ECLI:NL:RBDHA:2025:3964
Rechtbank Den Haag
- Verzet
- Rechtspraak.nl
Oordeel over verzet tegen uitspraak inzake inhouding uitkering en beslag
In deze zaak heeft de Rechtbank Den Haag op 11 maart 2025 uitspraak gedaan op het verzet van de opposant tegen een eerdere uitspraak van 19 december 2024. De rechtbank had in die eerdere uitspraak het beroep van de opposant gegrond verklaard, maar de opposant heeft verzet aangetekend tegen deze uitspraak. De rechtbank beoordeelt in deze uitspraak uitsluitend of de eerdere uitspraak terecht is gedaan en of het verzet gegrond is. De rechtbank komt tot de conclusie dat het verzet ongegrond is.
De zaak betreft de hervatting van de inhouding op de uitkering van de opposant, die in verband stond met een gelegd beslag. De opposant had bezwaar gemaakt tegen de beslissing van het college van burgemeester en wethouders van Leiden, die het bezwaar niet-ontvankelijk had verklaard. De rechtbank oordeelt dat de brief van het college, waarin de hervatting van de inhouding werd meegedeeld, wel degelijk het karakter van een besluit had. Dit betekent dat de opposant tegen deze brief bezwaar kon maken.
De rechtbank heeft het beroep van de opposant gegrond verklaard, maar heeft het bezwaar van de opposant tegen de inhouding op zijn uitkering ongegrond verklaard. De rechtbank concludeert dat de inhouding op de uitkering niet lager was dan de voor de opposant geldende beslagvrije voet. In het verzet heeft de opposant geen nieuwe gronden aangevoerd die de rechtbank zouden kunnen doen twijfelen aan haar eerdere oordeel. De rechtbank bevestigt daarom de eerdere uitspraak en verklaart het verzet ongegrond. Er is geen aanleiding voor een proceskostenveroordeling.