ECLI:NL:RBDHA:2025:3970

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
21 februari 2025
Publicatiedatum
14 maart 2025
Zaaknummer
NL24.49042 en NL24.49043
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Procedures
  • Voorlopige voorziening
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Asielaanvraag van Senegalese eiser afgewezen als kennelijk ongegrond; rechtbank oordeelt dat Senegal geen veilig land van herkomst is

In deze uitspraak beoordeelt de rechtbank het beroep van een Senegalese eiser tegen de afwijzing van zijn asielaanvraag door de minister van Asiel en Migratie. De eiser, geboren in 1979, heeft op 23 november 2024 een aanvraag ingediend voor een verblijfsvergunning asiel, die op 7 december 2024 als kennelijk ongegrond is afgewezen. De rechtbank heeft op 18 februari 2025 de zaak behandeld, waarbij de eiser en zijn gemachtigde aanwezig waren, evenals de gemachtigde van de verweerder. De rechtbank concludeert dat de afwijzing van de asielaanvraag onterecht was, omdat verweerder Senegal ten onrechte als veilig land van herkomst heeft aangemerkt. De rechtbank verwijst naar een arrest van het Hof van Justitie van de Europese Unie, waarin wordt gesteld dat een land niet als veilig kan worden aangemerkt als er delen van de bevolking zijn die wel degelijk vervolging ondervinden. De rechtbank oordeelt dat de minister de asielaanvraag niet zorgvuldig heeft voorbereid, omdat de eiser niet in de gelegenheid is gesteld om zich voor te bereiden op het gehoor. De rechtbank vernietigt het besluit van de minister en draagt deze op om binnen zes weken een nieuw besluit te nemen, waarbij rekening wordt gehouden met de uitspraak. Tevens wordt de eiser een vergoeding van de proceskosten toegekend.

Uitspraak

RECHTBANK DEN HAAG
Zittingsplaats Haarlem
Bestuursrecht
zaaknummers: NL24.49042 (beroep)
NL24.49043 (voorlopige voorziening)
uitspraak van de enkelvoudige kamer en de voorzieningenrechter in de zaak tussen

[eiser] , eiser/verzoeker (hierna: eiser)

V-nummer: [#]
(gemachtigde: mr. A.H.A. Kessels),
en

de minister van Asiel en Migratie, verweerder

(gemachtigde: mr. W.A. Kleingeld).

Inleiding

1. In deze uitspraak beoordeelt de rechtbank het beroep van eiser tegen de afwijzing van zijn asielaanvraag. De voorzieningenrechter beoordeelt eisers verzoek om een voorlopige voorziening. Eiser stelt de Senegalese nationaliteit te hebben en te zijn geboren op [geboortedatum] 1979. Hij heeft op 23 november 2024 een aanvraag tot het verlenen van een verblijfsvergunning asiel voor bepaalde tijd ingediend. Verweerder heeft met het bestreden besluit van 7 december 2024 deze aanvraag in de grensprocedure afgewezen als kennelijk ongegrond. Ook heeft verweerder aan eiser een terugkeerbesluit en een inreisverbod van twee jaar uitgevaardigd.
1.1
De rechtbank heeft het beroep, samen met het verzoek om een voorlopige voorziening, op 18 februari 2025 op zitting behandeld. Hieraan hebben deelgenomen: eiser, de gemachtigde van eiser, [naam] als tolk en de gemachtigde van verweerder.

Beoordeling door de rechtbank

Waarover gaat deze uitspraak?
2. In deze uitspraak beoordeelt de rechtbank of verweerder de asielaanvraag van eiser heeft kunnen afwijzen als kennelijk ongegrond. De rechtbank is van oordeel dat dit niet het geval is. Het beroep is dus gegrond. De rechtbank legt hieronder uit, aan de hand van de door eiser aangevoerde beroepsgronden, hoe zij tot dat oordeel is gekomen.
De feiten en omstandigheden
3. Eiser heeft aan zijn asielaanvraag ten grondslag gelegd dat hij is gevlucht uit Senegal, omdat hij problemen heeft ondervonden met de Senegalese autoriteiten, door zijn hulp aan de politieke partij PASTEF. Bij een demonstratie zijn collega’s van eiser om het leven gekomen. De Senegalese autoriteiten zijn naar eiser op zoek. Bij terugkeer naar Senegal vreest eiser voor zijn veiligheid.
Wat staat er in het bestreden besluit?
4. Verweerder heeft de asielaanvraag afgewezen als kennelijk ongegrond. Verweerder heeft naar aanleiding van eisers asielrelaas de volgende elementen onderscheiden in de besluitvorming:
eisers identiteit, nationaliteit en herkomst
eisers problemen met de Senegalese autoriteiten
4.1
Verweerder acht eisers identiteit, nationaliteit en herkomst geloofwaardig. Hieraangaande overweegt verweerder dat Senegal een veilig land van herkomst is. Een uitzondering geldt voor lhbti en personen die te maken krijgen met strafrechtelijke vervolging, maar tot deze groepen behoort eiser niet. Verweerder gelooft verder niet dat het voor eiser persoonlijk onveilig is in Senegal, want verweerder acht eisers problemen met de Senegalese autoriteiten ongeloofwaardig. Volgens verweerder heeft eiser namelijk summier en vaag verklaard over de aanleiding voor zijn problemen met de Senegalese autoriteiten. Ook vindt verweerder eisers verklaringen onsamenhangend en niet-aannemelijk. Daarbij heeft eiser wisselend verklaard over zijn beroep.
Is Senegal een veilig land van herkomst?
5. Eiser voert aan dat verweerder Senegal niet had mogen aanmerken als veilig land van herkomst. Eiser beroept zich hierbij op een verzoek om een prejudiciële beslissing door de Italiaanse rechter van 4 juni 2024 inzake het aanmerken van een veilig land van herkomst. [1]
5.1
Het Hof van Justitie van de Europese Unie (het Hof) heeft in een arrest van 4 oktober 2024 [2] geoordeeld dat een land niet als veilig land van herkomst mag worden aangemerkt, als een deel van het land niet aan de voorwaarden daarvoor voldoet. Deze rechtbank heeft in haar uitspraak van 8 januari 2025 [3] geoordeeld dat Senegal ten onrechte als veilig land van herkomst is aangemerkt. Uit het arrest van het Hof leidt de rechtbank af dat het uitzonderen van groepen zich ook niet verdraagt met de aanwijzing van een land als veilig in de zin van de Procedurerichtlijn. [4]
5.2
Ter zitting heeft verweerder verklaard dat hoger beroep is ingesteld tegen de genoemde uitspraak van de rechtbank en gesteld dat in deze zaak de juiste procedure is gevolgd.
5.3
De rechtbank is van oordeel dat verweerder Senegal ten onrechte als veilig land van herkomst heeft aangemerkt. Het Hof wijst er in punt 68 van zijn arrest op dat uit de tekst en bijlage van de Procedurerichtlijn volgt dat de aanwijzing tot veilig land van herkomst alleen mogelijk is, als kan worden aangetoond dat er in het algemeen gezien en op duurzame wijze geen sprake is van daden van vervolging. Dat kan volgens de rechtbank dus niet worden aangetoond als er wel daden van vervolging plaatsvinden ten aanzien van bepaalde delen van de bevolking. De rechtbank volgt verder de overwegingen in de uitspraak van 8 januari 2025, waaruit volgt dat het uitzonderen van groepen zich niet verdraagt met de aanwijzing van een land als veilig in de zin van de Procedurerichtlijn. [5] Verweerder heeft Senegal aangewezen als veilig land van herkomst met uitzondering van onder andere lhbti’ers en heeft daarmee dus een deel van de bevolking uitgezonderd van die aanwijzing.
5.4
De rechtbank concludeert daarom dat de aanwijzing van Senegal tot veilig land van herkomst zich niet verdraagt met de Procedurerichtlijn. De rechtbank verklaart artikel 3.37f, vierde lid, aanhef en onder a, van het Voorschrift Vreemdelingen 2000 daarom onverbindend. Verweerder heeft Senegal als gevolg hiervan niet kunnen aanwijzen als veilig land van herkomst, heeft dus ten onrechte aangenomen dat eiser afkomstig is uit een veilig land van herkomst en heeft zijn asielaanvraag ook ten onrechte in de versnelde procedure behandeld. Verweerder heeft eisers asielaanvraag ook ten onrechte als kennelijk ongegrond afgewezen op grond van artikel 30b, eerste lid, aanhef en onder b, van de Vreemdelingenwet 2000. De beroepsgrond slaagt.
Heeft verweerder het besluit zorgvuldig voorbereid?
6. Eiser voert aan dat verweerder hem in de gelegenheid had moeten stellen om zich op het gehoor 'veilig land van herkomst' voor te bereiden, door voorafgaand aan het gehoor een advocaat te raadplegen. Tijdens het gehoor kon eiser zich een aantal belangrijke details niet herinneren. Dit is te wijten aan het feit dat eiser zijn asielrelaas niet heeft kunnen doornemen met zijn advocaat voor het gehoor. Dat is volgens eiser in strijd met artikel 3.109, vierde lid, van het Vreemdelingenbesluit 2000 (Vb).
6.1
Verweerder heeft zich ter zitting op het standpunt gesteld dat als de aanvraag kennelijk ongegrond wordt afgewezen, zoals in dit geval, verweerder dan geen toepassing hoeft te geven aan artikel 3.109 van het Vb. Deze bepaling is neergelegd in artikel 3.109ca van het Vb. Volgens verweerder is eiser afkomstig uit een veilig land van herkomst. Daarom kon verweerder de asielaanvraag afwijzen als kennelijk ongegrond. Verweerder heeft wel erkend dat het normaliter gebruikelijk is dat een vreemdeling wordt voorbereid op het gehoor door een advocaat en dat dit ook is neergelegd in Werkinstructie 2022/15. Volgens verweerder is dit echter geen Unierechtelijke verplichting.
Juridisch kader
6.2
In artikel 3.109 van het Vb is bepaald in welke gevallen verweerder de vreemdeling een rust- en voorbereidingstermijn dient te geven en wanneer daarvan kan worden afgezien. In het vierde lid van dit artikel is neergelegd dat de vreemdeling in gelegenheid wordt gesteld om te worden voorgelicht over het vervolg van de asielprocedure en om zich op het vervolg van deze procedure voor te bereiden. Ook is hierin neergelegd dat de vreemdeling in staat wordt gesteld zich voor te bereiden op het gehoor. Uit paragraaf C1/2.2 van de Vreemdelingencirculaire 2000 (Vc) volgt dat de voorbereiding op de asielprocedure wordt verzorgd door een rechtsbijstandverlener.
In artikel 3.109ca, eerste lid, aanhef en onder c, van het Vb is beschreven dat verweerder een asielaanvraag kennelijk ongegrond kan verklaren, als de vreemdeling afkomstig is uit een veilig land van herkomst. In dat geval is onder meer artikel 3.109 van het Vb niet van toepassing.
Overwegingen rechtbank
6.3
De rechtbank heeft hierboven geconcludeerd dat verweerder Senegal niet als veilig land van herkomst mocht aanmerken en dat verweerder eisers asielaanvraag daarom ook ten onrechte als kennelijk ongegrond heeft afgewezen. Hieruit vloeit voort dat verweerder bij de behandeling van de asielaanvraag ten onrechte toepassing heeft gegeven aan artikel 3.109ca Vb. De rechtbank overweegt dat verweerder artikel 3.109, vierde lid, van het Vb dus wel in acht had moeten nemen. Verweerder had eiser dus gelegenheid moeten geven om een advocaat te raadplegen voorafgaand aan het gehoor. De beroepsgrond slaagt.
Wat betekent het oordeel?
7. Op grond van artikel 8:41a van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) beslecht de bestuursrechter het hem voorgelegde geschil zoveel mogelijk definitief. De rechtbank ziet in dit geval echter geen aanleiding om dat te doen en zal daarom niet zelf in de zaak voorzien. Eiser is immers niet voorbereid op het gehoor met toepassing van artikel 3.109, vierde lid, van de Vb. Verweerder moet eiser daarom opnieuw horen. Daar komt bij dat verweerder niet heeft betwist dat eisers telefoon is ingenomen door de Koninklijke Marechaussee en daarna zoek is geraakt. Ter zitting is gebleken dat de telefoon nog niet is teruggevonden. Verweerder stelt zich op het standpunt dat het eiser niet streng wordt aangerekend dat zijn telefoon zoek is geraakt, maar dat het verweerders argumenten ook verder niet verandert. De rechtbank volgt verweerder hierin niet. Eiser heeft immers al bij het gehoor naar voren gebracht dat er mogelijk bewijsstukken op zijn telefoon staan, waarmee hij zijn asielrelaas kan ondersteunen. De rechtbank sluit niet uit dat eisers telefoon nog gevonden kan worden en dat er informatie in staat die verweerder nog kan betrekken bij diens beoordeling.
Conclusie en gevolgen
8. Het beroep is gegrond. Verweerder heeft het besluit onzorgvuldig voorbereid. Daarnaast heeft verweerder de aanvraag ten onrechte afgewezen als kennelijk ongegrond. De rechtbank vernietigt daarom het bestreden besluit.
8.1
De rechtbank bepaalt met toepassing van artikel 8:72, vierde lid, van de Awb dat verweerder een nieuw besluit moet nemen en daarbij rekening houdt met deze uitspraak. Verweerder zal eiser daarbij opnieuw moeten horen. De rechtbank geeft verweerder zes weken voor het nemen van een nieuw besluit. De rechtbank acht een langere termijn niet nodig. Indien verweerder geen hoger beroep instelt, moet het mogelijk zijn voor verweerder om binnen een termijn van zes weken eiser opnieuw op de aanvraag te horen en daarop opnieuw te beslissen.
8.2
Nu de rechtbank deze beslissing neemt over eisers beroep, is er geen aanleiding meer om een voorlopige voorziening te treffen. De voorzieningenrechter wijst het verzoek daartoe dan ook af.
8.3
Eiser krijgt een vergoeding van de proceskosten die hij heeft gemaakt in beroep en in het verzoek om een voorlopige voorziening. Deze kosten stelt de rechtbank op grond van het Besluit proceskosten bestuursrecht voor de door een derde beroepsmatig verleende rechtsbijstand vast op € 2.721,- (1 punt voor het indienen van het beroepschrift, 1 punt voor het indienen van het verzoekschrift en 1 punt voor het verschijnen ter zitting).

Beslissing

De rechtbank:
- verklaart het beroep gegrond;
- vernietigt het besluit van 7 december 2024;
- draagt verweerder op binnen zes weken na de dag van verzending van deze uitspraak een nieuw besluit te nemen op de aanvraag, waarbij rekening wordt gehouden met deze uitspraak;
- veroordeelt verweerder tot betaling van € 1.814,- aan proceskosten aan eiser.
De voorzieningenrechter:
- wijst het verzoek om een voorlopige voorziening af;
- veroordeelt verweerder tot betaling van € 907,- aan proceskosten aan eiser.
Deze uitspraak is gedaan door mr. L.M. Kos, (voorzieningen)rechter, in aanwezigheid van mr. S.L. Clemens, griffier.
De uitspraak is uitgesproken in het openbaar en bekendgemaakt op:
Informatie over hoger beroep
Een partij die het niet eens is met deze uitspraak, kan, voor zover het de hoofdzaak betreft, een hogerberoepschrift sturen naar de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State waarin wordt uitgelegd waarom deze partij het niet eens is met de uitspraak. Het hogerberoepschrift moet worden ingediend binnen 1 week na de dag waarop deze uitspraak is verzonden. Kan de indiener de behandeling van het hoger beroep niet afwachten, omdat de zaak spoed heeft, dan kan de indiener de voorzieningenrechter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State vragen om een voorlopige voorziening (een tijdelijke maatregel) te treffen.

Voetnoten

1.Verzoek om een prejudiciële beslissing ingediend door de Tribunale ordinario di Firenze (Italië) op 4 juni 2024, C-389/24.
2.Arrest van het Hof van 4 oktober 2024, ECLI:EU:C:2024:841.
4.Richtlijn 2013/32/EU.
5.Zie rechtsoverwegingen 9 t/m 9.7.