Uitspraak
RECHTBANK DEN HAAG
de Minister van Asiel en Migratie, de minister,
(gemachtigde: mr. S.H.F. Pols).
Procesverloop
Overwegingen
Voortvarendheid
Beslissing
- verklaart het beroep ongegrond;
- wijst het verzoek om schadevergoeding af.
Rechtbank Den Haag
In deze zaak heeft de Rechtbank Den Haag op 6 februari 2025 uitspraak gedaan in een beroep tegen de maatregel van bewaring die door de Minister van Asiel en Migratie was opgelegd aan een Georgische vreemdeling. De maatregel was opgelegd op grond van artikel 59, eerste lid, aanhef en onder a, van de Vreemdelingenwet 2000, omdat er een risico bestond dat de vreemdeling zich aan het toezicht zou onttrekken. De vreemdeling, bijgestaan door zijn gemachtigde, heeft tegen deze maatregel beroep ingesteld, waarbij hij tevens een verzoek om schadevergoeding indiende. Tijdens de zitting op 3 februari 2025 heeft de rechtbank de zaak behandeld, waarbij de vreemdeling zijn argumenten naar voren bracht, onder andere dat de minister had moeten volstaan met een lichter middel dan de maatregel van bewaring. De rechtbank oordeelde echter dat de gronden voor de maatregel voldoende gemotiveerd waren en dat er geen aanleiding was om een lichter middel op te leggen. De rechtbank concludeerde dat de minister voldoende voortvarend had gehandeld in het kader van de uitzetting van de vreemdeling naar Georgië. De rechtbank heeft het beroep ongegrond verklaard en het verzoek om schadevergoeding afgewezen. Tevens is er geen aanleiding voor een proceskostenveroordeling. De uitspraak is openbaar gemaakt op 6 februari 2025.