ECLI:NL:RBDHA:2025:3966

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
6 februari 2025
Publicatiedatum
14 maart 2025
Zaaknummer
C/09/672981 / FA RK 24-6851
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Procedures
  • Beschikking
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Verzoek om omgangsregeling en kinderalimentatie in een ouderschapskwestie met verwijzing naar bemiddeling

In deze zaak heeft de Rechtbank Den Haag op 6 februari 2025 een beschikking gegeven in een ouderschapskwestie tussen de vader en de moeder van de minderjarige [de minderjarige]. De ouders hebben een affectieve relatie gehad tot medio 2023 en zijn gezamenlijk verantwoordelijk voor de zorg van hun kind, dat bij de moeder woont. De vader heeft verzocht om een voorlopige zorgregeling, terwijl de moeder verweer heeft gevoerd. De rechtbank heeft vastgesteld dat de ouders deelnemen aan een traject van Ouderschapsbemiddeling om hun communicatie te verbeteren en het vertrouwen in elkaar te herstellen. De rechtbank heeft besloten dat de vader en de minderjarige minimaal eenmaal per week voor de duur van twee uur begeleid contact zullen hebben, onder toezicht van Stichting Jeugdformaat. De rechtbank heeft ook een verzoek tot vaststelling van kinderalimentatie door de moeder behandeld, waarbij de vader een schriftelijke verweertermijn is gegeven. De rechtbank heeft de verdere beslissingen over de zorg- en opvoedingstaken en het raadsonderzoek aangehouden tot 1 augustus 2025, in afwachting van de resultaten van de bemiddeling en omgangsbegeleiding.

Uitspraak

Rechtbank DEN HAAG
Enkelvoudige Kamer
Rekestnummers: FA RK 24-6851 (bodemprocedure)
FA 24-6857 (voorlopige voorzieningen)
Zaaknummers: C/09/672981 (bodemprocedure)
C/09/672988 (voorlopige voorziening)
Datum beschikking: 6 februari 2025
Verdeling van de zorg- en opvoedingstaken en voorlopige voorzieningen ex artikel 223 Rv

Beschikking op de op 23 september 2024 ingekomen verzoekschriften van:

[de vader] ,

de vader,
wonende op een bij de rechtbank bekend adres,
advocaat: mr. D.E. Oud in Krommenie, gemeente Zaanstad.
Als belanghebbende wordt aangemerkt:

[de moeder] ,

de moeder,
wonende op een bij de rechtbank bekend adres,
advocaat: mr. I.M. van der Drift in Delft.

Procedure

Bodemprocedure
De rechtbank heeft kennisgenomen van de stukken, waaronder van:
  • het verzoekschrift;
  • het verweerschrift met zelfstandige verzoeken, met bijlagen;
  • het bericht van 11 november 2024 van de vader, met bijlagen.
Voorlopige voorzieningenprocedure
De rechtbank heeft kennisgenomen van de stukken, waaronder van:
  • het verzoekschrift;
  • het verweerschrift, met bijlagen;
  • het bericht van 11 november 2024 van de vader, met bijlagen.
Op 9 januari 2025 zijn de zaken gecombineerd op de zitting van deze rechtbank behandeld. Hierbij zijn verschenen:
  • de vader bijgestaan door zijn advocaat;
  • de moeder bijgestaan door haar advocaat;
  • [naam] namens de Raad voor de Kinderbescherming (de Raad).

Feiten

  • De vader en de moeder hebben een affectieve relatie met elkaar gehad tot medio 2023.
  • Zij zijn de ouders van de minderjarige [de minderjarige] ( [de minderjarige] ), geboren op [geboortedatum] 2023 in [geboorteplaats] .
  • De vader heeft [de minderjarige] erkend.
  • De ouders oefenen gezamenlijk het gezag uit over [de minderjarige] .
  • [de minderjarige] woont bij de moeder.
  • De moeder heeft uit een eerdere relatie vier nu nog minderjarige kinderen, in de leeftijd van acht tot vijftien jaar.

Verzoek en verweer

Voorlopige voorzieningenprocedure
De vader verzoekt, bij wijze van provisionele voorziening en voor zover mogelijk uitvoerbaar, bij voorraad te bepalen dat de navolgende voorlopige zorgregeling zal gelden:
  • [de minderjarige] verblijft om de week vanaf vrijdag 18.00 tot zondagmiddag 17.00 uur bij de vader;
  • vakanties en feestdagen worden bij helfte verdeeld.
De moeder voert verweer, dat hierna – voor zover nodig – zal worden besproken.
Bodemprocedure
De vader verzoekt, voor zover mogelijk uitvoerbaar bij voorraad, te bepalen dat de volgende zorgregeling zal gelden:
  • week 1 tot en met 4 na de beschikking: de vader ziet [de minderjarige] elke zondag tussen 13.00 uur en 17.00 uur, onbegeleid, op een locatie bij de moeder in de buurt;
  • week 5 tot en met 8 na de beschikking: de vader ziet [de minderjarige] elke zondag tussen 9.00 uur en 18.00 uur, onbegeleid, op een door de vader aan te geven locatie;
  • vanaf week 9 na de beschikking: de vader ziet [de minderjarige] om de week van zaterdagochtend 10.00 uur tot zondagavond 18.00 uur;
  • de vakanties en feestdagen worden tussen de ouders bij helfte verdeeld, conform het voorstel van de vader.
De moeder verzoekt, voor zover mogelijk uitvoerbaar bij voorraad:
  • de verzoeken van de vader af te wijzen;
  • naar de rechtbank begrijpt: een gezag- en omgangsonderzoek door de Raad te gelasten;
  • te bepalen dat de vader met ingang van 1 augustus 2023 een kinderalimentatie van

Beoordeling

Voorlopige voorzieningenprocedure
Op de zitting heeft de vader zijn verzoek op grond van artikel 223 Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering ingetrokken, zodat de rechtbank daarop niet meer hoeft te beslissen.
Bodemprocedure
Ouderschapsbemiddeling
De rechtbank heeft op de zitting met de ouders besproken dat zij het van belang acht dat de ouders gaan deelnemen aan het traject Ouderschapsbemiddeling om hun communicatie te verbeteren en het onderlinge vertrouwen in het belang van [de minderjarige] te herstellen. Beide ouders hebben op de zitting de bereidheid uitgesproken om hieraan deel te nemen. De rechtbank zal de ouders in de gelegenheid stellen om deel te nemen aan dit traject, zoals blijkt uit het proces-verbaal van doorverwijzing dat aan deze beschikking is gehecht. Dit proces-verbaal is op 12 januari 2025 al per email verzonden naar Kenniscentrum Kind en Scheiding voor deelname aan voornoemd traject en aanmelding bij de betreffende uitvoerende hulpverleningsinstantie. De rechtbank zal deze beschikking per post zenden aan Kenniscentrum Kind en Scheiding.
Van de uitvoerende hulpverleningsinstantie verwacht de rechtbank dat zij de eindrapportage over het verloop van het traject indient op de hierna vermelde wijze. De hulpverleningsinstantie kan de rechtbank ook tussentijds informeren als daartoe aanleiding is. Als het traject niet heeft geleid tot een positief resultaat moet de instantie de eindrapportage ook tegelijkertijd zenden aan de Raad. Aan de hand van de eindrapportage moet de Raad bezien of er een onderzoek van de Raad noodzakelijk is. De Raad wordt verzocht binnen twee weken na ontvangst van de eindrapportage de rechtbank hierover te informeren en, indien de Raad onderzoek noodzakelijk acht, dit te verrichten en daarvan bij de rechtbank een rapport in te dienen. De Raad wordt in dat geval verzocht om een concreet advies te geven over de verdeling van de zorg- en opvoedingstaken. Deze beschikking geldt als voorwaardelijke opdracht aan de Raad om een onderzoek te verrichten voor het geval dat het traject volgens de uitvoerende hulpverleningsinstantie niet positief wordt afgesloten én de Raad dat onderzoek noodzakelijk acht.
Verdeling van de zorg- en opvoedingstaken
Uit de stukken en dat wat op de zitting is besproken, is de rechtbank gebleken dat de relatie van de ouders ongeveer acht weken na de geboorte van [de minderjarige] abrupt is verbroken. Na het verbreken van de relatie zag de vader [de minderjarige] in eerste instantie onder begeleiding van de moeder bij de moeder thuis. In mei 2024 heeft de moeder eenzijdig, mede vanwege het welzijn van haar andere kinderen, besloten dat deze contactmomenten niet langer konden plaatsvinden bij haar thuis. Vanaf dat moment vonden de contactmomenten tussen de vader en [de minderjarige] plaats in de Intratuin in [plaats] , in aanwezigheid van de moeder. Omdat de moeder grote zorgen heeft over de veiligheid van [de minderjarige] bij de vader, mede vanwege vermeend alcoholmisbruik, zijn onduidelijke woonsituatie en agressieproblematiek, is in december 2024 gestart met het traject Omgangsbegeleiding bij Stichting Jeugdformaat. Op 18 december 2024 heeft daar het eerste begeleide contactmoment tussen de vader en [de minderjarige] plaatsgevonden. Dit contactmoment duurde 45 minuten. Op 8 januari 2025 heeft het tweede contactmoment plaatsgevonden. Dit contactmoment duurde één uur. Volgens de moeder is het de bedoeling dat wordt toegewerkt naar een begeleid contactmoment om de week op woensdag voor de duur van anderhalf uur.
De vader begrijpt dat een weekendregeling op dit moment niet haalbaar is, maar hij wil wel graag dat de contactmomenten tussen hem en [de minderjarige] worden uitgebreid en dat hij [de minderjarige] mag zien zonder begeleiding. De vader betwist de door de moeder geuite zorgen. De enige reden dat de vader heeft ingestemd met het traject Omgangsbegeleiding bij Stichting Jeugdformaat, is omdat hij bang was dat hij [de minderjarige] anders niet meer mocht zien.
De moeder erkent dat contact met de vader in het belang is van [de minderjarige] en dat het voor zijn ontwikkeling belangrijk is dat hij een band opbouwt met de vader. De moeder kan instemmen met een uitbreiding van de contactmomenten tussen de vader en [de minderjarige] , maar zij verzet zich ertegen dat het contact zonder begeleiding plaatsvindt. Daarvoor ontbreekt het benodigde vertrouwen en zijn de zorgen van de moeder te groot.
Op de zitting heeft de Raad naar voren gebracht dat de frequentie en de duur van de contactmomenten tussen de vader en [de minderjarige] in het belang van [de minderjarige] moeten worden uitgebreid. Op deze manier kunnen de vader en [de minderjarige] geen hechtingsband met elkaar opbouwen.
De rechtbank acht het, net als de Raad, in het belang van [de minderjarige] dat het contact tussen hem en de vader zo snel mogelijk wordt uitgebreid, zowel in frequentie als in duur. Gelet op de jonge leeftijd van [de minderjarige] is het belangrijk dat hij regelmatig contact met zijn vader heeft, zodat hun hechtingsrelatie zich zo optimaal mogelijk kan ontwikkelen. De rechtbank acht het daarbij op dit moment echter niet in het belang van [de minderjarige] dat het contact zonder begeleiding zal plaatsvinden. Daartoe overweegt de rechtbank dat het een feit is dat er bij de moeder veel wantrouwen naar de vader is en dat zij veel zorgen over de vader heeft. Weliswaar heeft de vader de door de moeder geuite zorgen betwist, maar dat maakt niet dat dit wantrouwen bij de moeder meteen is verdwenen, ook al zijn de eerdere begeleide contactmomenten bij Stichting Jeugdformaat goed verlopen. Een onbegeleide zorgregeling waar de moeder als hoofdverzorgster van [de minderjarige] niet achter staat, acht de rechtbank niet in het belang van [de minderjarige] , omdat hij de emotionele toestemming van de moeder in het contact met de vader nodig heeft. Het is daarom van belang dat de ouders gaan werken aan het herstellen van het vertrouwen in de trajecten Ouderschapsbemiddeling en Omgangsbegeleiding, waarmee zij al zijn gestart. Als de begeleide contactmomenten tussen de vader en [de minderjarige] positief (blijven) verlopen, zal het contact op termijn onbegeleid kunnen plaatsvinden.
De rechtbank zal alles afwegende nu een
voorlopigezorgregeling vaststellen, die wordt begeleid door Stichting Jeugdformaat en zal bepalen dat [de minderjarige] met ingang van heden minimaal eenmaal per week voor de duur van twee uur begeleid contact met de vader zal hebben. De rechtbank laat de verdere opbouw van het contact en de manier waarop dit wordt uitgevoerd over aan de expertise van de omgangsbegeleiders van Stichting Jeugdformaat. Daarmee krijgt Stichting Jeugdformaat dus het voortouw en de regie als het om (de opbouw van) het contact tussen de vader en [de minderjarige] gaat. De rechtbank geeft uitdrukkelijk mee dat moet worden toegewerkt naar een frequente en onbegeleide zorgregeling tussen de vader en [de minderjarige] . Bij Stichting Jeugdformaat kan het contact tussen de vader en [de minderjarige] in een veilige omgeving worden opgebouwd, zodat het vertrouwen van met name de moeder in de vader in het belang van [de minderjarige] kan groeien.
De rechtbank zal iedere verdere beslissing over de verdeling van de zorg- en opvoedingstaken en het raadsonderzoek aanhouden tot 1 augustus 2025 pro forma in afwachting van de resultaten van het traject Ouderschapsbemiddeling en het traject Omgangsbegeleiding bij Stichting Jeugdformaat. De rechtbank verwacht van beide advocaten dat zij zich uiterlijk op die datum schriftelijk en bondig zullen uitlaten over de stand van zaken van die trajecten met bijgevoegd eventuele omgangsverslagen en wat dit betekent voor de openstaande verzoeken. De rechtbank zal daarna over de voortgang van de procedure zal beslissen.
Kinderalimentatie
Door de moeder is op 30 december 2024 een zelfstandig verzoek tot vaststelling van een door de vader aan haar te betalen kinderalimentatie voor [de minderjarige] ingediend.
De rechtbank heeft op de zitting medegedeeld dat aan de vader een schriftelijke verweertermijn zal worden gegeven. De rechtbank heeft het verzoek tot vaststelling van een door de vader aan de moeder te betalen kinderalimentatie voor [de minderjarige] inmiddels afgesplitst, onder zaak- en rekestnummer C/09/678448 en FA RK 22-220, en aan de vader een schriftelijke verweertermijn gegeven tot 10 februari 2025. Na ontvangst van het verweerschrift van de vader zal in die procedure worden beslist over het verdere verloop van die procedure.

Beslissing

De rechtbank:
inzake C/09/672988 en FA RK 24-6857 (voorlopige voorzieningen)
*
stelt vast dat niets meer te beslissen is;
inzake C/09/672981 en FA RK 24-6851 (bodemprocedure)
*
bepaalt in het kader van de vaststelling van de verdeling van de zorg- en opvoedingstaken dat de minderjarige [de minderjarige] , geboren op [geboortedatum] 2023 in [geboorteplaats]
voorlopig:
  • minimaal één keer per week voor de duur van twee uur, onder begeleiding van Stichting Jeugdformaat, bij de vader zal zijn;
  • waarbij de verdere uitbreiding qua frequentie, duur en aard wordt bepaald door en uitgevoerd conform de aanwijzingen van de omgangsbegeleiders van Stichting Jeugdformaat, waarbij moet worden toegewerkt naar een frequente en onbegeleide zorgregeling tussen de vader en [de minderjarige] ;
*
stelt vast dat de ouders, te weten:
[de vader] (de vader),
wonende in ( [postcode 1] [woonplaats 1] aan [adres 1] ,
en
[de moeder] (de moeder),
wonende in ( [postcode 2] ) [woonplaats 2] aan de [adres 2] ,
bij (aangehecht) proces-verbaal van doorverwijzing zijn verwezen naar(De Rotterdamse omgangsbegeleiding voorziet blijkens haar folder in omgangsbegeleiding voor de duur van in beginsel maximaal zes maanden, overeenkomend met acht à negen contacten.) Kenniscentrum Kind en Scheiding voor deelname aan het traject Ouderschapsbemiddeling / Parallel (solo) ouderschap, en voor aanmelding bij de uitvoerende hulpverleningsinstantie;
beveelt de griffier binnen twee dagen na heden een afschrift van deze beschikking te zenden naar:
  • Kenniscentrum Kind en Scheiding, Albertus de Oudelaan 1 , 2273 CW Voorburg;
  • de Raad voor de Kinderbescherming;
bepaalt dat de ouders de rechtbank uiterlijk op na te melden pro formadatum moeten informeren over het verloop van voornoemd traject;
bepaalt dat de uitvoerende hulpverleningsinstantie de rechtbank (tussentijds) rapporteert over het verloop van voornoemd traject, met kopie aan beide ouders en daarvan, indien het traject niet positief is afgerond, gelijktijdig een afschrift aan de Raad voor de Kinderbescherming stuurt;
bepaalt dat de griffier binnen één week na ontvangst van de rapportage van een niet positief afgerond traject een afschrift van de processtukken aan de Raad voor de Kinderbescherming toestuurt;
verzoekt de Raad voor de Kinderbescherming bij een niet positief verlopen traject te bezien of een raadsonderzoek noodzakelijk is met inachtneming van wat de rechtbank daarover in de overwegingen heeft opgenomen, de rechtbank daarover binnen twee weken te informeren en, indien dat onderzoek noodzakelijk geacht wordt, dit onderzoek te verrichten met het hiervoor omschreven doel en daarover aan de rechtbank te rapporteren en advies uit te brengen;
*
bepaalt dat de vader
in de procedure C/09/678448 en FA RK 25-220uiterlijk op
10 februari 2025 2024 een verweerschrift mag indienen tegen het verzoek van de moeder tot vaststelling van een door de vader aan de moeder te betalen kinderalimentatie voor [de minderjarige] ;
waarna de rechtbank
in de procedure C/09/678448 en FA RK 25-220zal beslissen over het verdere verloop van die procedure;
*
verklaart deze beschikking tot zover uitvoerbaar bij voorraad;
*
houdt iedere verdere beslissing over
de verdeling van de zorg- en opvoedingstaken en het raadsonderzoekaan
tot 1 augustus 2025 pro forma.
Deze beschikking is gegeven door mr. A.S. Perniciaro, kinderrechter, in tegenwoordigheid van mr. S. Sluijmer als griffier, en uitgesproken op de openbare zitting van 6 februari 2025.