In deze uitspraak van de Rechtbank Den Haag, gedateerd 21 februari 2025, wordt het beroep van eiser tegen de afwijzing van zijn asielaanvraag behandeld. Eiser, een Mauritaanse burger, heeft op 13 november 2024 een aanvraag ingediend voor een verblijfsvergunning asiel, die door de minister van Asiel en Migratie op 28 november 2024 als kennelijk ongegrond is afgewezen. Eiser stelt dat hij in Mauritanië slachtoffer is van slavernij en systematische onderdrukking van de zwarte bevolking, en dat zijn verklaringen over discriminatie en deelname aan een manifestatie tegen de overheid ten onrechte niet zijn erkend als relevante asielmotieven door verweerder.
De rechtbank oordeelt dat de afwijzing van de asielaanvraag onterecht is, omdat de verklaringen van eiser over discriminatie en zijn vrees voor vervolging als gevolg van zijn etniciteit en politieke activiteiten wel degelijk als asielmotieven moeten worden aangemerkt. De rechtbank vernietigt het bestreden besluit en draagt verweerder op om binnen zes weken een nieuw besluit te nemen, rekening houdend met deze uitspraak. Tevens wordt het verzoek om een voorlopige voorziening afgewezen, en krijgt eiser een vergoeding van zijn proceskosten.
De rechtbank benadrukt dat discriminatie en vrees voor repressie vanwege deelname aan politieke activiteiten relevante gronden zijn voor asiel, en dat verweerder deze feiten ten onrechte niet heeft meegewogen in zijn besluitvorming. De uitspraak onderstreept het belang van een zorgvuldige beoordeling van asielaanvragen, vooral in gevallen van systematische onderdrukking en discriminatie.