ECLI:NL:RBDHA:2025:4140
Rechtbank Den Haag
- Voorlopige voorziening
- Rechtspraak.nl
Afwijzing verzoek voorlopige voorziening asielaanvraag op grond van Dublinverordening
In deze zaak heeft de voorzieningenrechter van de Rechtbank Den Haag op 11 februari 2025 uitspraak gedaan in het kader van een verzoek om een voorlopige voorziening. De verzoeker, vertegenwoordigd door mr. E. Ceylan, had een aanvraag ingediend voor een verblijfsvergunning asiel voor bepaalde tijd. De Minister van Asiel en Migratie, vertegenwoordigd door mr. E. de Bonth, had echter besloten om deze aanvraag niet in behandeling te nemen, met als argument dat Duitsland verantwoordelijk was voor de behandeling van de asielaanvraag op basis van de Dublinverordening.
De verzoeker heeft hiertegen beroep ingesteld en verzocht om een voorlopige voorziening. De zitting vond plaats op 21 januari 2025, waarbij de verzoeker, zijn gemachtigde, een tolk en de gemachtigde van de minister aanwezig waren. Na de zitting heeft de rechtbank het onderzoek geschorst om de minister de gelegenheid te geven te verifiëren of de verzoeker in de nationale procedure was opgenomen. Na verdere reacties van beide partijen heeft de rechtbank het onderzoek gesloten en uitspraak gedaan zonder een nadere zitting.
In de uitspraak van dezelfde dag, onder zaaknummer NL25.441, heeft de rechtbank het beroep van de verzoeker behandeld. Aangezien er inmiddels een uitspraak was gedaan op het beroep, was een voorlopige voorziening niet meer nodig. De voorzieningenrechter heeft daarom het verzoek om een voorlopige voorziening afgewezen. Tevens is er geen aanleiding voor een proceskostenveroordeling. De uitspraak is openbaar gemaakt en er staat geen hoger beroep of verzet open tegen deze beslissing.