ECLI:NL:RBDHA:2025:4013

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
14 maart 2025
Publicatiedatum
14 maart 2025
Zaaknummer
NL25.6525 en AWB25/3219
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
  • S. Ketelaars - Mast
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Beroep tegen plaatsingsbesluit en vrijheidsbeperkende maatregel van een Syrische asielzoeker

Op 14 maart 2025 heeft de Rechtbank Den Haag uitspraak gedaan in een zaak waarin een Syrische asielzoeker, vertegenwoordigd door mr. R.J. Schenkman, beroep heeft ingesteld tegen een plaatsingsbesluit van het Centraal Orgaan opvang asielzoekers (COa) en een vrijheidsbeperkende maatregel opgelegd door de minister van Asiel en Migratie, vertegenwoordigd door mr. V.R. Bloemberg. Het plaatsingsbesluit, dat op 4 februari 2025 is genomen, hield in dat de eiser per 12 januari 2025 in een Handhaving- en Toezichtlocatie (HTL) in Hoogeveen zou worden geplaatst. De rechtbank heeft geoordeeld dat het plaatsingsbesluit deels gegrond is, omdat het COa geen terugwerkende kracht kan geven aan het besluit. De rechtbank heeft het plaatsingsbesluit vernietigd voor de periode van 12 januari 2025 tot en met 3 februari 2025, maar heeft het besluit per 4 februari 2025 in stand gelaten. Het beroep tegen de vrijheidsbeperkende maatregel is ongegrond verklaard, omdat deze maatregel volledig steunt op het plaatsingsbesluit. De rechtbank heeft het COa veroordeeld in de proceskosten van de eiser tot een bedrag van € 907,00. De uitspraak is openbaar gemaakt en partijen zijn op de hoogte gesteld van de beslissing.

Uitspraak

RECHTBANK DEN HAAG
Zittingsplaats Groningen
Bestuursrecht
zaaknummers: NL25.6525 en AWB25/3219

uitspraak van de enkelvoudige kamer van 14 maart 2025 in de zaken tussen

[naam], eiser,

geboren op [geboortedatum],
van Syrische nationaliteit,
V-nummer: [nummer],
(gemachtigde: mr. R.J. Schenkman),
en

het bestuur van het Centraal Orgaan opvang asielzoekers, het COa,

evenals

de minister van Asiel en Migratie, de minister,

(gemachtigde: mr. V.R. Bloemberg).

Inleiding

1. In deze uitspraak beoordeelt de rechtbank twee beroepen. Het eerste beroep van eiser is gericht tegen het besluit van het COa van 4 februari 2025, waarbij het COa heeft besloten om eiser vanaf 12 januari 2025 in een Handhaving- en Toezichtlocatie (HTL) in Hoogeveen te plaatsen (het plaatsingsbesluit). [1] Het tweede beroep van eiser is gericht tegen het besluit van de minister van 4 februari 2025 om hem een vrijheidsbeperkende maatregel [2] op te leggen.
1.1.
Het COa heeft op de beroepen gereageerd met een verweerschrift.
1.2.
De minister heeft de vrijheidsbeperkende maatregel op 26 februari 2025 opgeheven wegens het opleggen van een vrijheidsontnemende maatregel. Eiser verblijft momenteel niet meer in de HTL.
1.3.
De rechtbank heeft de beroepen op 7 maart 2025 op zitting behandeld. Eiser en zijn gemachtigde zijn met bericht van verhindering, niet verschenen op de zitting. Het COa en de minister hebben zich laten vertegenwoordigen door hun gemachtigde. De rechtbank heeft het onderzoek op de zitting gesloten.

Beoordeling door de rechtbank

2. Het beroep tegen het plaatsingsbesluit is (gedeeltelijk) gegrond. De rechtbank zal het plaatsingsbesluit vernietigen voor zover het betrekking heeft op de periode van 12 januari 2025 tot en met 3 februari 2025. De rechtbank veroordeelt het COa in de proceskosten van eiser. Het beroep tegen de vrijheidsbeperkende maatregel is ongegrond. Hierna legt de rechtbank aan de hand van de beroepsgronden uit hoe zij tot dit oordeel komt.
3. Het COa heeft een incident van 8 januari 2025 aan het plaatsingsbesluit ten grondslag gelegd. Het COa heeft – kort samengevat – eiser tegengeworpen dat hij naar de kamer van een medebewoner is gegaan om hem te bedreigen en uit te dagen. Hierbij uitte eiser beledigingen aan de familie van de medebewoner en gaf hij de medebewoner een kopstoot. Hierna ontstond een vechtpartij tussen beide en belandde de medebewoner op de grond. Andere medebewoners probeerden tussen beide te komen, maar eiser kalmeerde niet, zelfs niet na fysiek ingrijpen door medebewoners en COa-medewerkers. Eiser dreigde, nadat de medebewoner naar zijn kamer was begeleid, verder met geweld tegen de medebewoner en probeerde bij diens kamer te komen. De medebewoner heeft aangifte gedaan. Het COa heeft verder aan het plaatsingsbesluit ten grondslag gelegd dat eiser herhaaldelijk agressief en overlastgevend gedrag toont. Het COa heeft in het plaatsingsbesluit besloten om eiser per 12 januari 2025 in de HTL te plaatsen.
3.1.
Het COa heeft het incident gekwalificeerd als een incident met een zeer grote impact en heeft hierbij verwezen naar het Maatregelenbeleid. Het geven van een kopstoot, het tonen van fysiek geweld en het bedreigen van de medebewoner vallen volgens het COa onder gedrag met als doel de ander ernstige fysieke schade toe te brengen.
Datum plaatsingsbesluit
4. Eiser betoogt dat het plaatsingsbesluit onzorgvuldig tot stand is gekomen. In het plaatsingsbesluit wordt hij per 12 januari 2025 geplaatst in de HTL, terwijl het besluit van 4 februari 2025 is. Volgens eiser kan een plaatsingsbesluit niet met terugwerkende kracht worden opgelegd en dient het besluit te worden vernietigd.
4.1.
Het COa stelt zich op het standpunt dat het plaatsingsbesluit op 4 februari 2025 is genomen maar is ingegaan per 12 januari 2025. Het COa heeft hiertoe besloten om de maximale termijn van plaatsing op de HTL in acht te nemen.
4.2.
De beroepsgrond slaagt. De rechtbank overweegt dat het COa ten onrechte heeft besloten tot plaatsing van eiser in de HTL vanaf 12 januari 2025. Gelet op artikel 10, zesde lid van de Rva 2005 [3] kunnen de verstrekkingen bedoeld in artikel 9, eerste lid, niet worden beperkt of ingetrokken voordat de beslissing, bedoeld in het eerste en tweede lid, is genomen. Een plaatsingsbesluit is een besluit tot intrekking of beperking van de verstrekkingen. Het plaatsingsbesluit kan, gelet op het voorgaande, geen terugwerkende kracht hebben. Het beroep is in zoverre gegrond. De rechtbank zal het plaatsingsbesluit vernietigen voor zover het betrekking heeft op de periode van 12 januari 2025 tot en met 3 februari 2025. Nu eiser niet heeft gesteld dat hij in de periode voorafgaand aan het plaatsingsbesluit onvrijwillig in de HTL heeft verbleven, hoeft de onjuist vermelde ingangsdatum geen gevolg te hebben voor de rechtmatigheid van de plaatsing per 4 februari 2025.
Incident, kwalificatie en in stand laten van de rechtsgevolgen
5. Ten aanzien van het incident overweegt de rechtbank als volgt. In wat eiser aanvoert ziet de rechtbank onvoldoende aanleiding om te twijfelen aan de verslaglegging van het COa. De rechtbank is dan ook van oordeel dat het COa op goede gronden en voldoende gemotiveerd heeft besloten tot plaatsing van eiser in de HTL. De stellingen van eiser dat het incident niet door medewerkers van het COa is waargenomen, dat de medebewoners niet gezien hebben dat hij een kopstoot zou hebben uitgedeeld, dat hij een rood en bebloed gezicht had en dat hij verder geen agressie heeft geuit richting medewerkers van het COa, leiden de rechtbank niet tot een ander oordeel. De rechtbank ziet geen aanleiding om te twijfelen aan de verklaringen van de medebewoners. Ook stelt de rechtbank vast dat medewerkers van het COa hebben waargenomen dat eiser heeft gescholden en heeft geprobeerd om terug te komen bij het vermeende slachtoffer.
5.1.
De rechtbank overweegt verder dat het COa het incident conform het Maatregelenbeleid heeft gekwalificeerd als een incident met een zeer grote impact. Het uiten van bedreigingen en het gebruiken van fysiek geweld, kunnen worden gekwalificeerd als agressie of geweld met als doel de ander ernstige schade toe te brengen of ernstig te bedreigen.
Vrijheidsbeperkende maatregel
6. Omdat het plaatsingsbesluit per 4 februari 2025 in stand kan blijven en de vrijheidsbeperkende maatregel volledig steunt op dat besluit, oordeelt de rechtbank dat het beroep tegen de vrijheidsbeperkende maatregel ongegrond moet worden verklaard en wijst het verzoek tot schadevergoeding af.
Proceskostenveroordeling
7. De rechtbank ziet aanleiding om het COa te veroordelen in de proceskosten die eiser heeft moeten maken voor de door een derde beroepsmatig verleende rechtsbijstand. De rechtbank stelt deze kosten op grond van het Besluit proceskosten bestuursrecht (Bpb) vast op € 907,00 (1 punt voor het indienen van het beroepschrift, met een waarde per punt van
€ 907,00 en wegingsfactor 1).

Beslissing

De rechtbank:
  • verklaart het beroep tegen het plaatsingsbesluit gegrond;
  • vernietigt het plaatsingsbesluit voor zover het betrekking heeft op de periode van 12 januari 2025 tot en met 3 februari 2025;
  • verklaart het beroep tegen de vrijheidsbeperkende maatregel ongegrond;
  • veroordeelt het COa in de proceskosten van eiser tot een bedrag van € 907,00.
Deze uitspraak is gedaan door mr. S. Ketelaars - Mast, rechter, in aanwezigheid van mr. K.E. Mulder, griffier op 14 maart 2025 en openbaar gemaakt door middel van geanonimiseerde publicatie op rechtspraak.nl.
de griffier de rechter
Afschrift verzonden aan partijen op:

Rechtsmiddel

Tegen deze uitspraak, voor zover het betreft het beroep tegen het plaatsingsbesluit, kan hoger beroep worden ingesteld bij de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State binnen vier weken na de dag van bekendmaking. Tegen deze uitspraak, voor zover het betreft het beroep tegen de vrijheidsbeperkende maatregel, staat geen rechtsmiddel open.

Voetnoten

1.Op grond van artikel 10, eerste lid, aanhef en onder h en i, en artikel 11, eerste lid van de Regelingen verstrekkingen asielzoekers en andere categorieën vreemdelingen 2005.
2.als bedoeld in artikel 56 van de Vreemdelingenwet 2000.
3.Regeling verstrekkingen asielzoekers en andere categorieën vreemdelingen 2005.