In deze zaak heeft de rechtbank Den Haag, zittingsplaats Groningen, op 14 maart 2025 uitspraak gedaan in een beroep tegen een vrijheidsbeperkende maatregel die aan eiseres, een Ugandese vrouw zonder rechtmatig verblijf, was opgelegd door de minister van Asiel en Migratie. De minister had op 27 januari 2025 de maatregel opgelegd, omdat eiseres niet had voldaan aan de rechtsplicht om Nederland uit eigen beweging te verlaten. Eiseres heeft beroep ingesteld tegen deze maatregel, maar de rechtbank heeft het beroep ongegrond verklaard. Tijdens de zitting op 7 maart 2025 hebben zowel eiseres als de minister zich laten vertegenwoordigen door hun gemachtigden. De rechtbank heeft vastgesteld dat eiseres geen rechtmatig verblijf heeft en dat haar recht op opvang bij het COA is beëindigd. Eiseres heeft aangevoerd dat de maatregel in strijd met het recht is genomen en dat er geen evenredige belangenafweging heeft plaatsgevonden. De rechtbank oordeelt echter dat de minister terecht heeft gehandeld en dat de vrijheidsbeperkende maatregel gerechtvaardigd is, gezien de omstandigheden van de zaak. De rechtbank benadrukt dat eiseres, ondanks haar medische omstandigheden, niet heeft voldaan aan de verplichting om Nederland te verlaten en dat de maatregel noodzakelijk is voor de voorbereiding van haar vertrek. De rechtbank concludeert dat de minister de door eiseres aangedragen omstandigheden voldoende heeft betrokken in zijn besluit en dat de vrijheidsbeperkende maatregel niet onrechtmatig is. De uitspraak is openbaar gemaakt door middel van geanonimiseerde publicatie op rechtspraak.nl.