ECLI:NL:RBDHA:2025:4130
Rechtbank Den Haag
- Eerste aanleg - enkelvoudig
- Rechtspraak.nl
Beoordeling van het beroep tegen het niet in behandeling nemen van een asielaanvraag op basis van de Dublinverordening
In deze uitspraak beoordeelt de Rechtbank Den Haag het beroep van eiser tegen het niet in behandeling nemen van zijn aanvraag voor een verblijfsvergunning asiel voor bepaalde tijd. De minister van Asiel en Migratie heeft de aanvraag op 7 januari 2025 niet in behandeling genomen, omdat Zwitserland verantwoordelijk is voor de behandeling van de aanvraag. De rechtbank heeft het beroep op 21 januari 2025 behandeld, waarbij zowel eiser als zijn gemachtigde, alsook de gemachtigde van de minister aanwezig waren.
De rechtbank concludeert dat de minister op goede gronden heeft overwogen dat eiser niet aannemelijk heeft gemaakt dat hij meer dan drie maanden aaneengesloten buiten het grondgebied van de lidstaten is geweest. Eiser had tijdens het aanmeldgehoor de gelegenheid om zijn situatie toe te lichten, maar kon geen bewijs overleggen voor zijn verblijf in Turkije. De rechtbank oordeelt dat de minister niet verplicht was om de Zwitserse autoriteiten te informeren over de verklaringen van eiser, aangezien er geen indicaties waren dat eiser het grondgebied van de lidstaten voor een aaneengesloten periode van drie maanden had verlaten.
De rechtbank verklaart het beroep ongegrond, wat betekent dat de aanvraag van eiser terecht buiten behandeling is gesteld en dat hij kan worden overgedragen aan Zwitserland. Eiser krijgt geen vergoeding van zijn proceskosten. De uitspraak is gedaan door mr. I. Helmich en is openbaar gemaakt op 30 januari 2025.