ECLI:NL:RBDHA:2025:4070
Rechtbank Den Haag
- Eerste aanleg - enkelvoudig
- Rechtspraak.nl
Niet-ontvankelijkheid van beroep wegens onredelijk late indiening in bestuursrechtelijke zaak
In deze zaak heeft de staatssecretaris van Defensie, vertegenwoordigd door het Defensie Ondersteuningscommando, op 30 oktober 2024 beroep ingesteld tegen het niet tijdig beslissen door de Raad van bestuur van het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen (Uwv) op zijn verzoek van 9 juli 2021. Dit verzoek betrof de herbeoordeling van de arbeidsongeschiktheid van een (ex-)werknemer. De rechtbank heeft op 31 januari 2025 de openbare behandeling van het beroep gehouden, waarbij zowel eiser als verweerder zich lieten vertegenwoordigen door hun gemachtigde. De rechtbank heeft het onderzoek ter zitting gesloten en de zaken gesplitst.
De rechtbank oordeelt dat het beroep niet-ontvankelijk is, omdat eiser het beroepschrift pas meer dan drie jaar na de ingebrekestelling heeft ingediend. De rechtbank stelt vast dat de beslistermijn door verweerder is overschreden, maar dat eiser geen actie heeft ondernomen om een besluit te verkrijgen gedurende deze lange periode. De rechtbank concludeert dat het beroep onredelijk laat is ingediend, zoals bedoeld in artikel 6:12, vierde lid, van de Algemene wet bestuursrecht (Awb). Hierdoor wordt het beroep niet inhoudelijk beoordeeld en is er geen aanleiding voor een proceskostenveroordeling.
De uitspraak is gedaan door mr. D.R. van der Meer en is openbaar uitgesproken op 28 februari 2025. Partijen zijn geïnformeerd over de mogelijkheid tot hoger beroep, dat binnen zes weken na verzending van de uitspraak kan worden ingesteld bij de Centrale Raad van Beroep.