ECLI:NL:RBDHA:2025:4055
Rechtbank Den Haag
- Eerste aanleg - enkelvoudig
- Rechtspraak.nl
Beroep tegen niet-ontvankelijk verklaring verblijfsvergunning asiel
In deze zaak heeft de voorzieningenrechter van de Rechtbank Den Haag op 14 maart 2025 uitspraak gedaan in een beroep tegen een besluit van de Minister van Asiel en Migratie. De minister had op 17 januari 2024 de aanvraag van de verzoeker tot het verlenen van een verblijfsvergunning asiel voor bepaalde tijd niet-ontvankelijk verklaard. De verzoeker, die een verblijfsvergunning in Cyprus had, stelde dat zijn asielvergunning was ingetrokken en dat de minister ten onrechte geen nader onderzoek had verricht bij de Cypriotische autoriteiten. De voorzieningenrechter heeft op 10 maart 2025 het verzoek om een voorlopige voorziening behandeld, waarbij de verzoeker werd bijgestaan door zijn gemachtigde, mr. M.M.G. Crompvoets, en de minister werd vertegenwoordigd door mr. A.R.J. Maas.
De rechtbank heeft overwogen dat er geen sprake meer is van een procedure bij de bestuursrechter, aangezien er inmiddels uitspraak is gedaan op het beroep. Hierdoor werd het verzoek om een voorlopige voorziening afgewezen. De voorzieningenrechter heeft ook geoordeeld dat er geen aanleiding is voor een proceskostenveroordeling. De uitspraak is openbaar gemaakt op 14 maart 2025 en tegen deze uitspraak staat geen hoger beroep of verzet open. De uitspraak benadrukt het interstatelijk vertrouwensbeginsel voor Cyprus, waarbij de rechtbank uitgaat van de juistheid van de Eurodac-gegevens, die geen internationale beschermingsstatus voor de verzoeker aantonen.