ECLI:NL:RBDHA:2025:4132
Rechtbank Den Haag
- Voorlopige voorziening
- Rechtspraak.nl
Afwijzing verzoek voorlopige voorziening asielaanvraag op grond van Dublinverordening
Op 21 januari 2025 heeft de Rechtbank Den Haag uitspraak gedaan in de zaak van de Minister van Asiel en Migratie tegen een verzoeker die een verblijfsvergunning asiel voor bepaalde tijd had aangevraagd. De minister had op 6 januari 2025 besloten om de aanvraag niet in behandeling te nemen, omdat Duitsland verantwoordelijk zou zijn voor de behandeling van de asielaanvraag. De verzoeker heeft hiertegen beroep ingesteld en verzocht om een voorlopige voorziening. Tijdens de zitting op 21 januari 2025, waar de verzoeker en zijn gemachtigde niet verschenen, heeft de voorzieningenrechter het verzoek behandeld. De minister was vertegenwoordigd door zijn gemachtigde. Na de behandeling heeft de voorzieningenrechter onmiddellijk uitspraak gedaan en het verzoek om voorlopige voorziening afgewezen. De rechtbank oordeelde dat een voorlopige voorziening niet meer nodig was, aangezien er op dezelfde dag ook uitspraak was gedaan in een andere zaak (NL25.629) die verband hield met het beroep van de verzoeker. De voorzieningenrechter heeft geen aanleiding gezien voor een proceskostenveroordeling. De uitspraak is openbaar gemaakt op 21 januari 2025 door mr. I. Helmich, in aanwezigheid van griffier K.F.K. Hoogbruin. Tegen deze uitspraak staat geen hoger beroep of verzet open.