ECLI:NL:RBDHA:2025:4221
Rechtbank Den Haag
- Eerste aanleg - enkelvoudig
- Rechtspraak.nl
Dublinverordening en asielaanvraag Letland: beoordeling van bijzondere omstandigheden
In deze zaak heeft de Rechtbank Den Haag op 17 maart 2025 uitspraak gedaan in een asielprocedure waarbij eiseres, een vreemdeling met een aanvraag voor een verblijfsvergunning asiel, in beroep ging tegen een besluit van de minister van Asiel en Migratie. Het bestreden besluit, genomen op 16 december 2024, weigerde de aanvraag op de grond dat Letland verantwoordelijk was voor de behandeling ervan. Eiseres stelde dat er bijzondere, individuele omstandigheden waren die maakten dat overdracht aan Letland zou getuigen van onevenredige hardheid, onder andere vanwege de aanwezigheid van familieleden van haar ex-echtgenoot in Letland en haar medische situatie.
De rechtbank heeft het beroep, samen met een verzoek om een voorlopige voorziening, behandeld op 22 januari 2025. Na een tussenuitspraak op 4 februari 2025, waarin verweerder werd gevraagd om het gebrek in het besluit te herstellen, heeft verweerder op 10 februari 2025 een aanvullend besluit genomen. In dit besluit werd de motivering van het eerdere besluit aangevuld, maar de rechtbank oordeelde dat verweerder niet voldoende had aangetoond dat er bijzondere omstandigheden waren die de overdracht aan Letland onredelijk zouden maken.
De rechtbank concludeerde dat verweerder het gebrek in het bestreden besluit had hersteld, maar dat de omstandigheden die eiseres had aangevoerd niet voldoende waren om van de overdracht af te zien. De rechtbank verklaarde het beroep gegrond, vernietigde het bestreden besluit, maar bepaalde dat de rechtsgevolgen daarvan in stand blijven. Tevens werd verweerder veroordeeld in de proceskosten van eiseres, vastgesteld op € 2.267,50.