In deze uitspraak van de Rechtbank Den Haag, gedaan op 18 maart 2025, wordt het beroep van eiser tegen het niet tijdig beslissen op zijn asielaanvraag behandeld. Eiser had zijn aanvraag ingediend op 22 december 2023, en de wettelijke beslistermijn van zes maanden zou op 22 juni 2024 eindigen. Echter, de minister van Asiel en Migratie had de beslistermijn met negen maanden verlengd vanwege een groot aantal aanvragen, wat door de rechtbank als rechtsgeldig werd beschouwd. Hierdoor was de ingebrekestelling van 6 november 2024 prematuur, en voldeed het beroep niet aan de vereisten van artikel 6:12, tweede lid, van de Awb.
De rechtbank oordeelt verder dat de minister op 11 december 2024 een Besluit- en Vertrekmoratorium heeft ingesteld voor vreemdelingen uit Syrië, waardoor de beslistermijn voor lopende asielaanvragen is verlengd tot maximaal 21 maanden. Dit betekent dat eiser pas na 22 september 2025 de minister in gebreke kan stellen, tenzij het moratorium eerder eindigt. Gezien deze omstandigheden verklaart de rechtbank het beroep niet-ontvankelijk en ziet zij geen aanleiding voor een proceskostenveroordeling.
De uitspraak is gedaan door mr. A.G.D. Overmars, in aanwezigheid van mr. B.A. Smit, griffier, en is openbaar gemaakt via rechtspraak.nl. Eiser heeft de mogelijkheid om binnen vier weken na verzending van de uitspraak een beroepschrift in te dienen bij de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State als hij het niet eens is met deze uitspraak.