ECLI:NL:RBDHA:2025:4080

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
13 maart 2025
Publicatiedatum
17 maart 2025
Zaaknummer
NL25.7874 en NL25.7875
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Procedures
  • Voorlopige voorziening+bodemzaak
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Beoordeling van een asielaanvraag en verzoek om voorlopige voorziening in het kader van de Dublinverordening

In deze uitspraak van de Rechtbank Den Haag, gedateerd 13 maart 2025, wordt het beroep van eiser tegen het niet in behandeling nemen van zijn aanvraag voor een verblijfsvergunning asiel voor bepaalde tijd beoordeeld. Eiser, die de Turkse nationaliteit heeft, heeft een verzoek om een voorlopige voorziening ingediend. De minister van Asiel en Migratie heeft de aanvraag met het bestreden besluit van 18 februari 2025 niet in behandeling genomen, omdat Oostenrijk verantwoordelijk zou zijn voor de behandeling van de asielaanvraag.

De rechtbank heeft in deze zaak geen zitting gehouden en oordeelt dat het beroep kennelijk ongegrond is. Eiser stelt dat de overdracht naar Oostenrijk onredelijk hard is, omdat zijn verloofde in Nederland een baan heeft gevonden en een toekomst in Nederland heeft. De rechtbank verwijst naar artikel 17 van de Dublinverordening, dat de mogelijkheid biedt om asielaanvragen onverplicht aan zich te trekken in bijzondere, individuele omstandigheden. Echter, de rechtbank oordeelt dat de omstandigheden die eiser heeft aangevoerd niet voldoende zijn om te concluderen dat de overdracht aan Oostenrijk onevenredig hard zou zijn.

De rechtbank concludeert dat de beroepsgrond van eiser niet slaagt en verklaart het beroep ongegrond. Tevens wordt het verzoek om een voorlopige voorziening niet-ontvankelijk verklaard, nu er geen connexiteit meer is. Eiser krijgt geen vergoeding van zijn proceskosten. De uitspraak is openbaar gemaakt en er is een mogelijkheid voor eiser om een verzetschrift in te dienen als hij het niet eens is met de uitspraak.

Uitspraak

RECHTBANK DEN HAAG
Bestuursrecht
zaaknummers: NL25.7874 en NL25.7875
uitspraak van de enkelvoudige kamer en de voorzieningenrechter in de zaak tussen

[eiser/verzoeker], V-nummer: [V-nummer], eiser/verzoeker (hierna: eiser)

(gemachtigde: mr. D.S. Harhangi-Asarfi),
en

de minister van Asiel en Migratie,

Inleiding

1. In deze uitspraak beoordeelt de rechtbank het beroep van eiser tegen het niet in behandeling nemen van de aanvraag tot het verlenen van een verblijfsvergunning asiel voor bepaalde tijd. De voorzieningenrechter beoordeelt in deze uitspraak het verzoek om een voorlopige voorziening van eiser. Verweerder heeft de aanvraag met het bestreden besluit van 18 februari 2025 niet in behandeling genomen omdat Oostenrijk ervoor verantwoordelijk is.

Beoordeling door de rechtbank

Geen zitting
2. De rechtbank houdt in deze zaak geen zitting. Het beroep is namelijk kennelijk ongegrond. [1] Hieronder legt de rechtbank dit uit.
Waar gaat deze zaak over?
3. Eiser stelt de Turkse nationaliteit te hebben en op [geboortedatum] 1997 te zijn geboren. Verweerder heeft de asielaanvraag niet in behandeling genomen, omdat Oostenrijk verantwoordelijk zou zijn voor de behandeling daarvan.
Wat vindt eiser in beroep?
4. Eiser is van mening dat overdracht naar Oostenrijk onredelijk hard is, nu zijn verloofde een toekomst heeft in Nederland omdat zij in Nederland een baan heeft gevonden. Verweerder zou toepassing moeten geven aan artikel 17 Dublinverordening.
Wat is het oordeel van de rechtbank?
5. Op grond van artikel 17, eerste lid, van de Dublinverordening mag verweerder asielaanvragen onverplicht aan zich trekken. Een dergelijke discretionaire bepaling toetst de bestuursrechter volgens vaste jurisprudentie van de hoogste bestuursrechter zeer terughoudend. Volgens het beleid van verweerder in onderdeel C2/5 van de Vreemdelingencirculaire 2000 wordt van deze bevoegdheid onder meer gebruik gemaakt in het geval van bijzondere, individuele omstandigheden die getuigen van onevenredige hardheid. Hetgeen eiser heeft aangevoerd, wordt niet aangemerkt als zodanig bijzondere, individuele omstandigheden dat deze maken dat zijn overdracht aan Oostenrijk van een zodanige onevenredige hardheid getuigt waardoor verweerder het asielverzoek aan zich zou moeten trekken op grond van artikel 17 van de Dublinverordening. Eisers stelling dat zijn verloofde een toekomst heeft in Nederland omdat zij een baan heeft gevonden in Nederland, is daarvoor niet voldoende.

Conclusie en gevolgen

6. De beroepsgrond slaagt niet. De rechtbank twijfelt hier niet over. Daarom is het beroep kennelijk ongegrond.
7. Nu er uitspraak is gedaan in het beroep en er niet langer sprake is van connexiteit [2] , wordt het verzoek om een voorlopige voorziening niet-ontvankelijk verklaard.
8. Eiser krijgt geen vergoeding van zijn proceskosten.

Beslissing

De rechtbank verklaart het beroep ongegrond.
De voorzieningenrechter verklaart het verzoek tot het treffen van een voorlopige voorziening niet-ontvankelijk.
Deze uitspraak is gedaan door mr. E.M.A. Vinken, (voorzieningen)rechter, in aanwezigheid van J. Dommerholt, griffier.
De uitspraak is uitgesproken in het openbaar en bekendgemaakt op:
Rechtsmiddel
Bent u het niet eens met deze uitspraak?
Als u het niet eens bent met deze uitspraak op het beroep, kunt u een brief sturen naar de rechtbank waarin u uitlegt waarom u het er niet mee eens bent. Dit heet een verzetschrift. U moet dit verzetschrift indienen binnen 6 weken na de dag waarop deze uitspraak is verzonden. U ziet deze datum hierboven. Als u graag een zitting wilt waarin u uw verzetschrift kunt toelichten, kunt u dit in uw verzetschrift vermelden. Tegen de uitspraak op het verzoek om een voorlopige voorziening staat geen rechtsmiddel open.

Voetnoten

1.Op grond van artikel 8:54, eerste lid, aanhef en onder c, van de Algemene wet bestuursrecht (Awb).
2.Op grond van artikel 8:81 en 8:83, derde lid, van de Awb.