Op 14 maart 2025 heeft de Rechtbank Den Haag uitspraak gedaan in een zaak waarin twee beroepen van een eiser tegen besluiten van het Centraal Orgaan opvang asielzoekers (COa) en de minister van Asiel en Migratie aan de orde waren. Het eerste beroep was gericht tegen een plaatsingsbesluit van het COa, waarbij de eiser in een Handhaving- en Toezichtlocatie (HTL) in Hoogeveen werd geplaatst. Het tweede beroep betrof een vrijheidsbeperkende maatregel die door de minister was opgelegd. De rechtbank heeft op 7 maart 2025 de beroepen behandeld, maar eiser en zijn gemachtigde waren niet verschenen. Het COa en de minister waren wel vertegenwoordigd.
De rechtbank oordeelde dat de beroepen ongegrond waren. De rechtbank baseerde haar oordeel op de verslaglegging van het COa, waarin drie incidenten van de eiser werden beschreven die als zeer grote impact werden gekwalificeerd. Eiser had in dronken toestand gewelddadig gedrag vertoond, waaronder het bedreigen van medebewoners en het vernielen van eigendommen. Eiser betwistte de incidenten en stelde dat zijn gedrag als dronkenmansgedrag moest worden gekwalificeerd, maar de rechtbank volgde deze redenering niet. De rechtbank concludeerde dat er onvoldoende aanleiding was om te twijfelen aan de verslaglegging van het COa en dat het gedrag van eiser niet gerechtvaardigd kon worden door zijn alcoholgebruik.
De rechtbank verklaarde het beroep tegen het plaatsingsbesluit ongegrond en oordeelde dat de vrijheidsbeperkende maatregel volledig steunde op dat besluit, waardoor ook het beroep tegen deze maatregel ongegrond werd verklaard. De rechtbank wees het verzoek om schadevergoeding af. De uitspraak werd openbaar gemaakt en partijen werden op de hoogte gesteld van de beslissing.