ECLI:NL:RBDHA:2025:424

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
14 januari 2025
Publicatiedatum
15 januari 2025
Zaaknummer
NL24.37542
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Afwijzing asielaanvraag wegens onvoldoende bewijs van seksuele gerichtheid en vernietigd dossier

In deze uitspraak van de Rechtbank Den Haag op 14 januari 2025, werd het beroep van eiser tegen de afwijzing van zijn asielaanvraag ongegrond verklaard. Eiser, een Marokkaanse man geboren in 1972, had op 22 september 2023 een asielaanvraag ingediend, waarin hij stelde dat hij bedreigd werd door familieleden vanwege zijn biseksualiteit. De aanvraag werd aanvankelijk op 14 oktober 2023 afgewezen als kennelijk ongegrond. De rechtbank had eerder op 19 december 2023 geoordeeld dat verweerder onvoldoende onderzoek had gedaan naar een in 1995 verleende reguliere verblijfsvergunning, die eiser had voor verblijf bij zijn mannelijke partner. De rechtbank oordeelde dat het bestreden besluit niet in stand kon blijven, omdat verweerder onvoldoende had gekeken naar de implicaties van deze eerdere vergunning voor de geloofwaardigheid van eisers seksuele gerichtheid.

In het vervolgonderzoek concludeerde de rechtbank dat, hoewel het dossier van de reguliere verblijfsvergunning was vernietigd, verweerder voldoende had gemotiveerd hoe het tot zijn besluit was gekomen. De rechtbank benadrukte dat het aan eiser was om aannemelijk te maken dat zijn samenwoning met een mannelijke partner gebaseerd was op een liefdesrelatie. Eiser kon echter geen documenten overleggen die deze relatie bevestigden, en zijn verklaringen werden als onvoldoende beoordeeld. De rechtbank oordeelde dat de afwijzing van de asielaanvraag terecht was, omdat de beoordeling van de seksuele gerichtheid in asielzaken verschilt van die in reguliere verblijfsprocedures. De rechtbank verklaarde het beroep ongegrond, waardoor de afwijzing van de asielaanvraag in stand bleef.

Uitspraak

RECHTBANK DEN HAAG

Zittingsplaats Middelburg
Bestuursrecht
zaaknummer: NL24.37542

uitspraak van de enkelvoudige kamer in de zaak tussen

[eiser], eiser

V-nummer: [V-nummer],
(gemachtigde: mr. N. Vollebergh),
en
de minister van Asiel en Migratie, voorheen de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid, verweerder,
(gemachtigde: mr. A.R.J. Maas).

Inleiding

1. In deze uitspraak beoordeelt de rechtbank het beroep van eiser tegen de afwijzing van zijn asielaanvraag. Verweerder heeft met het bestreden besluit van 26 september 2024 deze aanvraag afgewezen als kennelijk ongegrond.
1.1.
De rechtbank heeft het beroep op 7 november 2024 op zitting behandeld. Hieraan hebben deelgenomen eiser, [naam] als tolk, en de gemachtigden van partijen.

Totstandkoming van het besluit

2. Eiser heeft de Marokkaanse nationaliteit en is geboren op [datum] 1972. Hij heeft op 22 september 2023 een aanvraag tot het verlenen van een verblijfsvergunning asiel voor bepaalde tijd ingediend. Aan zijn asielaanvraag heeft eiser ten grondslag gelegd dat hij door familieleden is bedreigd, nadat bij hen bekend was geworden dat eiser biseksueel is. Deze aanvraag is door verweerder bij besluit van 14 oktober 2023 afgewezen als kennelijk ongegrond op grond van artikel 31, eerste lid, van de Vw [1] , in samenhang met artikel 30b, eerste lid, aanhef en onder b, c, d, f, g en h, van de Vw. Tegen dit besluit heeft eiser beroep ingesteld bij de rechtbank. [2] Dit beroep heeft de rechtbank op 16 november 2023 op zitting behandeld.
2.1.
De rechtbank heeft het beroep met de uitspraak van 19 december 2023 gegrond verklaard. [3] De rechtbank oordeelde dat verweerder zich niet ten onrechte op het standpunt heeft gesteld dat eisers verklaringen ter onderbouwing van zijn seksuele gerichtheid onvoldoende zijn. Niettemin kon het besluit van 14 oktober 2023 niet in stand blijven, omdat verweerder onvoldoende zorgvuldig onderzoek heeft gedaan naar de reguliere verblijfsvergunning die eiser in 1995 had voor verblijf bij eisers toenmalige mannelijke partner. De rechtbank overwoog in rechtsoverweging 12 van de voornoemde uitspraak:
“Hoewel verweerder zich gelet op het voorgaande niet ten onrechte op het standpunt heeft gesteld dat eiser onvoldoende verklaringen heeft afgelegd ter onderbouwing van zijn gestelde seksuele gerichtheid, kan het bestreden besluit naar het oordeel van de rechtbank toch niet in stand blijven. De reden hiervoor is dat verweerder in zijn integrale onderzoek naar de geloofwaardigheid van het asielmotief onvoldoende aandacht heeft besteed aan de omstandigheid dat eiser enige tijd rechtmatig verblijf heeft gehad bij een mannelijke partner. Verweerder stelt op zichzelf terecht dat het enkele samenwonen met een man niet op voorhand iets zegt over het motief waarmee dat gebeurt en om die reden als zodanig niet een gestelde seksuele gerichtheid onderbouwt. Eiser heeft daarentegen terecht aangevoerd dat verweerder eerder heeft aangenomen dat sprake was van een exclusieve partnerrelatie tussen eiser en zijn toenmalige mannelijke partner. Dit is ook van belang voor de beoordeling van de huidige aanvraag. Met name ligt de vraag voor in hoeverre eisers ontoereikende verklaringen mogelijk worden gecompenseerd door eerdere bevindingen van verweerder in de reguliere verblijfsprocedure. Hoewel verweerder zich aanvankelijk op het standpunt heeft gesteld dat het aan eiser is om het gestelde verblijf bij partner met documenten te onderbouwen, is inmiddels niet meer in geschil dat eiser daadwerkelijk heeft beschikt over een reguliere verblijfsvergunning voor verblijf bij zijn toenmalige mannelijke partner. Er moet van uit worden gegaan dat verweerder over het desbetreffende dossier beschikt. Verweerder heeft hier tot op heden echter geen verder onderzoek naar gedaan.”

Het bestreden besluit

3. Verweerder heeft op 26 september 2024 een nieuw besluit genomen (het bestreden besluit). Verweerder wijst eisers asielaanvraag af als kennelijk ongegrond op dezelfde grondslag als het eerdere besluit en met aanvullende motivering. Verweerder licht toe dat na onderzoek is gebleken dat eisers dossier over de reguliere verblijfsvergunning niet meer beschikbaar is. Wel is onderzoek gedaan naar de betekenis van de inwilliging op reguliere gronden voor de beoordeling van de geloofwaardigheid van eisers seksuele gerichtheid. Verweerder stelt dat bij een reguliere verblijfsvergunning vooral naar feitelijkheden wordt gekeken om te bepalen of sprake is van een duurzame relatie. Dat maakt niet dat eisers biseksuele geaardheid gevolgd moet worden. Het samenwonen met een mannelijke partner weegt in eisers voordeel, maar is onvoldoende om aan eisers overige summiere, tegenstrijdige en wisselende verklaringen voorbij te gaan. Het is aan eiser om aannemelijk te maken dat de samenwoning ook was gebaseerd op een liefdesrelatie.
3.1.
Verder stelt verweerder dat niet bekend is hoe de reguliere aanvraag in 1995 is beoordeeld. Asielaanvragen en reguliere aanvragen worden verschillend beoordeeld. In 1995 werden dergelijke aanvragen nog door de Vreemdelingenpolitie beoordeeld en niet door de IND [4] . Daarom kan niet zomaar worden gesteld dat de beoordeling nog hetzelfde is. Uit artikel 3.14, onder b, van het Vb [5] , zoals dat nu geldt, volgt dat een relatie exclusief en duurzaam moet zijn. De eis dat de relatie gelijk te stellen is aan een huwelijk, zoals eiser stelt, wordt niet gesteld.

Eisers beroepsgronden

4. Eiser stelt dat verweerder niet heeft voldaan aan de opdracht van de rechtbank. Door verweerder is onvoldoende aandacht besteed aan het eerdere rechtmatige verblijf bij eisers toenmalige partner. Uit het bestreden besluit blijkt niet dat verweerder de eerdere samenwoning heeft onderzocht en betrokken bij eisers asielaanvraag. Dat het dossier blijkt te zijn vernietigd, dient voor verweerders rekening en risico te komen, omdat het uitgangspunt in de uitspraak van de rechtbank is geweest dat het dossier beschikbaar is. Verweerder had in hoger beroep moeten gaan tegen deze vaststelling en heeft dat niet gedaan. Eiser merkt daarbij op dat het besluit onzorgvuldig is en ondeugdelijk is voorbereid, omdat verweerder in de brief van 5 september 2024 bevestigt dat er geen dossier meer beschikbaar is, terwijl het bestreden besluit vermeldt dat pas op 23 september 2024 het bericht kwam dat het dossier is vernietigd.
4.1.
Verweerder heeft onvoldoende gemotiveerd wat de verhouding is tussen het verlenen van een reguliere verblijfsvergunning op grond van samenwoning met een man en de gestelde geaardheid. Verweerders stelling dat de toets in reguliere zaken vooral feitelijkheden zoals samenwoning en middelen omvat, is onjuist. Uit het huidige beleid van verweerder volgt dat wordt beoordeeld of sprake is van een met huwelijk gelijk te stellen relatie. Niet is gebleken dat destijds een andere toets werd gehanteerd. Er moet van worden uitgegaan dat de relatie destijds deugdelijk en intensief is getoetst en dat had verweerder moeten meenemen bij de beoordeling van eisers asielaanvraag. Bovendien kan eiser niet volgen dat verweerder erkent dat eiser een duurzame had met een man, maar niet eisers geaardheid volgt.
4.2.
Tot slot stelt eiser dat het voor hem taboe is om over zijn geaardheid te praten, vanwege zijn culturele achtergrond. Dat eiser eerder openheid heeft gegeven, maakt niet dat eiser zich makkelijk uitlaat over het onderwerp.

Beoordeling door de rechtbank

5. Niet in geschil is dat aan eiser in 1995 een reguliere verblijfsvergunning voor verblijf bij zijn toenmalige mannelijke partner is verleend. De opdracht van de rechtbank in de uitspraak van 19 december 2023 omvatte meer dan enkel onderzoek doen naar het dossier over de in 1995 verleende reguliere verblijfsvergunning. Verweerder diende de bevindingen in de reguliere verblijfsprocedure te betrekken bij de beoordeling van eisers asielaanvraag en diende in te gaan op de verhouding tussen de reguliere verblijfsvergunning en eisers gestelde seksuele geaardheid. De rechtbank beoordeelt of verweerder aan deze opdracht heeft voldaan en wat daarvan de gevolgen zijn.
5.1.
Omdat het dossier inmiddels is vernietigd, kan geen onderzoek meer worden gedaan naar de manier van beoordelen in eisers reguliere procedure. Wel kan onderzoek worden gedaan naar het toetsingskader zoals dat in 1995 gold. Het door verweerder in die tijd gehanteerde partnerbeleid volgt uit hoofdstuk B1/3 van de Vreemdelingencirculaire 1994 (Vc 1994). Uit rechtspraak [6] volgt dat dit beleid in het algemeen als redelijk werd beschouwd. In dit beleid is als algemeen vereiste gesteld dat sprake moet zijn van een exclusieve en vaste relatie. De partners dienen feitelijk samen te wonen en een gezamenlijke huishouding te voeren en naar buiten toe één en hetzelfde adres te voeren. Voor de aanvraag is het ondertekenen van een relatieverklaring vereist. [7] In die verklaring moeten de vreemdeling en zijn partner verklaren aan de voornoemde voorwaarden te voldoen. Verder volgt uit rechtspraak dat het moet gaan om een affectieve relatie. [8] Een schijnrelatie, een relatie aangegaan met het doel om het verblijf van een vreemdeling in Nederland te realiseren, is reden voor intrekken van de verblijfsvergunning. Daar wordt onderzoek naar gedaan bij contra-indicaties.
6. Hoewel verweerder, vanwege het vernietigde dossier, niet volledig aan de opdracht van de rechtbank kan voldoen, is de rechtbank van oordeel dat verweerder in het bestreden besluit voldoende de bevindingen in de reguliere procedure van 1995 heeft betrokken. De rechtbank acht het verweerder niet aan te rekenen dat hij eisers dossier uit 1995 heeft vernietigd, omdat verweerder bij verblijfsvergunningen voor bepaalde tijd een bewaartermijn van vijftien jaar hanteert. Verweerder heeft gekeken naar de betekenis van de reguliere verblijfsvergunning voor de beoordeling van de geloofwaardigheid van eisers geaardheid. Daarbij stelt verweerder terecht dat de beoordeling in reguliere zaken verschilt van de beoordeling in asielzaken. Uit het hiervoor aangehaalde beleid volgt dat in reguliere zaken, hoewel het uitgangspunt een vaste en exclusieve liefdesrelatie is, slechts wordt beoordeeld of sprake is van een duurzame relatie. Dat is een andere beoordeling dan de beoordeling van de geaardheid in asielzaken, hetgeen eveneens niet door eiser wordt betwist. Daarbij is niet gebleken dat in reguliere zaken in 1995 een soortgelijk vragenformulier (‘Bijlage Vragenlijst voor verblijf bij partner’) moest worden ingevuld als tegenwoordig wordt gedaan. Ook in het geval ervan wordt uitgegaan dat eiser in 1995 een affectieve relatie had met een man, dient verweerder in het kader van de asielprocedure eisers geaardheid beoordelen. De gestelde relatie is een aspect dat bij de beoordeling dient te worden betrokken. Verweerder stelt hierbij terecht dat het aan eiser is aannemelijk te maken dat de samenwoning destijds was gebaseerd op een liefdesrelatie. De rechtbank is van oordeel dat het aannemelijk maken van die liefdesrelatie ook zonder het dossier over eisers reguliere verblijfsvergunning mogelijk is. Vastgesteld wordt dat eiser ook zelf geen documenten kan overleggen die de gestelde liefdesrelatie aannemelijk maken. Het had vervolgens op de weg van eiser gelegen uitvoeriger te verklaren over de door hem gestelde affectieve relatie. Verweerder heeft gemotiveerd toegelicht waarom eisers verklaringen onvoldoende zijn om het in eisers voordeel wegende feit (de reguliere verblijfsvergunning) te compenseren.
6.1.
De rechtbank is daarom van oordeel dat verweerder in het bestreden besluit voldoende heeft gemotiveerd hoe zij tot het besluit is gekomen en dat er inmiddels voldoende zorgvuldig onderzoek is gedaan, ondanks het gemis van een dossier. De vraag van de rechtbank in de eerdere procedure, in hoeverre eisers ontoereikende verklaringen mogelijk worden gecompenseerd door bevindingen in de reguliere procedure, is daarmee voldoende beantwoord. Eisers beroepsgrond slaagt niet.
7. Eisers beroepsgrond dat het voor hem taboe is om over zijn geaardheid te spreken slaagt eveneens niet. In de uitspraak van 19 december 2023 (rechtsoverwegingen 6 en 7) heeft de rechtbank al een oordeel gegeven op dit punt. Omdat niet in hoger beroep is gegaan, staat dit oordeel vast. Eiser kan dit daarom niet opnieuw aan de orde stellen in deze procedure. Ook overigens heeft eiser geen feiten en omstandigheden gesteld die aanleiding geven tot een ander oordeel.

Conclusie en gevolgen

8. Het beroep is ongegrond. Dit betekent dat het bestreden besluit, en daarmee de afwijzing van eisers asielaanvraag, in stand blijft. Voor een proceskostenvergoeding bestaat geen aanleiding.
9.
Beslissing
De rechtbank verklaart het beroep ongegrond.
Deze uitspraak is gedaan op 14 januari 2025 door mr. A.J. de Danschutter, rechter, in aanwezigheid van mr. R. de Mul, griffier, en openbaar gemaakt door middel van geanonimiseerde publicatie op
www.rechtspraak.nl.
De uitspraak is bekendgemaakt op:
Informatie over hoger beroep
Een partij die het niet eens is met deze uitspraak, kan een hogerberoepschrift sturen naar de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State waarin wordt uitgelegd waarom deze partij het niet eens is met de uitspraak. Het hogerberoepschrift moet worden ingediend binnen 1 week na de dag waarop deze uitspraak is verzonden. Kan de indiener de behandeling van het hoger beroep niet afwachten, omdat de zaak spoed heeft, dan kan de indiener de voorzieningenrechter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State vragen om een voorlopige voorziening (een tijdelijke maatregel) te treffen.

Voetnoten

1.Vreemdelingenwet 2000.
2.Dit beroep is bekend onder het zaaknummer NL23.32822.
3.Met het kenmerk: ECLI:NL:RBDHA:2023:20637.
4.Immigratie- en Naturalisatiedienst.
5.Vreemdelingenbesluit 2000.
6.Bijvoorbeeld rechtbank Den Haag, 24 december 1997, JV 1998/35 en 24 mei 2001 ECLI:NL:RBSGR:2001:AD5828.
7.Hoofdstuk A4/6.7.4 Vc 1994.
8.Zie rechtbank Den Haag 24 mei 2001 ECLI:NL:RBSGR:2001:AD5828, r.o. 7.