ECLI:NL:RBDHA:2025:4069

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
28 februari 2025
Publicatiedatum
17 maart 2025
Zaaknummer
24/8566
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Niet-ontvankelijkheid van beroep tegen niet tijdig beslissen over herbeoordeling arbeidsongeschiktheid

In deze zaak heeft de staatssecretaris van Defensie, vertegenwoordigd door het Defensie Ondersteuningscommando, op 24 oktober 2024 beroep ingesteld tegen het niet tijdig beslissen door de Raad van bestuur van het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen (Uwv) op zijn verzoek van 3 augustus 2023. Dit verzoek betrof de herbeoordeling van de arbeidsongeschiktheid van een (ex-)werknemer. De verweerder heeft op 15 november 2024 een verweerschrift ingediend en op 15 januari 2025 een beslissing genomen op het verzoek om herbeoordeling. De openbare behandeling van het beroep vond plaats op 31 januari 2025, waarbij zowel eiser als verweerder zich lieten vertegenwoordigen door hun gemachtigde. Na de zitting is het onderzoek gesloten en zijn de zaken gesplitst.

De rechtbank heeft in haar beoordeling vastgesteld dat het Uwv op 15 januari 2025 inhoudelijk op het herbeoordelingsverzoek heeft beslist. Hierdoor is het procesbelang bij het beroep tegen het niet tijdig nemen van een besluit, zoals bedoeld in artikel 6:2 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb), komen te vervallen. De rechtbank heeft daarom het beroep niet-ontvankelijk verklaard. Eiser heeft wel inhoudelijke gronden tegen het besluit van 15 januari 2025 aangevoerd en aangegeven dat hij op 28 januari 2025 bezwaar heeft gemaakt tegen dat besluit. De rechtbank heeft geoordeeld dat zij het beroep, gericht tegen het primaire besluit, niet hoeft te behandelen.

De rechtbank heeft verder bepaald dat het Uwv het betaalde griffierecht van € 371,-- aan eiser dient te vergoeden, maar heeft geen proceskosten voor vergoeding in aanmerking gevonden. De uitspraak is gedaan door mr. D.R. van der Meer, rechter, en is openbaar uitgesproken op 28 februari 2025. Een afschrift van de uitspraak is verzonden aan de partijen.

Uitspraak

RECHTBANK DEN HAAG
Bestuursrecht
zaaknummer: SGR 24/8566

uitspraak van de enkelvoudige kamer van 28 februari 2025 in de zaak tussen

De staatssecretaris van Defensie,

voor deze het Defensie Ondersteuningscommando te Utrecht,
eiser
(gemachtigde: mr. M.H.G. In de Braekt),
en

de Raad van bestuur van het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen

(het Uwv),
verweerder
(gemachtigde: R. van den Brink).

Inleiding

Eiser heeft op 24 oktober 2024 beroep ingesteld tegen het niet tijdig beslissen door verweerder op zijn verzoek van 3 augustus 2023 betreffende het opnieuw beoordelen van de mate van arbeidsongeschiktheid van (ex-)werknemer [naam 1] .
Verweerder heeft op 15 november 2024 een verweerschrift ingediend.
Op 15 januari 2025 heeft verweerder op het verzoek om herbeoordeling beslist.
De openbare behandeling van het beroep heeft plaatsgevonden op 31 januari 2025, gevoegd met andere vergelijkbare zaken van eiser. Zowel eiser als verweerder hebben zich laten vertegenwoordigen door hun gemachtigde. Aan de zitting hebben verder namens eiser deelgenomen: dhr. [naam 2] en mevr. [naam 3] . De rechtbank heeft het onderzoek ter zitting gesloten.
Na sluiting van het onderzoek zijn de zaken gesplitst.

Beoordeling door de rechtbank

1. Ter zitting is besproken dat het Uwv op 15 januari 2025 inhoudelijk op het herbeoordelingsverzoek heeft beslist. Het procesbelang bij het beroep tegen het niet tijdig nemen van een besluit, als bedoeld in artikel 6:2, aanhef en onder b, van de Algemene wet bestuursrecht (Awb), is daarmee komen te vervallen.
2. Het beroep is daarom niet-ontvankelijk.
3. Eiser heeft inhoudelijke gronden tegen het besluit van 15 januari 2025 aangevoerd en daarbij meegedeeld dat hij op 28 januari 2025 bij het Uwv in bezwaar is gegaan tegen dat besluit. De rechtbank behoeft het beroep, voor zover gericht tegen het primaire besluit, daarom niet te behandelen en evenmin nog naar verweerder door te sturen.
4. Nu verweerder pas na het instellen van het beroep tegen het niet tijdig beslissen alsnog heeft beslist, ziet de rechtbank aanleiding om te bepalen dat verweerder het betaalde griffierecht ten bedrage van € 371,-- aan eiser dient te vergoeden.
5. Van proceskosten die voor vergoeding in aanmerking komen, is de rechtbank niet gebleken.

Beslissing

De rechtbank:
  • verklaart het beroep niet-ontvankelijk;
  • draagt verweerder op het betaalde griffierecht van € 371,- aan eiser te vergoeden.
Deze uitspraak is gedaan door mr. D.R. van der Meer, rechter, in aanwezigheid van
mr. I. Ince, griffier.
Uitgesproken in het openbaar op 28 februari 2025.
griffier
rechter
Een afschrift van deze uitspraak is verzonden aan partijen op:

Informatie over hoger beroep

Een partij die het niet eens is met deze uitspraak, kan een hogerberoepschrift sturen naar de Centrale Raad van Beroep waarin wordt uitgelegd waarom deze partij het niet eens is met deze uitspraak. Het hogerberoepschrift moet worden ingediend binnen zes weken na de dag waarop deze uitspraak is verzonden.
Digitaal hoger beroep instellen kan via “Formulieren en inloggen” op www.rechtspraak.nl. Hoger beroep instellen kan eventueel ook nog steeds door verzending van een brief aan de Centrale Raad van Beroep, Postbus 16002, 3500 DA Utrecht.
Kan de indiener de behandeling van het hoger beroep niet afwachten, omdat de zaak spoed heeft, dan kan de indiener de voorzieningenrechter van de Centrale Raad van Beroep vragen om een voorlopige voorziening (een tijdelijke maatregel) te treffen.