ECLI:NL:RBDHA:2025:4068

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
7 maart 2025
Publicatiedatum
17 maart 2025
Zaaknummer
24/8549
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Beroep tegen niet tijdig beslissen door het Uwv niet-ontvankelijk verklaard

In deze zaak heeft de staatssecretaris van Defensie, vertegenwoordigd door het Defensie Ondersteuningscommando, op 28 november 2023 een verzoek ingediend bij het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen (Uwv) om de arbeidsongeschiktheid van een (ex-)werknemer te herbeoordelen. Het Uwv bevestigde de ontvangst van dit verzoek op 14 december 2023, maar heeft niet tijdig een besluit genomen. Eiser heeft het Uwv op 17 april 2024 in gebreke gesteld, waarna het Uwv op 19 juni 2024 een dwangsom heeft toegekend van € 1.442,--. Eiser heeft vervolgens op 24 oktober 2024 beroep ingesteld tegen het niet tijdig beslissen door het Uwv. Op 20 januari 2025 heeft het Uwv alsnog op het verzoek om herbeoordeling beslist, en op 22 januari 2025 heeft de rechtbank eiser gevraagd om te reageren op deze beslissing. De openbare behandeling van het beroep vond plaats op 31 januari 2025, waarbij zowel eiser als verweerder zich lieten vertegenwoordigen door hun gemachtigden.

De rechtbank heeft in haar beoordeling vastgesteld dat het Uwv op 20 januari 2025 inhoudelijk op het herbeoordelingsverzoek heeft beslist, waardoor het procesbelang bij het beroep tegen het niet tijdig nemen van een besluit is komen te vervallen. De rechtbank heeft het beroep tegen het niet tijdig beslissen dan ook niet-ontvankelijk verklaard. Eiser heeft geen reactie gegeven op het besluit van 20 januari 2025, waarin het Uwv aan eiser een IVA-uitkering heeft toegekend per 28 november 2023. De rechtbank heeft bepaald dat het Uwv het betaalde griffierecht van € 371,-- aan eiser dient te vergoeden, maar heeft geen proceskosten voor vergoeding in aanmerking gevonden. De uitspraak is gedaan door mr. D.R. van der Meer, rechter, en is openbaar uitgesproken op 7 maart 2025.

Uitspraak

RECHTBANK DEN HAAG
Bestuursrecht
zaaknummer: SGR 24/8549

uitspraak van de enkelvoudige kamer van 7 maart 2025 in de zaak tussen

de staatssecretaris van Defensie,

voor deze het Defensie Ondersteuningscommando te Utrecht,
eiser
(gemachtigde: mr. M.H.G. In de Braekt),
en

de Raad van bestuur van het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen

(het Uwv),
verweerder
(gemachtigde: R. van den Brink).

Inleiding

Eiser heeft op 28 november 2023 aan verweerder verzocht de mate van arbeidsongeschiktheid van (ex-)werknemer [naam 1] te herbeoordelen.
Op 14 december 2023 is de ontvangst van het verzoek om herbeoordeling door het Uwv bevestigd.
Vanwege het uitblijven van een besluit heeft eiser het Uwv op 17 april 2024 in gebreke gesteld.
Bij brief van 19 juni 2024 heeft het Uwv een dwangsom van € 1.442,-- toegekend.
Eiser heeft op 24 oktober 2024 beroep ingesteld tegen het niet tijdig beslissen door verweerder.
Verweerder heeft op 18 november 2024 een verweerschrift ingediend.
Op 20 januari 2025 heeft verweerder op het verzoek om herbeoordeling beslist.
Op 22 januari 2025 heeft de rechtbank eiser verzocht om te laten weten of hij het al dan niet eens is met de beslissing van verweerder.
De openbare behandeling van het beroep heeft plaatsgevonden op 31 januari 2025, gevoegd met andere vergelijkbare zaken van eiser. Zowel eiser als verweerder hebben zich laten vertegenwoordigen door hun gemachtigde. Aan de zitting hebben verder namens eiser deelgenomen: dhr. [naam 2] en mevr. [naam 3] . De zaken zijn na de zitting gesplitst.

Beoordeling door de rechtbank

1. Het Uwv heeft op 20 januari 2025 inhoudelijk op het herbeoordelingsverzoek beslist. Het procesbelang bij het beroep tegen het niet tijdig nemen van een besluit, als bedoeld in artikel 6:2, aanhef en onder b, van de Algemene wet bestuursrecht (Awb), is daarmee komen te vervallen.
2. Het beroep tegen het niet tijdig beslissen is niet-ontvankelijk.
3. Eiser heeft desverzocht door de rechtbank geen reactie gegeven op het reëele besluit van 20 januari 2025. In het besluit van 20 januari 2025 is verweerder aan eiser tegemoetgekomen; er is per 28 november 2023 een IVA-uitkering toegekend. Er is dus geen sprake van een beroep tegen het besluit van 20 januari 2025.
4. Nu verweerder pas na het instellen van het beroep tegen het niet tijdig beslissen alsnog heeft beslist, ziet de rechtbank aanleiding om te bepalen dat verweerder het betaalde griffierecht ten bedrage van € 371,-- aan eiser dient te vergoeden.
5. Van proceskosten die voor vergoeding in aanmerking komen, is de rechtbank niet gebleken.

Beslissing

De rechtbank:
  • verklaart het beroep niet-ontvankelijk;
  • draagt verweerder op het betaalde griffierecht van € 371,- aan eiser te vergoeden.
Deze uitspraak is gedaan door mr. D.R. van der Meer, rechter, in aanwezigheid van
mr. I. Ince, griffier. Uitgesproken in het openbaar op 7 maart 2025.
griffier
rechter
Een afschrift van deze uitspraak is verzonden aan partijen op:

Informatie over hoger beroep

Een partij die het niet eens is met deze uitspraak, kan een hogerberoepschrift sturen naar de Centrale Raad van Beroep waarin wordt uitgelegd waarom deze partij het niet eens is met deze uitspraak. Het hogerberoepschrift moet worden ingediend binnen zes weken na de dag waarop deze uitspraak is verzonden.
Digitaal hoger beroep instellen kan via “Formulieren en inloggen” op www.rechtspraak.nl. Hoger beroep instellen kan eventueel ook nog steeds door verzending van een brief aan de Centrale Raad van Beroep, Postbus 16002, 3500 DA Utrecht.
Kan de indiener de behandeling van het hoger beroep niet afwachten, omdat de zaak spoed heeft, dan kan de indiener de voorzieningenrechter van de Centrale Raad van Beroep vragen om een voorlopige voorziening (een tijdelijke maatregel) te treffen.