ECLI:NL:RBDHA:2025:4071
Rechtbank Den Haag
- Voorlopige voorziening
- Rechtspraak.nl
Beoordeling van een asielaanvraag en verzoek om voorlopige voorziening in het kader van de Dublinverordening
In deze uitspraak van de Rechtbank Den Haag op 11 maart 2025, beoordeelt de voorzieningenrechter het beroep van eiser tegen het niet in behandeling nemen van zijn aanvraag voor een verblijfsvergunning asiel voor bepaalde tijd. De minister van Asiel en Migratie heeft de aanvraag met het bestreden besluit van 24 januari 2025 niet in behandeling genomen, omdat Frankrijk verantwoordelijk zou zijn voor de behandeling van de asielaanvraag. Eiser, die stelt de Nigeriaanse nationaliteit te hebben, heeft persoonlijke problemen ervaren in Frankrijk en is naar Nederland gereisd voor internationale bescherming.
De rechtbank houdt in deze zaak geen zitting, omdat het beroep kennelijk ongegrond is. Eiser heeft zijn verzoek om nader gehoord te worden niet onderbouwd en heeft niet aangegeven welke nieuwe omstandigheden een aanvullend gehoor noodzakelijk zouden maken. De rechtbank overweegt dat er geen wettelijke verplichting bestaat voor de minister om eiser nogmaals te horen. Eiser heeft niet aannemelijk gemaakt dat de minister gehouden was gebruik te maken van diens discretionaire bevoegdheid op grond van artikel 17 van de Dublinverordening. De rechtbank concludeert dat de beroepsgronden van eiser niet slagen en verklaart het beroep ongegrond.
De uitspraak is openbaar gemaakt en de rechtbank verklaart het verzoek om een voorlopige voorziening niet-ontvankelijk. Eiser krijgt geen vergoeding van zijn proceskosten. De rechtbank wijst erop dat als eiser het niet eens is met deze uitspraak, hij binnen 6 weken een verzetschrift kan indienen.