ECLI:NL:RBDHA:2025:4073

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
14 maart 2025
Publicatiedatum
17 maart 2025
Zaaknummer
NL25.9310
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Asielaanvraag en overdracht aan Frankrijk onder de Dublinverordening

In deze zaak heeft de Rechtbank Den Haag op 14 maart 2025 uitspraak gedaan in een asielprocedure. Eiser, een Sri Lankaanse man, had op 15 januari 2025 een asielaanvraag ingediend in Nederland. De minister van Asiel en Migratie heeft deze aanvraag echter niet in behandeling genomen, omdat Frankrijk verantwoordelijk is voor de behandeling van de aanvraag op basis van de Dublinverordening. Eiser heeft tegen dit besluit beroep ingesteld, maar is niet verschenen op de zitting. De rechtbank heeft de zaak behandeld en vastgesteld dat eiser op 20 oktober 2023 illegaal via Frankrijk naar Nederland is gereisd en op 24 oktober 2023 in Frankrijk om internationale bescherming heeft verzocht. Eiser heeft aangevoerd dat hij in Frankrijk het slachtoffer is van ernstige dreigingen en vervolging door zijn zwager, wat hem in een onveilige situatie plaatst. De rechtbank heeft echter geoordeeld dat eiser niet aannemelijk heeft gemaakt dat hij bij terugkeer naar Frankrijk een reëel risico loopt op een behandeling die in strijd is met artikel 3 van het EVRM of artikel 4 van het Handvest. De rechtbank heeft geconcludeerd dat de minister terecht heeft gesteld dat Frankrijk verantwoordelijk is voor de behandeling van de asielaanvraag en dat er geen bijzondere omstandigheden zijn die een overdracht aan Frankrijk van onevenredige hardheid getuigen. Het beroep van eiser is ongegrond verklaard.

Uitspraak

RECHTBANK DEN HAAG

Zittingsplaats Middelburg
Bestuursrecht
zaaknummer: NL25.9310

uitspraak van de enkelvoudige kamer in de zaak tussen

[eiser], eiser,

V-nummer: [V-nummer],
(gemachtigde: mr. A. Kortrijk),
en

de minister van Asiel en Migratie, verweerder,

(gemachtigde: mr. E. Sweerts).

Procesverloop

Bij besluit van 26 februari 2025 (het bestreden besluit) heeft verweerder eisers asielaanvraag
niet in behandeling genomen, omdat Frankrijk verantwoordelijk is voor de behandeling
daarvan. [1]
Eiser heeft tegen het bestreden besluit beroep ingesteld.
De rechtbank heeft het beroep op 13 maart 2025 op zitting behandeld. Eiser en zijn gemachtigde zijn, met voorafgaand bericht, niet verschenen. Verweerder heeft zich laten vertegenwoordigen door zijn gemachtigde.

Overwegingen

1. Eiser stelt te zijn geboren op [datum] 1978 en de Sri Lankaanse nationaliteit te hebben. Hij heeft op 15 januari 2025 een asielaanvraag ingediend in Nederland.
2. Verweerder heeft de asielaanvraag van eiser niet in behandeling genomen, omdat Frankrijk verantwoordelijk is voor deze aanvraag. Uit onderzoek in Eurodac is gebleken dat eiser op 20 oktober 2023 illegaal via Frankrijk het grondgebied van de lidstaten is ingereisd. Ook is gebleken dat hij op 24 oktober 2023 in Frankrijk om internationale bescherming heeft verzocht. Verweerder heeft daarom op grond van artikel 18, eerste lid en onder d, van de Dublinverordening [2] de Franse autoriteiten verzocht om eiser terug te nemen. De Franse autoriteiten hebben dit verzoek op 10 februari 2025 geaccepteerd.
3. Eiser stelt in beroep dat sprake is van bijzondere omstandigheden die het onwenselijk maken om hem terug te sturen naar Frankrijk. Hij is daar het slachtoffer van ernstige dreigingen en vervolging door zijn zwager, wat hem in een onveilige en onhoudbare situatie plaatst. Eiser is al eerder mishandeld door zijn zwager, waarbij hij een dusdanige klap op zijn gezicht heeft gekregen dat zijn tand is verwijderd. Hij stelt daarbij dat de medische stukken hieromtrent zo spoedig mogelijk worden nagezonden. Dit is niet de reden dat eiser asiel aanvraagt, maar wel waarom hij niet kan terugkeren naar Frankrijk. Hij zal daar niet worden beschermd als afgewezen asielzoeker.
De rechtbank oordeelt als volgt.
4. Niet in geschil is dat Frankrijk verantwoordelijk is voor de behandeling van eisers asielaanvraag. Verweerder stelt zich daarbij terecht op het standpunt dat ten aanzien van Frankrijk mag worden uitgegaan van het interstatelijk vertrouwensbeginsel. Eiser heeft niet aannemelijk gemaakt dat hij bij overdracht aan Frankrijk een reëel risico loopt op een behandeling die in strijd is met artikel 3 van het EVRM [3] of artikel 4 van het Handvest. [4] Daarbij wordt in aanmerking genomen dat, nu er een claimakkoord tot stand is gekomen, verweerder ervan uit mag gaan dat de Franse autoriteiten het opvolgende asielverzoek van eiser in behandeling zullen nemen overeenkomstig de internationale verplichtingen en relevante Europese richtlijnen.
5. Daarnaast heeft eiser niet aannemelijk gemaakt dat sprake is van bijzondere individuele omstandigheden die maken dat overdracht aan Frankrijk van onevenredige hardheid getuigt. Daartoe is van belang dat eiser bij voorkomende problemen, ook met zijn zwager, de Franse autoriteiten of de daarvoor geschikte instanties van Frankrijk kan benaderen. Ook in het geval eiser wel medische stukken had overgelegd waaruit blijkt dat hij verwondingen heeft opgelopen, doet dit niet af aan het feit dat hij daarover in Frankrijk moet klagen. Niet is gebleken dat eiser aangifte heeft gedaan van de bedreigingen of mishandeling dan wel heeft geklaagd bij de Franse autoriteiten of dat de Franse autoriteiten hem niet konden of wilden helpen.
6. In de verklaringen van eiser over zijn ervaringen in Frankrijk heeft verweerder dan ook geen aanleiding hoeven zien om toepassing te geven aan artikel 17, eerste lid, van de Dublinverordening.
7. Verweerder heeft eisers asielaanvraag dan ook terecht niet in behandeling genomen. Het beroep is ongegrond.
8. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.

Beslissing

De rechtbank verklaart het beroep ongegrond.
Deze uitspraak is gedaan op 14 maart 2025 door mr. K.M. de Jager, rechter, in aanwezigheid van mr. J. de Winter, griffier, en openbaar gemaakt door middel van een
geanonimiseerde publicatie op
www.rechtspraak.nl.
De uitspraak is bekendgemaakt op:
Bent u het niet eens met deze uitspraak?
Als u het niet eens bent met deze uitspraak, kunt u een brief sturen naar de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State waarin u uitlegt waarom u het er niet mee eens bent. Dit heet een beroepschrift. U moet dit beroepschrift indienen binnen 1 week na de dag waarop deze uitspraak is verzonden. U ziet deze datum hierboven.

Voetnoten

1.Op grond van artikel 30, eerste lid, van de Vreemdelingenwet 2000 (Vw).
2.Verordening (EU) nr. 604/2013.
3.Verdrag tot bescherming van de rechten van de mens en de fundamentele vrijheden.
4.Handvest van de grondrechten van de Europese Unie.