ECLI:NL:RBDHA:2025:4010

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
14 maart 2025
Publicatiedatum
14 maart 2025
Zaaknummer
NL25.7304 en AWB25/3565
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
  • S. Ketelaars - Mast
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Beroep tegen plaatsingsbesluit en vrijheidsbeperkende maatregel in asielzaak

Op 14 maart 2025 heeft de Rechtbank Den Haag uitspraak gedaan in een zaak waarin twee beroepen van een eiser tegen besluiten van het Centraal Orgaan opvang asielzoekers (COa) en de minister van Asiel en Migratie aan de orde waren. Het eerste beroep was gericht tegen een plaatsingsbesluit van het COa, waarbij de eiser in een Handhaving- en Toezichtlocatie (HTL) in Hoogeveen werd geplaatst. Het tweede beroep betrof een vrijheidsbeperkende maatregel die door de minister was opgelegd. De rechtbank heeft op 7 maart 2025 de beroepen behandeld, maar eiser en zijn gemachtigde waren niet verschenen. Het COa en de minister waren wel vertegenwoordigd.

De rechtbank oordeelde dat de beroepen ongegrond waren. De rechtbank baseerde haar oordeel op de verslaglegging van het COa, waarin drie incidenten van de eiser werden beschreven die als zeer grote impact werden gekwalificeerd. Eiser had in dronken toestand gewelddadig gedrag vertoond, waaronder het bedreigen van medebewoners en het vernielen van eigendommen. Eiser betwistte de incidenten en stelde dat zijn gedrag als dronkenmansgedrag moest worden gekwalificeerd, maar de rechtbank volgde deze redenering niet. De rechtbank concludeerde dat er onvoldoende aanleiding was om te twijfelen aan de verslaglegging van het COa en dat het gedrag van eiser niet gerechtvaardigd kon worden door zijn alcoholgebruik.

De rechtbank verklaarde het beroep tegen het plaatsingsbesluit ongegrond en oordeelde dat de vrijheidsbeperkende maatregel volledig steunde op dat besluit, waardoor ook het beroep tegen deze maatregel ongegrond werd verklaard. De rechtbank wees het verzoek om schadevergoeding af. De uitspraak werd openbaar gemaakt en partijen werden op de hoogte gesteld van de beslissing.

Uitspraak

RECHTBANK DEN HAAG
Zittingsplaats Groningen
Bestuursrecht
zaaknummers: NL25.7304 en AWB25/3565

uitspraak van de enkelvoudige kamer van 14 maart 2025 in de zaken tussen

[naam], eiser,

geboren op [geboortedatum],
van onbekende nationaliteit,
V-nummer: [nummer],
(gemachtigde: mr. R.J. Schenkman),
en

het bestuur van het Centraal Orgaan opvang asielzoekers, het COa,

evenals

de minister van Asiel en Migratie, de minister,

(gemachtigde: mr. V.R. Bloemberg).

Inleiding

1. In deze uitspraak beoordeelt de rechtbank twee beroepen. Het eerste beroep van eiser is gericht tegen het besluit van het COa van 30 januari 2025, waarbij het COa heeft besloten om eiser vanaf 30 januari 2025 in een Handhaving- en Toezichtlocatie (HTL) in Hoogeveen te plaatsen (het plaatsingsbesluit). [1] Het tweede beroep van eiser is gericht tegen het besluit van de minister van dezelfde datum om hem een vrijheidsbeperkende maatregel [2] op te leggen.
1.1.
Het COa heeft op de beroepen gereageerd met een verweerschrift.
1.2.
De rechtbank heeft de beroepen op 7 maart 2025 op zitting behandeld. Eiser en zijn gemachtigde zijn met bericht van verhindering niet verschenen. Het COa en de minister hebben zich laten vertegenwoordigen door hun gemachtigde. De rechtbank heeft het onderzoek op de zitting gesloten.

Beoordeling door de rechtbank

2. De beroepen zijn ongegrond. Dit betekent dat eiser geen gelijk krijgt en ook geen vergoeding in de proceskosten. Hierna legt de rechtbank, aan de hand van de beroepsgronden, uit hoe zij tot dit oordeel komt.
3. Het COa heeft drie incidenten van 18 januari 2025 aan het plaatsingsbesluit ten grondslag gelegd. Het COa heeft - kort samengevat - eiser tegengeworpen dat hij in dronken toestand zijn arm om de keel van een medebewoner heeft geklemd, eigendommen van het COa heeft vernield en schreeuwend in de recreatiezaal stond. Daarna heeft eiser in de keuken staan schelden, een medebewoner bedreigd en gerookt. Vervolgens is hij door de beveiliging en de politie naar zijn kamer getild waar hij in slaap viel. Diezelfde avond rond 23:15 uur ontstond een verbaal conflict tussen eiser en twee medebewoners. Eiser zou de billen en borsten van deze medebewoners hebben betast en op één van hen hebben gespuugd. De medebewoner heeft vervolgens geprobeerd om eiser te slaan.
3.1.
Het COa heeft de incidenten gekwalificeerd als incidenten met een zeer grote impact en heeft hierbij verwezen naar het Maatregelenbeleid. Het vernielen van eigendommen van het COa, het fysiek aanvallen van medebewoners en het uiten van een doodsbedreiging richting een medebewoner vallen volgens het COa onder gedrag met als doel de ander ernstig fysiek te bedreigen of ernstige fysieke schade toe te brengen.
Incidenten
4. Eiser betwist alle incidenten. Eiser stelt dat zijn gedrag moet worden omschreven als dronkenmansgedrag. Ten aanzien van het eerste incident voert eiser aan dat uit het plaatsingsbesluit niet blijkt dat hij vernielingen aan de COa eigendommen heeft aangericht. Eiser voert aan dat in het plaatsingsbesluit wordt vermeld dat het incident een erg grote impact heeft gehad op medebewoner B, maar dat verklaringen van B ontbreken in het besluit. Ten aanzien van het tweede incident stelt eiser dat hij niet ‘I will kill you one day’ heeft gezegd. Ten aanzien van het derde incident ontkent eiser handtastelijk te zijn geweest en voert hij aan dat het ‘betasten’ door niemand anders is waargenomen. Uit het plaatsingsbesluit volgt dat persoon C eiser heeft proberen te slaan.
4.1.
Het COa stelt zich op het standpunt dat zij op goede gronden en voldoende gemotiveerd heeft besloten tot plaatsing van eiser in de HTL. Het COa stelt dat het feit dat eiser dronken was geen rechtvaardiging is voor zijn gedrag. Het is door medebewoners waargenomen dat eiser spullen heeft vernield in de recreatieruimte, door beveiligers is waargenomen dat eiser zijn arm om een medebewoner geklemd heeft en door andere medebewoners is de bedreiging waargenomen. Door de beveiliging is ook waargenomen dat eiser heeft uitgehaald naar de medebewoner die hem beschuldigt van aanranding. Eiser heeft in het gesprek met het COa aangegeven dat hij zich niks meer kan herinneren van de incidenten, omdat hij gedronken had. Volgens het COa is er daarom onvoldoende aanleiding om te twijfelen aan de verklaringen van de medebewoners en medewerkers.
4.2.
De beroepsgrond slaagt niet. In wat eiser aanvoert ziet de rechtbank onvoldoende aanleiding om te twijfelen aan de verslaglegging van het COa. De rechtbank overweegt hiertoe dat verschillende mensen de verschillende incidenten hebben waargenomen. Dat dit niet allemaal medewerkers van het COa waren, maakt het oordeel niet anders. De stelling van eiser dat het gedrag moet worden beschouwd als dronkenmansgedrag wordt niet gevolgd. De rechtbank overweegt dat het verkeren in beschonken toestand geen excuus en geen rechtvaardiging is voor het gedrag van eiser. De rechtbank gaat uit van de verslaglegging van het COa.
Kwalificatie
5. Eiser stelt dat het COa de incidenten onjuist heeft gekwalificeerd. Er is bij geen van de incidenten aangifte gedaan tegen eiser en hij is geen enkele keer meegenomen door de politie. Verder heeft pas vier dagen na het incident een gesprek met eiser plaatsgevonden. Dit duidt volgens eiser niet op een grote impact. Volgens eiser is er sprake van incidenten met een middelgrote impact.
5.1.
Het COa stelt dat het al dan niet doen van aangifte bij alle incidenten niet afdoet aan de impact van het incident. Anders dan gesteld, heeft het COa aangifte gedaan van de vernielingen en de slachtoffers van de onzedelijke betasting hebben ook aangifte gedaan. Volgens het COa doet ook het feit dat een medebewoner een aandeel in de ruzie zou hebben gehad niets af aan de impact van het incident. Het COa stelt dat eiser niet direct gesproken kon worden, omdat hij niet voldoende aanspreekbaar was. Op 20 januari is eiser aangemeld voor de HTL. De HTL heeft het verzoek op 21 januari 2025 geaccepteerd en vervolgens is op 22 januari 2025 met eiser gesproken. Eiser is op 22 januari 2025 direct vertrokken uit de HTL en heeft zich op 30 januari 2025 weer gemeld.
5.2.
De beroepsgrond slaagt niet. De rechtbank is van oordeel dat het COa de incidenten terecht heeft gekwalificeerd als incidenten met een zeer grote impact. Zoals hiervoor overwogen gaat de rechtbank uit van de verslaglegging van het COa. Hieruit volgt dat eiser een medebewoner met de dood heeft bedreigd, geprobeerd heeft uit te halen naar een andere bewoner en de keel van een andere bewoner met zijn arm heeft omklemt. Het COa heeft deze gedragingen, naar het oordeel van de rechtbank, conform het Maatregelenbeleid gekwalificeerd als agressie of geweld, met als doel de ander ernstig te bedreigen of ernstige schade toe te brengen. De rechtbank volgt het COa in haar betoog, dat het wel of niet doen van aangifte en het tijdsverloop tussen het incident en oplegging van de maatregel, geen afbreuk doen aan de ernst van het incident.
Vrijheidsbeperkende maatregel
6. Het beroep tegen het plaatsingsbesluit is daarom ongegrond. Omdat het beroep tegen het plaatsingsbesluit ongegrond is en de vrijheidsbeperkende maatregel volledig steunt op dat besluit, oordeelt de rechtbank dat het beroep tegen de vrijheidsbeperkende maatregel ook ongegrond moet worden verklaard en wijst het verzoek tot schadevergoeding af.

Beslissing

De rechtbank:
  • verklaart de beroepen ongegrond;
  • wijst het verzoek om schadevergoeding af.
Deze uitspraak is gedaan door mr. S. Ketelaars - Mast, rechter, in aanwezigheid van mr. K.E. Mulder, griffier op 14 maart 2025 en openbaar gemaakt door middel van geanonimiseerde publicatie op rechtspraak.nl.
de griffier de rechter
Afschrift verzonden aan partijen op:

Rechtsmiddel

Tegen deze uitspraak, voor zover het betreft het beroep tegen het plaatsingsbesluit, kan hoger beroep worden ingesteld bij de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State binnen vier weken na de dag van bekendmaking. Tegen deze uitspraak, voor zover het betreft het beroep tegen de vrijheidsbeperkende maatregel, staat geen rechtsmiddel open.

Voetnoten

1.Op grond van artikel 10, eerste lid, aanhef en onder h en i, en artikel 11, eerste lid van de Regelingen verstrekkingen asielzoekers en andere categorieën vreemdelingen 2005.
2.als bedoeld in artikel 56 van de Vreemdelingenwet 2000.