ECLI:NL:RBDHA:2025:411

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
14 januari 2025
Publicatiedatum
14 januari 2025
Zaaknummer
NL24.51963
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
  • S. Ketelaars - Mast
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Beroep tegen maatregel van bewaring op grond van artikel 59a Vreemdelingenwet 2000

In deze zaak heeft de rechtbank Den Haag op 14 januari 2025 uitspraak gedaan in een beroep tegen een maatregel van bewaring die op 28 december 2024 door de minister van Asiel en Migratie aan de eiser was opgelegd. De eiser, die stelt de Afghaanse nationaliteit te hebben, heeft beroep ingesteld tegen deze maatregel, die is gebaseerd op artikel 59a van de Vreemdelingenwet 2000. De rechtbank heeft het beroep op 10 januari 2025 behandeld, waarbij de eiser werd bijgestaan door zijn gemachtigde en een tolk aanwezig was. De minister was vertegenwoordigd door haar gemachtigde. De rechtbank heeft vastgesteld dat de minister voldoende gronden had om de maatregel van bewaring op te leggen, waaronder het feit dat eiser zich zonder de juiste documenten Nederland is binnengekomen en zich eerder aan het toezicht heeft onttrokken. De rechtbank concludeert dat de zware en lichte gronden die aan de maatregel ten grondslag liggen, voldoende zijn om de maatregel te rechtvaardigen. De rechtbank oordeelt dat er geen lichter middel kan worden toegepast en dat de minister voortvarend handelt in de overdracht van eiser aan de Duitse autoriteiten, die het claimverzoek op 7 januari 2025 hebben geaccepteerd. Uiteindelijk wordt het beroep ongegrond verklaard en het verzoek om schadevergoeding afgewezen.

Uitspraak

RECHTBANK DEN HAAG
Zittingsplaats Groningen
Bestuursrecht
zaaknummer: NL24.51963

uitspraak van de enkelvoudige kamer in de zaak tussen

[naam], eiser,

V-nummer: [nummer],
(gemachtigde: mr. M.R. Verdoner),
en

de minister van Asiel en Migratie, de minister,

(gemachtigde: mr. P. Zijlstra).

Inleiding

1. De minister heeft op 28 december 2024 aan eiser de maatregel van bewaring op grond van artikel 59a, eerste lid, van de Vreemdelingenwet 2000 (Vw) opgelegd.
1.1.
Eiser heeft tegen de maatregel van bewaring beroep ingesteld. Dit beroep moet ook worden aangemerkt als een verzoek om toekenning van schadevergoeding.
1.2.
De rechtbank heeft het beroep op 10 januari 2025 op zitting behandeld. Eiser is verschenen en is bijgestaan door zijn gemachtigde. Ook is een tolk verschenen. De minister heeft zich laten vertegenwoordigen door haar gemachtigde. De rechtbank heeft het onderzoek op de zitting gesloten.

Overwegingen

2. Eiser stelt de Afghaanse nationaliteit te hebben en te zijn geboren op [geboortedatum].
3. In de maatregel van bewaring heeft de minister overwogen dat de maatregel nodig is, omdat een concreet aanknopingspunt bestaat voor een overdracht als bedoeld in de Dublinverordening en een significant risico bestaat dat eiser zich aan het toezicht zal onttrekken. De minister heeft hieraan ten grondslag gelegd dat eiser:
(zware gronden)3a. Nederland niet op de voorgeschreven wijze is binnengekomen, dan wel een poging daartoe heeft gedaan;
3b. zich in strijd met de Vreemdelingenwetgeving gedurende enige tijd aan het toezicht op vreemdelingen heeft onttrokken;
3f. zich zonder noodzaak heeft ontdaan van zijn reis- of identiteitsdocumenten;
(lichte gronden)4c. geen vaste woon- of verblijfplaats heeft;
4d. niet beschikt over voldoende middelen van bestaan.
3.1.
De minister heeft de gronden in de maatregel nader gemotiveerd. Verder heeft de minister overwogen dat een minder dwingende maatregel (lichter middel) niet doeltreffend kan worden toegepast.
3.2.
Hierna beoordeelt de rechtbank het beroep tegen de maatregel van bewaring. Daarbij bespreekt zij de beroepsgronden en toetst zij de rechtmatigheid van de bewaring ambtshalve.

Voortraject

4. De rechtbank stelt vast dat eiser de procedure voorafgaand aan de inbewaringstelling niet heeft bestreden. De bewaring is niet op die grond onrechtmatig.
Grondslag
5. De rechtbank is van oordeel dat eiser valt onder de in artikel 59a, van de Vw genoemde categorie vreemdelingen. Er bestaat een concreet aanknopingspunt voor een overdracht als bedoeld in de Dublinverordening. Uit Eurodac is namelijk gebleken dat eiser op 11 februari 2016 in Duitsland asiel heeft aangevraagd. Nederland heeft een claimverzoek naar de Duitse autoriteiten verstuurd op 30 december 2024 en de Duitse autoriteiten hebben het verzoek op 7 januari 2025 geaccepteerd.
Gronden
6. De rechtbank is van oordeel dat de zware en lichte gronden 3a, 3b, 3f, 4c en 4d aan de maatregel ten grondslag kunnen worden gelegd en dat deze, in samenhang bezien, voldoende zijn om de maatregel van bewaring te kunnen dragen en om aan te nemen dat een significant risico bestaat dat eiser zich aan het toezicht zal onttrekken, dan wel dat hij de voorbereiding van vertrek of de uitzettingsprocedure ontwijkt of belemmert. De rechtbank overweegt dat uit de uitspraak van de Afdeling van 25 maart 2020 volgt dat, om de gronden 3a, 3b en 3f aan de maatregel ten grondslag te kunnen leggen, voldoende is dat deze gronden feitelijk juist zijn. [1] Het is feitelijk juist dat eiser zonder grensoverschrijdingsdocumenten Nederland is ingereisd (3a), dat hij zich aan het toezicht heeft onttrokken door op 13 oktober 2021 met onbekende bestemming te vertrekken (3b) en dat hij zijn paspoort heeft verscheurd, zoals eiser heeft verklaard in het aanmeldgehoor op 15 september 2021 (3f). Verder is het juist dat eiser geen vaste woon- of verblijfplaats heeft (4c) en niet beschikt over voldoende middelen van bestaan (4d), het risico op onttrekking is hierbij ook voldoende gemotiveerd.
Lichter middel
7. Gelet op de gronden die aan de maatregel ten grondslag zijn gelegd en de verklaringen van eiser, is de minister er terecht vanuit gegaan dat eiser niet uit eigen beweging gevolg zal geven aan de op hem rustende vertrekplicht. Een lichter middel volstaat niet om de overdracht van eiser te verzekeren.
7.1.
De rechtbank constateert dat eiser tijdens het gehoor wartaal uitslaat. Eiser is hiervoor voorafgaand aan de oplegging van de maatregel bezocht door een GGD-arts en die heeft vastgesteld dat eiser in het Duits aanspreekbaar is en wartaal uitslaat, maar dat hij geen kenmerken vertoond van een psychose. Door de minister is eiser in de maatregel en op de zitting erop gewezen dat, mochten zich medische omstandigheden voordoen, alle medische faciliteiten in het detentiecentrum Rotterdam aanwezig zijn en hij zich kan wenden tot de medische dienst. De medische zorgverlening binnen de detentie- en uitzetcentra in Nederland is gelijkwaardig aan de gezondheidszorg in de vrije maatschappij.
7.2.
Daarnaast is de rechtbank niet gebleken van persoonlijke belangen van eiser die de bewaring voor hem onevenredig bezwarend maken en waarin de minister aanleiding had moeten zien eiser een lichter middel dan bewaring op te leggen. Eiser heeft ook verder geen persoonlijke belangen kenbaar gemaakt. De minister heeft terecht geen aanleiding gezien om aan eiser een lichter middel op te leggen.
Voortvarendheid en zicht op overdracht
8. Eiser betoogt dat de minister onvoldoende voortvarend aan zijn overdracht werkt. Eiser stelt dat hij al veel eerder, namelijk in de eerste week van januari, overgedragen had kunnen worden aan de Duitse autoriteiten. De maatregel van bewaring is hiermee onrechtmatig.
8.1.
De rechtbank is van oordeel dat de minister voldoende voortvarend werkt aan de uitzetting van eiser en dat zicht op overdracht niet ontbreekt. In het algemeen geldt dat een eerste uitzettingshandeling op de zesde dag van de inbewaringstelling in ieder geval voldoende voortvarend is. De rechtbank zijn geen feiten of omstandigheden gebleken die aanleiding geven om hiervan af te wijken. De rechtbank stelt vast dat de minister op de tweede dag van de inbewaringstelling een eerste uitzettingshandeling heeft verricht, namelijk het versturen van een claimverzoek naar de Duitse autoriteiten, te weten op 30 december 2024. Verder stelt de rechtbank vast dat de minister op 31 december 2024 een vertrekgesprek met eiser heeft gehouden. Op de zitting is gebleken dat de Duitse autoriteiten het claimverzoek hebben geaccepteerd op 7 januari 2025 en dat er op 9 januari 2025 een overdrachtsbesluit is genomen.

Conclusie en gevolgen

9. Het beroep is ongegrond. Daarom wordt ook het verzoek om schadevergoeding afgewezen.
10. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.

Beslissing

De rechtbank:
- verklaart het beroep ongegrond;
- wijst het verzoek om schadevergoeding af.
Deze uitspraak is gedaan door mr. S. Ketelaars - Mast, rechter, in aanwezigheid van mr. K.E. Mulder, griffier en openbaar gemaakt door middel van geanonimiseerde publicatie op rechtspraak.nl.
De uitspraak is bekendgemaakt op:
Rechtsmiddel
Tegen deze uitspraak kan hoger beroep worden ingesteld bij de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State binnen één week na de dag van bekendmaking.