ECLI:NL:RBDHA:2025:3965

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
6 februari 2025
Publicatiedatum
14 maart 2025
Zaaknummer
C/09/672108 / FA RK 24-6432
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Procedures
  • Beschikking
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Benoeming van voogden en schorsing van ouderlijk gezag in een internationale context

Op 6 februari 2025 heeft de Rechtbank Den Haag een beschikking gegeven in een zaak betreffende de voogdij over een minderjarige, geboren in Colombia. De zaak werd behandeld naar aanleiding van een verzoekschrift van de verzoekers, stiefgrootouders van de minderjarige, die om benoeming tot voogden vroegen. De moeder en vader van de minderjarige, die beiden in het buitenland verblijven, hebben geen verweer gevoerd tegen het verzoek. De rechtbank heeft vastgesteld dat de moeder in Polen werkt en de vader in Colombia woont, waardoor zij niet in staat zijn om het gezag over de minderjarige uit te oefenen. De rechtbank heeft geoordeeld dat er sprake is van een gezagsvacuüm, aangezien de minderjarige sinds januari 2024 bij de verzoekers verblijft. De rechtbank heeft de ouders van rechtswege in het gezag over de minderjarige geschorst en de verzoekers benoemd tot voogden. De beschikking is uitvoerbaar bij voorraad verklaard.

Uitspraak

Rechtbank DEN HAAG
Enkelvoudige Kamer
Rekestnummer: FA RK 24-6432
Zaaknummer: C/09/672108
Datum beschikking: 6 februari 2025

Voorziening in de voogdij

Beschikking op het op 26 augustus 2024 ingekomen verzoekschrift van:

[verzoeker] en [verzoekster] ,

verzoekers,
wonende op een bij de rechtbank bekend adres,
advocaat: mr. R.G. Groen in Den Haag.
Als belanghebbenden worden aangemerkt:

[de moeder] ,

de moeder,
wonende op een bij de rechtbank bekend adres buiten Nederland,
en

[de vader] ,

de vader,
wonende op een bij de rechtbank bekend adres buiten Nederland.

Procedure

De rechtbank heeft kennisgenomen van de stukken, waaronder:
  • het verzoekschrift, met bijlagen;
  • de berichten van 18 september 2024 van verzoekers, met bijlagen;
  • de berichten van 31 december 2024 van verzoekers, met bijlagen.
Op 9 januari 2025 is de zaak op de zitting van deze rechtbank behandeld. Hierbij zijn verschenen:
  • verzoekers bijgestaan door hun advocaat en een tolk;
  • [naam] namens de Raad voor de Kinderbescherming.
De moeder en de vader zijn, hoewel behoorlijk opgeroepen, niet op de zitting verschenen.
Na de zitting heeft de rechtbank ontvangen:
- het bericht van 22 januari 2025 van verzoekers, met bijlagen.

Feiten

  • Volgens de geboorteakte is de minderjarige [de minderjarige] geboren op
  • De moeder en de vader hebben samengewoond in Colombia totdat [de minderjarige] één jaar oud was. Daarna is hun relatie beëindigd.
  • In december 2023 zijn de moeder en [de minderjarige] naar Nederland gekomen.
  • Sinds januari 2024 verblijft de moeder in Polen om daar te werken. Zij is van plan om in ieder geval drie jaar in Polen te werken.
  • [de minderjarige] verblijft sinds januari 2024 bij verzoekers. Dit zijn stiefopa en oma moederszijde.
  • Verzoekers hebben sindsdien de opvoeding en verzorging van [de minderjarige] op zich genomen.
  • De vader verblijft in Colombia.
  • De stiefopa heeft in ieder geval de Nederlandse nationaliteit. De oma, de moeder, de vader en [de minderjarige] hebben de Colombiaanse nationaliteit.

Verzoek en verweer

Verzoekers verzoeken, voor zover mogelijk uitvoerbaar bij voorraad:
  • voor recht te verklaren dat het gezag van de moeder van rechtswege is geschorst;
  • voor recht te verklaren dat het gezag van de vader van rechtswege is geschorst;
  • verzoekers te benoemen tot (al dan niet tijdelijke) voogden over [de minderjarige] .
De moeder en de vader hebben geen verweer gevoerd.

Beoordeling

Rechtsmacht en toepasselijk recht
Omdat de gewone verblijfplaats van [de minderjarige] in Nederland is, is de Nederlandse rechter bevoegd om naar Nederlands recht te beslissen op de voorliggende verzoeken.
Hebben ouders gezamenlijk gezag?
Voor de beoordeling van het verzoek van verzoekers is van belang of de moeder en de vader naar Colombiaans recht met het ouderlijk gezag over [de minderjarige] zijn belast, omdat [de minderjarige] in Colombia is geboren. Naar Colombiaans recht oefenen de ouders gezamenlijk het ouderlijk gezag over de kinderen uit.
De volgende vraag die beantwoord moet worden is of deze gezagsverhouding in Nederland wordt erkend. Voor de beantwoording van die vraag is het Verdrag inzake de bevoegdheid, het toepasselijke recht, de erkenning, de tenuitvoerlegging en de samenwerking op het gebied van ouderlijke verantwoordelijkheid en maatregelen ter bescherming van kinderen, Trb. 1997, 299 (HKBV 1996) van toepassing, omdat het verzoekschrift is ingediend na
1 mei 2011, op welke datum het HKBV 1996 in werking is getreden.
Uit artikel 16 lid 3 HKBV 1996 volgt dat het op grond van het recht van de Staat van de gewone verblijfplaats van het kind bestaande ouderlijke verantwoordelijkheid blijft bestaan na verplaatsing van die gewone verblijfplaats naar een andere Staat. Artikel 20 HKBV 1996 bepaalt dat dit artikel ook van toepassing is indien het daardoor aangewezen recht het recht is van een Staat die niet een Verdragsluitende Staat is, in dit geval Colombia. Gelet hierop komt de rechtbank tot het oordeel dat de ouders hun ouderlijk gezag over [de minderjarige] hebben behouden nadat de gewone verblijfplaats van [de minderjarige] is verplaatst van Colombia naar Nederland.
Gezagsvacuüm?
Verzoekers verzoeken voor recht te verklaren dat het gezag van de moeder en de vader over [de minderjarige] van rechtswege is geschorst en dat zij met de voogdij over [de minderjarige] worden belast. Er is op dit moment sprake van een gezagsvacuüm. [de minderjarige] verblijft bij verzoekers in Nederland, terwijl de moeder de komende jaren in Polen werkt en de vader in Colombia woont.
Artikel 1:253q van het Burgerlijk Wetboek (BW) bepaalt, voor zover hier relevant, als volgt:
“(…)
2. Wanneer beide ouders die gezamenlijk het gezag over hun minderjarige kinderen uitoefenen daartoe op een van de in artikel 1:246 BW genoemde gronden onbevoegd zijn, benoemt de rechtbank een voogd.
(…)
4. De in het tweede lid bedoelde beslissingen worden gegeven op verzoek van bloed- of aanverwanten van de minderjarige.
(…)”
Op grond van artikel 1:253r lid 1 BW is artikel 1:253q van overeenkomstige toepassing, indien:
de ouders of de ouder die het gezag uitoefenen al dan niet tijdelijk in de onmogelijkheid verkeren het gezag uit te oefenen; of
het bestaan of de verblijfplaats van de ouders of van één van hen die het gezag uitoefenen, onbekend is.
Gelet op de stukken en op dat wat op de zitting is besproken, is naar het oordeel van de rechtbank komen vast te staan dat de moeder en de vader (tijdelijk) in de onmogelijkheid verkeren om het gezag over [de minderjarige] uit te oefenen. [de minderjarige] verblijft sinds januari 2024 bij verzoekers in Nederland. De vader woont in Colombia en hoewel [de minderjarige] zo nu en dan telefonisch contact heeft met zijn vader, hebben verzoekers zelf nauwelijks contact met de vader. De moeder woont in ieder geval nog drie jaar in Polen om daar te werken en is daarom niet in staat om (snel) gezagsbeslissingen over [de minderjarige] te nemen. Zij heeft schriftelijk ook aangegeven dat zij het eens is met het verzoek. Naar het oordeel van de rechtbank is sprake van een situatie, zoals omschreven in artikel 1:253r lid 1, sub a BW en zijn de moeder en de vader van rechtswege in het gezag over [de minderjarige] geschorst.
Benoeming voogden
Gezamenlijke uitoefening van de voogdij is op grond van artikel 1:282 BW alleen mogelijk op eensluidend verzoek van de voogd en een ander die in een nauwe persoonlijke betrekking tot het kind staat. Het verzoek wordt afgewezen als er gegronde vrees bestaat dat bij inwilliging de belangen van het kind worden verwaarloosd. Volgens de letter van de wet moet dus één van beide verzoekers ten tijde van het verzoek voogd van het kind zijn. Omdat geen van beide verzoekers op dit moment voogd van [de minderjarige] is, wordt hier niet aan voldaan.
Op grond van artikel 1:282 BW is het wel mogelijk dat twee personen met de gezamenlijke voogdij worden belast. De rechtbank is daarom van oordeel dat verzoekers ontvankelijk zijn in hun verzoek. Een goede proceseconomie en het belang van [de minderjarige] staat eraan in de weg dat voor het beoordelen van de gezamenlijke voogdij een afzonderlijke procedure gevoerd zou moeten worden. De rechtbank zal daarom op grond van artikel 25 van het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering de rechtsgronden ambtshalve aanvullen en het verzoek baseren op artikel 1:282 BW.
De rechtbank zal het gezamenlijke verzoek van verzoekers toewijzen. Tussen [de minderjarige] en de oma bestaat namelijk bloedverwantschap en de stiefopa staat in een nauwe persoonlijke betrekking tot [de minderjarige] . Het is de rechtbank niet gebleken dat het belang van [de minderjarige] zich verzet tegen de benoeming van verzoekers tot voogd.
De rechtbank zal beslissen zoals na te melden.

Beslissing

De rechtbank:
*
verklaart voor recht dat het gezag van [de moeder] en [de vader] over de minderjarige [de minderjarige] , geboren op [geboortedatum] 2018 in [geboorteplaats] , Colombia is geschorst;
*
benoemt tot voogden over [de minderjarige] :
  • [verzoeker] , geboren op 3 januari 1969 in Aruba, Nederlandse Antillen;
  • [verzoekster] , geboren op 3 maart 1971 in [geboorteplaats] , Colombia;
*
verklaart deze beschikking uitvoerbaar bij voorraad.
Deze beschikking is gegeven door mr. A.S. Perniciaro, (kinder)rechter, in tegenwoordigheid van mr. S. Sluijmer als griffier, en uitgesproken op de openbare zitting van 6 februari 2025.