Op 6 februari 2025 heeft de Rechtbank Den Haag een beschikking gegeven in een zaak betreffende de voogdij over een minderjarige, geboren in Colombia. De zaak werd behandeld naar aanleiding van een verzoekschrift van de verzoekers, stiefgrootouders van de minderjarige, die om benoeming tot voogden vroegen. De moeder en vader van de minderjarige, die beiden in het buitenland verblijven, hebben geen verweer gevoerd tegen het verzoek. De rechtbank heeft vastgesteld dat de moeder in Polen werkt en de vader in Colombia woont, waardoor zij niet in staat zijn om het gezag over de minderjarige uit te oefenen. De rechtbank heeft geoordeeld dat er sprake is van een gezagsvacuüm, aangezien de minderjarige sinds januari 2024 bij de verzoekers verblijft. De rechtbank heeft de ouders van rechtswege in het gezag over de minderjarige geschorst en de verzoekers benoemd tot voogden. De beschikking is uitvoerbaar bij voorraad verklaard.