ECLI:NL:RBDHA:2025:4071

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
11 maart 2025
Publicatiedatum
17 maart 2025
Zaaknummer
NL25.3692 en NL25.3693
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Procedures
  • Voorlopige voorziening
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Beoordeling van een asielaanvraag en verzoek om voorlopige voorziening in het kader van de Dublinverordening

In deze uitspraak van de Rechtbank Den Haag op 11 maart 2025, beoordeelt de voorzieningenrechter het beroep van eiser tegen het niet in behandeling nemen van zijn aanvraag voor een verblijfsvergunning asiel voor bepaalde tijd. De minister van Asiel en Migratie heeft de aanvraag met het bestreden besluit van 24 januari 2025 niet in behandeling genomen, omdat Frankrijk verantwoordelijk zou zijn voor de behandeling van de asielaanvraag. Eiser, die stelt de Nigeriaanse nationaliteit te hebben, heeft persoonlijke problemen ervaren in Frankrijk en is naar Nederland gereisd voor internationale bescherming.

De rechtbank houdt in deze zaak geen zitting, omdat het beroep kennelijk ongegrond is. Eiser heeft zijn verzoek om nader gehoord te worden niet onderbouwd en heeft niet aangegeven welke nieuwe omstandigheden een aanvullend gehoor noodzakelijk zouden maken. De rechtbank overweegt dat er geen wettelijke verplichting bestaat voor de minister om eiser nogmaals te horen. Eiser heeft niet aannemelijk gemaakt dat de minister gehouden was gebruik te maken van diens discretionaire bevoegdheid op grond van artikel 17 van de Dublinverordening. De rechtbank concludeert dat de beroepsgronden van eiser niet slagen en verklaart het beroep ongegrond.

De uitspraak is openbaar gemaakt en de rechtbank verklaart het verzoek om een voorlopige voorziening niet-ontvankelijk. Eiser krijgt geen vergoeding van zijn proceskosten. De rechtbank wijst erop dat als eiser het niet eens is met deze uitspraak, hij binnen 6 weken een verzetschrift kan indienen.

Uitspraak

RECHTBANK DEN HAAG
Bestuursrecht
zaaknummers: NL25.3692 en NL25.3693
uitspraak van de enkelvoudige kamer en de voorzieningenrechter in de zaak tussen

[eiser] , V-nummer: [v-nummer] , eiser/verzoeker (hierna: eiser)

(gemachtigde: mr. A.S. Sewman),
en

de minister van Asiel en Migratie,

Inleiding

1. In deze uitspraak beoordeelt de rechtbank het beroep van eiser tegen het niet in behandeling nemen van de aanvraag tot het verlenen van een verblijfsvergunning asiel voor bepaalde tijd. De voorzieningenrechter beoordeelt in deze uitspraak het verzoek om een voorlopige voorziening van eiser. Verweerder heeft de aanvraag met het bestreden besluit van 24 januari 2025 niet in behandeling genomen omdat Frankrijk ervoor verantwoordelijk is.

Beoordeling door de rechtbank

Geen zitting
2. De rechtbank houdt in deze zaak geen zitting. Het beroep is namelijk kennelijk ongegrond. [1] Hieronder legt de rechtbank dit uit.
Waar gaat deze zaak over?
3. Eiser stelt de Nigeriaanse nationaliteit te hebben en op [geboortedatum] 1983 te zijn geboren. Verweerder heeft de asielaanvraag niet in behandeling genomen, omdat Frankrijk verantwoordelijk zou zijn voor de behandeling daarvan.
Wat vindt eiser in beroep?
4. Eiser wenst het eerder aangehaalde in de zienswijze als herhaald en ingelast te beschouwen. Eiser heeft persoonlijke problemen ervaren in Frankrijk en is daarom voor internationale bescherming naar Nederland gereisd. Verweerder dient -ondanks het feit dat de gestelde discriminatie in de zienswijze is ingebracht- onderzoek te doen naar de feiten en omstandigheden en handelt in strijd met artikel 17 Dublinverordening. Het bestreden besluit is onzorgvuldig voorbereid, eiser dient nader gehoord te worden.
Wat is het oordeel van de rechtbank?
Verwijzing naar zienswijze
5. De rechtbank overweegt, dat de algemene stelling van eiser in beroep dat de eerder aangehaalde gronden als herhaald en ingelast dienen te worden beschouwd, onvoldoende is om te kunnen aanmerken als een beroepsgrond waar de rechtbank over moet beslissen. De minister is in het besluit ingegaan op de zienswijze van eiser. De rechtbank zal daarom de stellingen in de zienswijze, waarvan eiser in beroep niet concreet heeft aangegeven waarom de reactie van de minister daarop volgens hem niet juist of niet toereikend is, niet bespreken.
Nader onderzoek en gehoor
6. De rechtbank overweegt dat eiser zijn verzoek om nader gehoord te worden, niet heeft onderbouwd. Hij heeft hierbij namelijk niet aangegeven welke andere, nieuwe omstandigheden een aanvullend gehoor noodzakelijk zouden maken. Er bestaat bovendien geen wettelijke verplichting op grond waarvan verweerder verplicht is eiser nogmaals te horen.
6.1
Voorts kan eiser bij voorkomende problemen de autoriteiten van Frankrijk of de daarvoor geschikte instanties van Frankrijk benaderen. Eiser heeft niet aannemelijk gemaakt dat klagen niet mogelijk of bij voorbaat zinloos is. De rechtbank ziet in wat eiser naar voren heeft gebracht daarom geen grond voor het oordeel dat verweerder aanvullend onderzoek had moeten doen naar de feiten en omstandigheden.
Artikel 17 van de Dublinverordening
7. Verder heeft eiser niet aannemelijk gemaakt dat verweerder gehouden was gebruik te maken van diens discretionaire bevoegdheid overeenkomstig artikel 17 van de Dublinverordening. Verweerder heeft zich op het standpunt kunnen stellen dat hetgeen eiser heeft aangevoerd, geen zodanig bijzondere, individuele omstandigheden betreffen dat deze maken dat zijn overdracht aan Frankrijk van een zodanige onevenredige hardheid getuigt waardoor verweerder het asielverzoek aan zich had moeten trekken op grond van artikel 17 van de Dublinverordening. Eiser heeft zijn verklaringen niet onderbouwd. Het bestreden besluit is voldoende zorgvuldig tot stand gekomen.

Conclusie en gevolgen

8. De beroepsgronden slagen niet. De rechtbank twijfelt hier niet over. Daarom is het beroep kennelijk ongegrond.
9. Nu er uitspraak is gedaan in het beroep en er niet langer sprake is van connexiteit [2] , wordt het verzoek om een voorlopige voorziening niet-ontvankelijk verklaard.
10. Eiser krijgt geen vergoeding van zijn proceskosten.

Beslissing

De rechtbank verklaart het beroep ongegrond.
De voorzieningenrechter verklaart het verzoek tot het treffen van een voorlopige voorziening niet-ontvankelijk.
Deze uitspraak is gedaan door mr. E.M.A. Vinken, (voorzieningen)rechter, in aanwezigheid van J. Dommerholt, griffier.
De uitspraak is uitgesproken in het openbaar en bekendgemaakt op:
Rechtsmiddel
Bent u het niet eens met deze uitspraak?
Als u het niet eens bent met deze uitspraak op het beroep, kunt u een brief sturen naar de rechtbank waarin u uitlegt waarom u het er niet mee eens bent. Dit heet een verzetschrift. U moet dit verzetschrift indienen binnen 6 weken na de dag waarop deze uitspraak is verzonden. U ziet deze datum hierboven. Als u graag een zitting wilt waarin u uw verzetschrift kunt toelichten, kunt u dit in uw verzetschrift vermelden. Tegen de uitspraak op het verzoek om een voorlopige voorziening staat geen rechtsmiddel open.

Voetnoten

1.Op grond van artikel 8:54, eerste lid, aanhef en onder c, van de Algemene wet bestuursrecht (Awb).
2.Op grond van artikel 8:81 en 8:83, derde lid, van de Awb.