ECLI:NL:RBDHA:2025:40

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
3 januari 2025
Publicatiedatum
3 januari 2025
Zaaknummer
NL24.38410
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Procedures
  • Vereenvoudigde behandeling
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Niet-ontvankelijkheid van het beroep inzake asielaanvraag door prematuur ingediende ingebrekestelling

In deze zaak heeft eiser op 12 mei 2022 een aanvraag tot het verlenen van een verblijfsvergunning asiel voor bepaalde tijd ingediend. De minister van Asiel en Migratie heeft echter niet tijdig op deze aanvraag beslist, wat heeft geleid tot een ingebrekestelling door eiser op 17 september 2024. Eiser heeft vervolgens op 3 oktober 2024 beroep ingesteld tegen het niet tijdig nemen van een besluit. De minister heeft op 11 december 2024 de aanvraag ingewilligd, maar de rechtbank heeft geoordeeld dat een zitting niet nodig was en het onderzoek heeft gesloten zonder behandeling op zitting.

De rechtbank heeft in haar overwegingen de relevante artikelen van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) en de Vreemdelingenwet 2000 (Vw) besproken. Artikel 6:2 van de Awb stelt dat het niet tijdig nemen van een besluit gelijkgesteld wordt met een besluit. Artikel 6:12 van de Awb bepaalt dat een beroepschrift tegen het niet tijdig nemen van een besluit kan worden ingediend na een ingebrekestelling. De rechtbank heeft vastgesteld dat de ingebrekestelling van eiser prematuur was, omdat de wettelijke beslistermijn op het moment van indienen nog niet was verstreken. Hierdoor kon het beroep niet worden ingediend volgens de vereisten van de Awb.

De rechtbank concludeert dat het beroep niet-ontvankelijk is, omdat zonder een geldige ingebrekestelling geen beroep kan worden ingesteld. Er is geen aanleiding voor een proceskostenveroordeling. De uitspraak is gedaan door mr. A.G.D. Overmars en is openbaar gemaakt op www.rechtspraak.nl.

Uitspraak

RECHTBANK DEN HAAG
Zittingsplaats Groningen
Bestuursrecht
zaaknummer: NL24.38410

uitspraak van de enkelvoudige kamer in de zaak tussen

[naam] , eiser,

V-nummer: [nummer] ,
(gemachtigde: mr. H. Postma),
en

de minister van Asiel en Migratie, de minister.

Overwegingen

1. Eiser heeft op 12 mei 2022 een aanvraag tot het verlenen van een verblijfsvergunning asiel voor bepaalde tijd ingediend.
2. Bij brief van 17 september 2024 heeft eiser de minister in gebreke gesteld wegens het niet tijdig beslissen op zijn asielaanvraag. Eiser heeft vervolgens op 3 oktober 2024 beroep ingesteld tegen het niet tijdig nemen van een besluit.
3. De minister heeft bij besluit van 11 december 2024 de aanvraag ingewilligd.
4. De rechtbank heeft partijen laten weten dat zij een zitting niet nodig vindt. Partijen hebben hier mee ingestemd, waarna de rechtbank het onderzoek heeft gesloten en het beroep dus niet heeft behandeld op een zitting.

Beoordeling door de rechtbank

5. In artikel 6:2, aanhef en onder b, van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) is bepaald dat, voor de toepassing van wettelijke voorschriften over bezwaar en beroep, het niet tijdig nemen van een besluit met een besluit wordt gelijkgesteld.
6. In artikel 6:12, tweede lid, van de Awb, voor zover hier van belang, is bepaald dat een beroepschrift gericht tegen het niet tijdig nemen van een besluit kan worden ingediend zodra een bestuursorgaan in gebreke is om op tijd een besluit te nemen en twee weken zijn verstreken nadat een schriftelijke ingebrekestelling door het bestuursorgaan is ontvangen.
7. Op grond van artikel 42, eerste lid, van de Vreemdelingenwet 2000 (Vw) moet de minister binnen zes maanden na ontvangst van de aanvraag beslissen.
8. Op grond van artikel 43a, eerste lid, van de Vw, wordt in afwijking van artikel 42, eerste lid, het besluit op de aanvraag tot het verlenen van een verblijfsvergunning voor bepaalde tijd ten aanzien van vreemdelingen die tijdelijke bescherming genieten, uiterlijk zes maanden na afloop van de tijdelijke bescherming gegeven.
9. Op grond van artikel 42, vierde lid, aanhef en onder b, van de Vw kan de termijn, als bedoeld in het eerste lid, met ten hoogste negen maanden worden verlengd, indien een groot aantal vreemdelingen tegelijk een aanvraag indient waardoor het in de praktijk zeer moeilijk is de procedure binnen de termijn van zes maanden af te ronden.
10. Bij brief van 8 december 2022 heeft eiser aangegeven dat hij onder de voorwaarden van de Richtlijn valt. In het besluit van 11 december 2024 heeft de minister dit bevestigd. De rechtbank deelt dit standpunt. Aangaande de afwijkende beslistermijn als gevolg van deze tijdelijke bescherming is artikel 17 van de Richtlijn van belang. De uitwerking hiervan staat in artikel 43a van de Vw, zoals onder rechtsoverweging 8. is vermeld.
11. De werkingsduur van de Richtlijn is voor vreemdelingen zoals eiser in ieder geval verlengd tot 4 maart 2024. De beslistermijn van de aanvragen van de vreemdelingen, zoals eiser, die onder deze Richtlijn vallen, is daarmee in ieder geval tot die datum opgeschort. De ingebrekestelling is door eiser ingediend op 17 september 2024. Op dat moment was de wettelijke beslistermijn nog niet verstreken. De ingebrekestelling van eiser is daarmee prematuur ingediend en is niet geldig. Zonder geldige ingebrekestelling kan geen beroep wegens niet tijdig beslissen worden ingediend. Het beroep voldoet daarom niet aan de vereisten voor het indienen van een beroep tegen het niet tijdig beslissen, als bedoeld in artikel 6:12, tweede lid, van de Awb.

Conclusie en gevolgen

12. Het beroep is niet-ontvankelijk.
13. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.

Beslissing

De rechtbank verklaart het beroep niet-ontvankelijk.
Deze uitspraak is gedaan door mr. A.G.D. Overmars. rechter, in aanwezigheid van
F.Q. Peters, griffier en openbaar gemaakt door middel van geanonimiseerde publicatie op www.rechtspraak.nl.
De uitspraak is bekendgemaakt op:
Bent u het niet eens met deze uitspraak?
Als u het niet eens bent met deze uitspraak, kunt u een brief sturen naar de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State waarin u uitlegt waarom u het er niet mee eens bent. Dit heet een beroepschrift. U moet dit beroepschrift indienen binnen 4 weken na de dag waarop deze uitspraak is verzonden. U ziet deze datum hierboven.