ECLI:NL:RBDHA:2025:4072

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
11 maart 2025
Publicatiedatum
17 maart 2025
Zaaknummer
NL25.4353 en NL25.4354
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Procedures
  • Voorlopige voorziening
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Beoordeling van een asielaanvraag en verzoek om voorlopige voorziening in het kader van de Dublinverordening

In deze uitspraak van de Rechtbank Den Haag op 11 maart 2025, wordt het beroep van eiseres tegen het niet in behandeling nemen van haar aanvraag voor een verblijfsvergunning asiel voor bepaalde tijd beoordeeld. Eiseres, een Nigeriaanse vrouw, heeft een verzoek om een voorlopige voorziening ingediend, omdat haar asielaanvraag door de minister van Asiel en Migratie niet in behandeling is genomen. De minister stelt dat Frankrijk verantwoordelijk is voor de behandeling van de aanvraag, conform de Dublinverordening.

De rechtbank heeft in deze zaak geen zitting gehouden en oordeelt dat het beroep kennelijk ongegrond is. Eiseres heeft aangevoerd dat haar dochter in gevaar is van ontvoering en besnijdenis, maar de rechtbank oordeelt dat deze stellingen niet voldoende zijn onderbouwd. De rechtbank wijst erop dat Frankrijk, als verantwoordelijke lidstaat, garanties heeft gegeven voor de behandeling van de asielaanvraag en dat eiseres niet aannemelijk heeft gemaakt dat zij zonder aanvullende garanties niet de benodigde bescherming zal krijgen.

De rechtbank concludeert dat de beroepsgronden van eiseres niet slagen en verklaart het beroep ongegrond. Het verzoek om een voorlopige voorziening wordt niet-ontvankelijk verklaard, en eiseres krijgt geen vergoeding van de proceskosten. Deze uitspraak is gedaan door voorzieningenrechter mr. E.M.A. Vinken, in aanwezigheid van griffier J. Dommerholt, en is openbaar gemaakt op 25 maart 2025.

Uitspraak

RECHTBANK DEN HAAG
Bestuursrecht
zaaknummers: NL25.4353 en NL25.4354
uitspraak van de enkelvoudige kamer en de voorzieningenrechter in de zaak tussen

[eiseres] , V-nummer: [v-nummer 1] , eiseres/verzoekster (hierna: eiseres)

mede namens haar minderjarige kind:
[minderjarige] ,V-nummer: [v-nummer 2]
(gemachtigde: mr. A.A. van Harmelen),
en

de minister van Asiel en Migratie,

Inleiding

1. In deze uitspraak beoordeelt de rechtbank het beroep van eiseres tegen het niet in behandeling nemen van de aanvraag tot het verlenen van een verblijfsvergunning asiel voor bepaalde tijd. De voorzieningenrechter beoordeelt in deze uitspraak het verzoek om een voorlopige voorziening van eiseres. Verweerder heeft de aanvraag met het bestreden besluit van 28 januari 2025 niet in behandeling genomen omdat Frankrijk ervoor verantwoordelijk is.

Beoordeling door de rechtbank

Geen zitting
2. De rechtbank houdt in deze zaak geen zitting. Het beroep is namelijk kennelijk ongegrond. [1] Hieronder legt de rechtbank dit uit.
Waar gaat deze zaak over?
3. Eiseres stelt de Nigeriaanse nationaliteit te hebben en op [geboortedatum] 1942 te zijn geboren. Verweerder heeft de asielaanvraag niet in behandeling genomen, omdat Frankrijk verantwoordelijk zou zijn voor de behandeling daarvan.
Wat vindt eiseres in beroep?
4. Eiseres stelt dat verweerder zijn beslissing om geen gebruik te maken van artikel 17 Dublinverordening onvoldoende zorgvuldig en onvoldoende deugdelijk gemotiveerd heeft voorbereid, er is onvoldoende rekening gehouden met de belangen van de dochter van eiseres- nu haar vader haar mee wil nemen naar de Dominicaanse republiek om haar daar te laten besnijden- eiseres vindt dit verminking en in strijd met artikel 3 EVRM [2] . De Franse autoriteiten bieden de dochter van eiseres geen bescherming tegen ontvoering. In het aanmeldgehoor heeft eiseres uitgebreid en consistent verklaard in Frankrijk ondergedoken te hebben. Eiseres doet een beroep op het Tarakhel-arrest [3] , haar dochter en zijzelf zijn kwetsbare personen. Zij zouden aanvullende garanties moeten krijgen nu sprake is van bijzondere omstandigheden.
Wat is het oordeel van de rechtbank?
Bijzondere kwetsbaarheid Tarakhel
5. Verweerder heeft zich op het standpunt gesteld dat bij de beoordeling in het Tarakhel-arrest rekening wordt gehouden met een samenstel van factoren. Uit de verklaringen van eiseres kunnen geen bijzondere behoeften worden afgeleid. Het is aan eiseres om aannemelijk te maken dat sprake is van bijzondere kwetsbaarheid en dat eiseres zonder het verkrijgen van aanvullende garanties in Frankrijk niet de benodigde opvang en bescherming zal krijgen. Eiseres heeft geen documenten ingediend om dit te onderbouwen. Dit maakt dat er niet voldoende informatie is om aan te nemen dat eiseres en haar dochter bijzonder kwetsbaar zijn en dat zij zonder aanvullende garanties niet de benodigde bescherming zullen krijgen.
5.1
Voorts heeft verweerder terecht gewezen op artikel (31 en) 32 van de Dublinverordening waaruit volgt dat als sprake is van bijzondere medische behoeften, verzorging of behandeling, de verantwoordelijke lidstaat bij overdracht hierover wordt geïnformeerd. Hiervoor moet de vreemdeling toestemming geven. Daarmee is voldoende gewaarborgd dat de vreemdeling ook na de overdracht de benodigde voorzieningen zal ontvangen.
Persoonlijke omstandigheden
6. De stellingen dat eiseres vreest voor ontvoering en de besnijdenis van haar dochter heeft zij niet nader onderbouwd. Deze stellingen nemen ook niet weg dat Frankrijk verantwoordelijk is voor de inhoudelijke behandeling van het verzoek van eiseres om internationale bescherming. Frankrijk heeft met het claimakkoord gegarandeerd dat de asielaanvraag van eiseres in behandeling zal worden genomen en dat de situatie zal worden beoordeeld met toepassing van de verschillende Europese richtlijnen op het gebied van asielrecht. Verder mag van eiseres worden verwacht dat zij zich bij voorkomende problemen in de Franse asielprocedure, opvangvoorzieningen, of anderszins beklaagt bij de (hogere) Franse autoriteiten. Eiseres heeft niet aannemelijk gemaakt dat die mogelijkheid er voor haar niet is of dat de Franse autoriteiten haar niet kunnen of willen helpen, dan wel dat het inroepen van hulp bij voorbaat zinloos is.
Artikel 17 van de Dublinverordening
7. Verder heeft eiseres niet aannemelijk gemaakt dat verweerder gehouden was gebruik te maken van diens discretionaire bevoegdheid overeenkomstig artikel 17 van de Dublinverordening. Verweerder heeft zich op het standpunt kunnen stellen dat hetgeen eiseres heeft aangevoerd, geen zodanig bijzondere, individuele omstandigheden betreffen dat deze maken dat haar overdracht aan Frankrijk van een zodanige onevenredige hardheid getuigt waardoor verweerder het asielverzoek aan zich had moeten trekken op grond van artikel 17 van de Dublinverordening. Eiseres heeft haar verklaringen niet onderbouwd. Het bestreden besluit is voldoende zorgvuldig en voldoende deugdelijk gemotiveerd tot stand gekomen.

Conclusie en gevolgen

8. De beroepsgronden slagen niet. De rechtbank twijfelt hier niet over. Daarom is het beroep kennelijk ongegrond.
9. Nu er uitspraak is gedaan in het beroep en er niet langer sprake is van connexiteit [4] , wordt het verzoek om een voorlopige voorziening niet-ontvankelijk verklaard.
10. Eiser krijgt geen vergoeding van zijn proceskosten.

Beslissing

De rechtbank verklaart het beroep ongegrond.
De voorzieningenrechter verklaart het verzoek tot het treffen van een voorlopige voorziening niet-ontvankelijk.
Deze uitspraak is gedaan door mr. E.M.A. Vinken, (voorzieningen)rechter, in aanwezigheid van J. Dommerholt, griffier.
De uitspraak is uitgesproken in het openbaar en bekendgemaakt op:
Rechtsmiddel
Bent u het niet eens met deze uitspraak?
Als u het niet eens bent met deze uitspraak op het beroep, kunt u een brief sturen naar de rechtbank waarin u uitlegt waarom u het er niet mee eens bent. Dit heet een verzetschrift. U moet dit verzetschrift indienen binnen 6 weken na de dag waarop deze uitspraak is verzonden. U ziet deze datum hierboven. Als u graag een zitting wilt waarin u uw verzetschrift kunt toelichten, kunt u dit in uw verzetschrift vermelden. Tegen de uitspraak op het verzoek om een voorlopige voorziening staat geen rechtsmiddel open.

Voetnoten

1.Op grond van artikel 8:54, eerste lid, aanhef en onder c, van de Algemene wet bestuursrecht (Awb).
2.Europees Verdrag tot bescherming van de Rechten van de Mens en de Fundamentele vrijheden.
3.Zie het arrest van het Europees Hof voor de Rechten van de Mens (EHRM) van 4 november 2014, ECLI:CE:ECHR:2014:1104JUD002921712.
4.Op grond van artikel 8:81 en 8:83, derde lid, van de Awb.