blijkt namelijk niet uit welke documenten zijn meegewogen, welke waarde verweerder aan de verschillende documenten heeft toegekend en hoe zwaar de documenten hebben meegewogen in de geloofwaardigheidsbeoordeling van de verklaringen van eiser. Dit had gemoeten, te meer nu het om meerdere bewijstukken gaat die de verklaringen van eiser ondersteunen. Het bovenstaande geldt ook voor de documenten die zien op het werk van eisers vader. Eisers verklaringen over zijn vader en de doorgebrachte tijd in Venezuela na de bedreigingen aan zijn vader worden meegewogen in de algehele geloofwaardigheid van eisers asielrelaas. De bedreigingen aan eisers vader zijn tevens opgenomen als apart relevant asielmotief. In het geval er voor verweerder onduidelijkheid over de documenten bestond, had verweerder daar gelet op de samenwerkingsverplichting over door moeten vragen in een aanvullend gehoor. De beroepsgrond van eiser slaagt.
6.4.
Nu deze beroepsgrond slaagt, komt de rechtbank niet toe aan de bespreking van de overige beroepsgronden.
6.5.
Tot slot wil de rechtbank nog het volgende opmerken. Anders dan verweerder in het verweerschrift naar voren heeft gebracht, heeft eiser in het aanmeld- en nader gehoor meermaals verklaard dat het mogelijk was om te reizen tussen Venezuela en Colombia in het grensgebied. [7] Eiser heeft dit dus niet pas in beroep gesteld. Bij de geloofwaardigheidsbeoordeling dient verweerder dit ook te betrekken.
Conclusie en gevolgen
7. Verweerder heeft de aanvraag ten onrechte afgewezen als ongegrond. Het beroep is gegrond omdat het onduidelijk is welke documenten zijn betrokken bij de besluitvorming en welke waarde aan de documenten is toegekend. Dit betekent dat het bestreden besluit onzorgvuldig tot stand is gekomen en onvoldoende is gemotiveerd. De rechtbank vernietigt daarom het bestreden besluit. De rechtbank ziet geen reden om de rechtsgevolgen van het besluit in stand te laten of zelf een beslissing te nemen. Dit omdat verweerder een nieuwe beoordeling dient te maken.
7.1.
De rechtbank bepaalt met toepassing van artikel 8:72, vierde lid, van de Awb dat verweerder een nieuw besluit moet nemen en daarbij rekening houdt met deze uitspraak. De rechtbank geeft verweerder hiervoor zes weken.
7.2.
Omdat het beroep gegrond is krijgt eiser een vergoeding van zijn proceskosten. Verweerder moet deze vergoeding betalen. Deze vergoeding bedraagt € 1.814,- omdat de gemachtigde van eiser een beroepschrift heeft ingediend en aan de zitting heeft deelgenomen. Verder zijn er geen kosten gemaakt die vergoed kunnen worden.

Beslissing

De rechtbank:
- verklaart het beroep gegrond;
- vernietigt het besluit van 15 augustus 2023;
- draagt verweerder op binnen zes weken na de dag van verzending van deze uitspraak een nieuw besluit te nemen op de aanvraag, waarbij rekening wordt gehouden met deze uitspraak;
- veroordeelt verweerder tot betaling van € 1.814,- aan proceskosten aan eiser.
Deze uitspraak is gedaan door mr. J.C.E. Krikke, rechter, in aanwezigheid van mr. M. Doorman, griffier.
De uitspraak is uitgesproken in het openbaar en bekendgemaakt op:
Informatie over hoger beroep
Een partij die het niet eens is met deze uitspraak, kan een hogerberoepschrift sturen naar de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State waarin wordt uitgelegd waarom deze partij het niet eens is met de uitspraak. Het hogerberoepschrift moet worden ingediend binnen 4 weken na de dag waarop deze uitspraak is verzonden. Kan de indiener de behandeling van het hoger beroep niet afwachten, omdat de zaak spoed heeft, dan kan de indiener de voorzieningenrechter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State vragen om een voorlopige voorziening (een tijdelijke maatregel) te treffen.

Voetnoten

1.Verdrag tot bescherming van de rechten van de mens en de fundamentele vrijheden.
2.Zie bijvoorbeeld het Hof van Justitie, arrest L.H., 10 juni 2021, C-921/19, ECLI:EU:C:2021:478, ro 41-44.
3.Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State.
4.Europees Hof voor de Rechten van de Mens.
5.Zie bijvoorbeeld de arresten van het EHRM van 18 december 2012, F.N. tegen Zweden, nr 28774/09, ECLI:CE:ECHR:2012:1218JUD002877409; 18 november 2014, M.A. tegen Zwitserland, nr. 52589/13, ECLI:CE:ECHR:2014:1118JUD005258913; en 2 oktober 2012, Singh tegen België, nr. 33210/11, ECLI:CE:ECHR:2012:1002JUD003321011.
6.Zie bijvoorbeeld de uitspraak van de Afdeling van 21 juli 2023, ECLI:NL:RVS:2023:2809.
7.Zie bijvoorbeeld pagina 5 en 11 van het aanmeldgehoor en pagina 8, 10 en 11 van het nader gehoor.