ECLI:NL:RBDHA:2025:3985

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
21 februari 2025
Publicatiedatum
14 maart 2025
Zaaknummer
NL24.48500 (beroep) en NL24.48501 (voorlopige voorziening)
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Procedures
  • Voorlopige voorziening
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Afwijzing asielaanvraag van een Mauritaanse burger wegens discriminatie en onderdrukking

In deze uitspraak van de Rechtbank Den Haag, gedateerd 21 februari 2025, wordt het beroep van eiser tegen de afwijzing van zijn asielaanvraag behandeld. Eiser, een Mauritaanse burger, heeft op 13 november 2024 een aanvraag ingediend voor een verblijfsvergunning asiel, die door de minister van Asiel en Migratie op 28 november 2024 als kennelijk ongegrond is afgewezen. Eiser stelt dat hij in Mauritanië slachtoffer is van slavernij en systematische onderdrukking van de zwarte bevolking, en dat zijn verklaringen over discriminatie en deelname aan een manifestatie tegen de overheid ten onrechte niet zijn erkend als relevante asielmotieven door verweerder.

De rechtbank oordeelt dat de afwijzing van de asielaanvraag onterecht is, omdat de verklaringen van eiser over discriminatie en zijn vrees voor vervolging als gevolg van zijn etniciteit en politieke activiteiten wel degelijk als asielmotieven moeten worden aangemerkt. De rechtbank vernietigt het bestreden besluit en draagt verweerder op om binnen zes weken een nieuw besluit te nemen, rekening houdend met deze uitspraak. Tevens wordt het verzoek om een voorlopige voorziening afgewezen, en krijgt eiser een vergoeding van zijn proceskosten.

De rechtbank benadrukt dat discriminatie en vrees voor repressie vanwege deelname aan politieke activiteiten relevante gronden zijn voor asiel, en dat verweerder deze feiten ten onrechte niet heeft meegewogen in zijn besluitvorming. De uitspraak onderstreept het belang van een zorgvuldige beoordeling van asielaanvragen, vooral in gevallen van systematische onderdrukking en discriminatie.

Uitspraak

RECHTBANK DEN HAAG
Zittingsplaats Haarlem
Bestuursrecht
zaaknummers: NL24.48500 (beroep) en NL24.48501 (voorlopige voorziening)
uitspraak van de enkelvoudige kamer en de voorzieningenrechter in de zaken tussen

[eiser] , eiser en verzoeker (hierna: eiser),

V-nummer: [#]
(gemachtigde: mr. A.W. IJland),
en

de minister van Asiel en Migratie, verweerder

(gemachtigde: mr. T.J.M. Schilder).

Inleiding

1. In deze uitspraak beoordeelt de rechtbank/voorzieningenrechter (hierna: de rechtbank) het beroep van eiser tegen de afwijzing van de asielaanvraag en zijn verzoek om een voorlopige voorziening. Eiser heeft op 13 november 2024 een aanvraag tot het verlenen van een verblijfsvergunning asiel voor bepaalde tijd ingediend. Verweerder heeft met het bestreden besluit van 28 november 2024 deze aanvraag afgewezen als kennelijk ongegrond en eiser een inreisverbod voor de duur van twee jaar opgelegd.
1.1
De rechtbank heeft het beroep en het verzoek om een voorlopige voorziening op 14 februari 2025 op zitting behandeld. Hieraan hebben deelgenomen: eiser, de gemachtigde van eiser, [naam] als tolk en de gemachtigde van verweerder.

Beoordeling door de rechtbank

2. De rechtbank beoordeelt in deze uitspraak of verweerder de asielaanvraag op goede gronden heeft afgewezen als kennelijk ongegrond. Zij doet dat aan de hand van de beroepsgronden van eiser.
3. De rechtbank is van oordeel dat het beroep gegrond is. Hierna legt de rechtbank uit hoe zij tot dit oordeel komt en welke gevolgen dit oordeel heeft.
Waar gaat deze zaak over?
4. Eiser is geboren op [geboortedatum] 1990 en heeft de Mauritaanse nationaliteit. Eiser legt ten grondslag aan zijn asielaanvraag dat het niet veilig is om terug te keren naar Mauritanië door de discriminatie die hij ervaart als zwarte Mauritaniër en het gevaar om aangehouden te worden bij terugkeer. Hij heeft voor de Arabische Mauritaniërs gewerkt zonder daarvoor salaris te ontvangen. Daarnaast voelt eiser zich niet veilig tijdens de verkiezingen in zijn land, omdat communicatiemiddelen zoals internet en telefonie wordt afgesloten en je kan worden opgepakt en gedetineerd als je behoort tot de zwarte bevolking. Eiser is zelf aanwezig geweest bij één van de manifestaties ten tijde van de verkiezingen, op 29 juni 2024, waar hij protesteerde tegen corruptie. Hij vreest hierom dat hij wordt opgepakt door de politie bij terugkeer. Volgens eiser worden in Mauritanië de mensenrechten niet gerespecteerd en is er geen representatie voor zwarte Mauritaniërs binnen de overheid. Eiser heeft vrees voor de regering en ervaart apartheid in het dagelijkse leven, bijvoorbeeld bij het gebruiken van een taxi, documentatie en het vinden van werk.
Het bestreden besluit
5. Het asielrelaas van eiser bevat volgens verweerder het volgende relevante element:
- Identiteit, nationaliteit en herkomst.
Verweerder acht eisers identiteit, nationaliteit en herkomst geloofwaardig. De overige verklaringen die eiser heeft gegeven over de redenen van het verlaten van Mauritanië worden door verweerder niet aangemerkt als asielmotief. Dat eiser in Mauritanië niet aan een baan kon komen als gevolg van discriminatie door de Arabische bevolkingsgroep in Mauritanië is volgens verweerder geen asielmotief. Ook de andere vormen van discriminatie die eiser in Mauritanië zou hebben ondergaan en zijn éénmalige deelname aan een demonstratie maken niet dat eisers verhaal als asielmotief kan worden aangemerkt. Immers, aldus verweerder, eiser hoeft niet beschermt te worden tegen vervolging door autoriteiten of derden en de feiten en omstandigheden in eisers verhaal wijzen ook niet op ernstige schade.
Verweerder heeft eisers aanvraag - onder toepassing van artikel 30b, eerste lid, onder a, van de Vreemdelingenwet (Vw) afgewezen als kennelijk ongegrond, omdat eiser bij zijn aanvraag en tijdens de gehoren alleen aangelegenheden heeft genoemd die niet relevant zijn bij de vraag of eiser recht heeft op een verblijfsvergunning asiel.
Wat vindt eiser in beroep?
6. Eiser voert, kort samengevat, het volgende aan. Eisers aanvraag is ten onrechte afgewezen als kennelijk ongegrond nu hij overtuigend heeft verklaard over aangelegenheden die ter zake doen met betrekking tot de vraag of hij in aanmerking komt voor een verblijfsvergunning asiel. Eiser is als zwarte Mauritaniër persoonlijk slachtoffer geworden van discriminatie en onderdrukking want uit zijn verklaringen blijkt dat hij te werk is gesteld zonder betaling. Daarnaast blijkt uit zijn verklaringen dat zijn uiting van zijn politieke opvattingen met geweld is onderdrukt. Hieruit blijkt dat eiser persoonlijk slachtoffer is geworden van systematische onderdrukking en slavernij. Eisers voormelde verklaringen in combinatie met de door hem ter staving daarvan ingeroepen landeninformatie over Mauritanië maken dat zijn asielaanvraag dient te worden toegewezen. De landeninformatie ondersteunt als externe indicator dat eiser als lid van de zwarte bevolking bij terugkeer te vrezen heeft voor ernstige en systematische onderdrukking en slavernijpraktijken en uitsluiting van de arbeidsmarkt en politieke en maatschappelijke participatie. Verweerder is op die landeninformatie onvoldoende ingegaan in het bestreden besluit.
Kunnen eisers verklaringen worden aangemerkt als asielmotieven?
7. De rechtbank stelt hierbij het volgende voorop. Verweerder beoordeelt de feiten en omstandigheden in het asielrelaas die verband houden met of relevant zijn voor de beoordeling of de vreemdeling te vrezen heeft voor vervolging of ernstige schade. [1] Als asielmotief wordt aangemerkt de feiten en omstandigheden die voor de vreemdeling reden vormen voor het aanvragen van bescherming. [2] Verweerder kan een asielaanvraag afdoen als kennelijk ongegrond als eiser bij zijn asielaanvraag en de toelichting van de feiten alleen informatie geeft die niet kunnen worden aangemerkt als relevante elementen omdat ze geen betrekking hebben op vluchtelingschap of artikel 3 EVRM. [3] De rechtbank volgt eiser in zijn stelling dat zijn verklaringen over de discriminatie en uitbuiting die hij heeft meegemaakt als zwarte Mauritaniër en zijn vrees voor vervolging als gevolg van zijn deelname aan een manifestatie gericht tegen de overheid, wel van belang zijn voor de beoordeling van de asielaanvraag. De rechtbank overweegt het volgende.
7.1.
De rechtbank kan verweerders standpunt dat eisers verklaringen over discriminatie en zijn eenmalige deelname aan een manifestatie geen asielmotieven zijn omdat ze niet raken aan vervolging van eiser en geen verband houden met ernstige schade in de zin van artikel 3 EVRM niet volgen. Als asielmotief moet worden aangemerkt de feiten en omstandigheden die raken aan vluchtelingschap of artikel 3 EVRM. Eiser heeft verklaard over de problemen die hij ondervindt als gevolg van zijn etniciteit als zwarte Mauritaniër. Hij heeft verklaard over problemen met zijn werk en het laten zien van identificatie als gevolg van de positie van zwarte Mauritaniërs ten opzichte van Arabische Mauritaniërs. [4] Daarnaast heeft hij verklaard over de vrees die hij ervaart als gevolg van zijn deelname aan een politieke manifestatie. [5] Discriminatie en vrees voor repressie vanwege deelname aan politieke activiteiten zien wel degelijk op vervolgingsgronden zoals genoemd in het Vluchtelingenverdrag en vervolging in de zin van artikel 3 EVRM. Vluchtelingschap bestaat uit vervolging wegens ras, godsdienst, nationaliteit, het behoren tot een sociale groep of politieke overtuiging. [6] Onder het begrip ras valt het aspect huidskleur. [7] Daarnaast kan discriminatie worden aangemerkt als daad van vervolging. [8] Onder het begrip politieke overtuiging valt een opvatting, gedachte of mening die verband houdt met bijvoorbeeld de overheid en hun beleid en methode. [9] De verklaringen van eiser zijn wel te merken als een asielmotief omdat eiser meermaals heeft verklaard dat hij problemen ondervindt als gevolg van discriminatie en systematische onderdrukking. Hij heeft ook verklaard dat hij meedeed aan de manifestatie vanwege het beleid van de overheid en de repressie van de overheid na de manifestatie. [10] Verweerder heeft deze feiten en omstandigheden ten onrechte niet als asielmotief aangemerkt. Van een kennelijk ongegronde asielaanvraag op grond van artikel 30b, eerste lid, onder a, van de Vw, kan geen sprake zijn nu de verklaringen van eiser wel betrekking hebben op voor de beoordeling van het voor het asielverzoek relevante informatie. Verweerder had de asielmotieven dus moeten beoordelen op geloofwaardigheid en, indien geloofwaardig, vervolgens op zwaarwegendheid. Bij die beoordeling had verweerder, als externe indicator voor de geloofwaardigheid van eisers verklaringen, ook meer acht moeten slaan op de door eiser ingeroepen landeninformatie. De beroepsgronden slagen.

Conclusie en gevolgen

8. Verweerder heeft de aanvraag ten onrechte afgewezen als kennelijk ongegrond. Het beroep is gegrond. De rechtbank vernietigt daarom het bestreden besluit. De rechtbank ziet geen reden om de rechtsgevolgen van het besluit in stand te laten of zelf te voorzien, nu verweerder met toepassing van artikel 8:72, vierde lid, van de Awb een nieuwe beslissing moet nemen, met inachtneming van deze uitspraak. De rechtbank geeft verweerder hiervoor zes weken.
8.1.
Nu met deze uitspraak op het geroep van eiser is beslist bestaat er geen aanleiding meer voor het treffen van de gevraagde voorlopige voorziening. Het verzoek hiertoe wordt afgewezen.
8.2.
Omdat het beroep gegrond is krijgt eiser een vergoeding van zijn proceskosten. Verweerder moet deze vergoeding betalen. Deze vergoeding bedraagt € 2.721,- omdat de gemachtigde van eiser een verzoekschrift en een beroepschrift heeft ingediend en aan de zitting heeft deelgenomen. Verder zijn er geen kosten gemaakt die vergoed kunnen worden.

Beslissing

De rechtbank:
- verklaart het beroep gegrond;
- vernietigt het besluit 28 november 2024;
- draagt verweerder op binnen zes weken na de dag van verzending van deze uitspraak een nieuw besluit te nemen op de aanvraag, waarbij rekening wordt gehouden met deze uitspraak;
- veroordeelt verweerder tot betaling van € 1.814,- aan proceskosten aan eiser.
De voorzieningenrechter:
- wijst het verzoek om een voorlopige voorziening af;
- veroordeelt verweerder tot betaling van € 907,- aan proceskosten aan eiser.
Deze uitspraak is gedaan door mr. L.M. Kos, (voorzieningen)rechter, in aanwezigheid van mr. M. Doorman, griffier.
De uitspraak is uitgesproken in het openbaar en bekendgemaakt op:
Informatie over hoger beroep
Een partij die het niet eens is met deze uitspraak kan, voor zover het de hoofdzaak betreft, een hogerberoepschrift sturen naar de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State waarin wordt uitgelegd waarom deze partij het niet eens is met de uitspraak. Het hogerberoepschrift moet worden ingediend binnen 1 week na de dag waarop deze uitspraak is verzonden. Kan de indiener de behandeling van het hoger beroep niet afwachten, omdat de zaak spoed heeft, dan kan de indiener de voorzieningenrechter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State vragen om een voorlopige voorziening (een tijdelijke maatregel) te treffen.

Voetnoten

1.Werkinstructie (WI) 2024/6 Geloofwaardigheidsbeoordeling (asiel).
2.Zie paragraaf C1/4.2.3 van de Vreemdelingencirculaire (Vc).
3.Zie artikel 30b, eerste lid, onder a, Vw, en paragraaf C2/7.1 van de Vc.
4.Zie het nader gehoor, pagina 4.
5.Zie het nader gehoor, pagina 9.
6.Zie artikel 1, sub a, tweede lid van het Vluchtelingenverdrag.
7.Zie artikel 3.37 eerste lid, aanhef en onder a, Voorschrift Vreemdelingen 2000 (VV).
8.Paragraaf C2/3.2.6 van de Vc.
9.Zie artikel 3.37 eerste lid, aanhef en onder e, van de VV, artikel 3.37a, onder a, van de VV en paragraaf C2/ 3.2.5.3 van deVc.
10.Zie het nader gehoor, pagina 7 en 8.