In deze uitspraak van de Rechtbank Den Haag, zittingsplaats Groningen, wordt het beroep van eiseres behandeld tegen het niet tijdig beslissen op haar aanvraag van 5 juni 2024 voor een machtiging tot voorlopig verblijf (mvv) als familie- of gezinslid bij haar referent. De rechtbank heeft besloten dat een zitting niet nodig is, waarop partijen hebben ingestemd. Eiseres heeft verzocht om vrijstelling van het griffierecht, wat door de rechtbank is toegewezen.
De rechtbank stelt vast dat de minister van Asiel en Migratie niet tijdig heeft beslist op de aanvraag, waarbij de wettelijke termijnen zijn overschreden. De rechtbank verwijst naar relevante artikelen uit de Algemene wet bestuursrecht (Awb) die het niet tijdig nemen van een besluit gelijkstellen aan een besluit. De minister had de termijn voor het nemen van een besluit met drie maanden verlengd, maar deze termijn is inmiddels verstreken. Eiseres heeft de minister rechtsgeldig in gebreke gesteld, en meer dan twee weken zijn verstreken sinds deze ingebrekestelling.
De rechtbank oordeelt dat het beroep gegrond is en legt de minister een dwangsom op van € 100,- per dag voor elke dag dat de beslistermijn wordt overschreden, met een maximum van € 7.500,-. Tevens wordt de hoogte van de bestuurlijke dwangsom vastgesteld op € 1.442,-, omdat meer dan 42 dagen zijn verstreken na de relevante datum. De rechtbank veroordeelt de minister ook in de proceskosten van eiseres, vastgesteld op € 453,50. De uitspraak is gedaan door rechter A.G.D. Overmars en openbaar gemaakt op rechtspraak.nl.