Uitspraak
RECHTBANK DEN HAAG
uitspraak van de voorzieningenrechter in de zaak tussen
[verzoeker], verzoeker,
de minister van Asiel en Migratie, verweerder.
Procesverloop
Overwegingen
Beslissing
www.rechtspraak.nl.
Rechtbank Den Haag
In deze zaak heeft de voorzieningenrechter van de Rechtbank Den Haag op 13 maart 2025 uitspraak gedaan in een verzoek om een voorlopige voorziening in het kader van een asielaanvraag. De verzoeker, die anoniem is gebleven, had een asielaanvraag ingediend die door de minister van Asiel en Migratie niet in behandeling was genomen. De minister stelde dat Kroatië verantwoordelijk was voor de behandeling van de asielaanvraag, wat leidde tot het bestreden besluit van 24 december 2024. De verzoeker heeft hiertegen beroep ingesteld en verzocht om een voorlopige voorziening. De voorzieningenrechter heeft op basis van artikel 8:83, derde lid, van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) zonder zitting uitspraak gedaan. Tijdens de mondelinge uitspraak op 13 maart 2025, in een andere zaak met nummer NL24.51619, is besloten dat een voorlopige voorziening niet meer nodig was, omdat er al een uitspraak was gedaan op het beroep. Daarom heeft de voorzieningenrechter het verzoek om een voorlopige voorziening afgewezen. Tevens is er geen aanleiding voor een proceskostenveroordeling. De uitspraak is openbaar gemaakt op 14 maart 2025 en er staat geen hoger beroep of verzet open tegen deze uitspraak.