ECLI:NL:RBDHA:2025:4242

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
18 maart 2025
Publicatiedatum
18 maart 2025
Zaaknummer
NL24.48198
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
  • H. Hanssen - Telman
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Beoordeling van het beroep tegen het besluit van de minister om geen uitstel van vertrek op medische gronden te verlenen

In deze uitspraak van de Rechtbank Den Haag, zittingsplaats Groningen, wordt het beroep van eiser tegen het besluit van de minister van Asiel en Migratie beoordeeld. Eiser had op 20 augustus 2020 een asielaanvraag ingediend, die op 29 november 2021 werd afgewezen. De minister verleende tijdelijk uitstel van vertrek, maar in een besluit van 28 juli 2022 werd bepaald dat eiser niet in aanmerking kwam voor verdere opschorting van zijn vertrek op grond van artikel 64 van de Vreemdelingenwet 2000 (Vw). Eiser maakte bezwaar tegen dit besluit, maar de minister verklaarde het bezwaar ongegrond op 5 november 2024. Eiser stelde dat zijn medische situatie was gewijzigd en dat er een nieuw BMA-advies had moeten worden aangevraagd. De rechtbank oordeelt echter dat de minister zich op het bestaande BMA-advies mocht baseren, omdat eiser niet heeft aangetoond dat zijn medische situatie daadwerkelijk was veranderd. De rechtbank concludeert dat het beroep ongegrond is en dat eiser geen proceskostenvergoeding ontvangt.

Uitspraak

RECHTBANK DEN HAAG
Zittingsplaats Groningen
Bestuursrecht
zaaknummer: NL24.48198

uitspraak van de enkelvoudige kamer in de zaak tussen

[naam], V-nummer: [v-nummer], eiser,

(gemachtigde: mr. D. de Vries),
en

de minister van Asiel en Migratie, de minister,

(gemachtigde: mr. I. van Es).

Inleiding

1. In deze uitspraak beoordeelt de rechtbank het beroep van eiser tegen het besluit van de minister om geen uitstel van vertrek op medische gronden te verlenen.
2. De rechtbank heeft het beroep op 6 maart 2025 op zitting behandeld. Hieraan hebben deelgenomen: de gemachtigden van eiser en van de minister.

Totstandkoming van het besluit

3. Eiser heeft op 20 augustus 2020 een asielaanvraag ingediend. De minister heeft bij de afwijzing van die aanvraag ambtshalve beoordeeld of uitstel van vertrek op grond van artikel 64 van de Vreemdelingenwet 2000 (Vw) moet worden verleend. In het afwijzende asielbesluit van 29 november 2021 heeft de minister tijdelijk uitstel van vertrek verleend voor de periode van 29 november 2021 tot uiterlijk 29 mei 2022.
3.1.
Bij beschikking van 25 mei 2022 is aan eiser opnieuw voor maximaal zes maanden voorlopig uitstel van vertrek verleend, met ingang van 29 mei 2022 tot 29 november 2022 of zoveel korter, totdat een beslissing op de ambtshalve beoordeling is genomen. In het besluit van 28 juli 2022 heeft de minister besloten dat eiser niet in aanmerking komt voor verdere opschorting van zijn vertrek op grond van artikel 64 Vw. Eiser heeft hiertegen op 17 augustus 2022 bezwaar gemaakt. Bij uitspraak van 23 februari 2023 is een voorlopige voorziening toegewezen in de zin dat eiser niet uitgezet mag worden totdat op het bezwaar is beslist.
3.2.
De minister heeft met haar besluit van 5 november 2024 het bezwaar van eiser ongegrond verklaard. Eiser heeft hiertegen beroep ingesteld.

Beoordeling door de rechtbank

4. De rechtbank beoordeelt het besluit om geen uitstel van vertrek te verlenen aan de hand van de beroepsgronden van eiser.
4.1.
Het beroep is ongegrond. Hierna legt de rechtbank uit hoe zij tot dit oordeel komt en welke gevolgen dit oordeel heeft.
Mocht de minister het BMA [1] -advies aan haar besluit ten grondslag leggen?
5. Eiser betoogt tijdens de hoorzitting aan te hebben gegeven dat er is gestart met een nieuwe behandeling. De minister was dan ook bekend met de gewijzigde medische situatie van eiser. Eiser stelt dat er daarom een nieuw BMA-advies had moeten worden aangevraagd. Op het moment van beslissen was het al bestaande BMA-advies bovendien al ouder dan zes maanden. Het BMA adviseert geen beslissingen te nemen op basis van een medisch advies dat ouder is dan zes maanden. Mocht binnen zes maanden na het uitbrengen van het medisch advies aangetoond zijn dat de medische situatie en/of de medische behandeling van betrokkene wezenlijk is veranderd, dan wordt een nieuw adviesverzoek aanbevolen. Het lag op de weg van de minister om een dergelijk nieuw BMA-advies te vragen.
5.1.
De minister stelt dat de gemachtigde van eiser tijdens de hoorzitting is gevraagd om stukken om te onderbouwen dat de medische situatie van eiser daadwerkelijk is gewijzigd. Namens eiser is aangegeven dat deze stukken zullen worden overgelegd na de hoorzitting. De voorzitter van de ambtelijke hoorzitting heeft eiser daarop laten weten dat het BMA gevraagd zal worden om naar aanleiding van die informatie te adviseren. De voorzitter heeft daarbij benadrukt dat het aan eiser is om de relevante informatie te verzamelen. Het is aan eiser om te onderbouwen dat en hoe zijn medische situatie is gewijzigd. En alhoewel een termijn van zes maanden het uitgangspunt is, kan er in dit geval en bij gebrek aan dergelijke onderbouwing nog altijd van het al bestaande BMA-advies worden uitgegaan. De minister merkt daarbij op dat de termijn van zes maanden slecht met één week is overschreden.
5.2.
De rechtbank overweegt dat uit het verslag van de hoorzitting van 16 september 2024 blijkt dat de minister heeft benadrukt dat eiser nieuwe medische informatie moet overleggen zodat dit aan het BMA kan worden voorgelegd voor aanvullend advies. Eiser heeft echter op geen enkel moment nieuwe medische stukken overgelegd ondanks herhaalde verzoeken daartoe, ook niet in de beroepsprocedure. De minister heeft zich dan ook terecht op het standpunt gesteld dat niet is gebleken dat de medische situatie van eiser is gewijzigd.
5.3.
Alhoewel in paragraaf 4.1. van het Protocol Medische Advisering [2] staat dat het ‘BMA […] in het algemeen [adviseert] geen beslissingen te nemen op een medisch advies ouder dan zes maanden, omdat de medische situatie van de vreemdeling gewijzigd zou kunnen zijn’ is de rechtbank van oordeel dat de minister van het huidige BMA-advies mocht uitgaan. Dit omdat het advies uit het BMA-protocol slechts van algemene aard is en omdat niet is gebleken dat de medische situatie van eiser daadwerkelijk is gewijzigd, terwijl eiser wel nadrukkelijk de kans heeft gekregen om dit te onderbouwen. Nu ook in beroep niet is onderbouwd dat de medische situatie van eiser is gewijzigd, oordeelt de rechtbank dat de minister zich in het specifieke geval van eiser heeft mogen baseren op een BMA-advies dat ouder is dan zes maanden. Daarbij weegt de rechtbank ook mee dat het de houdbaarheid van het advies slechts één week is verlopen. Er is geen reden voor het oordeel dat niet langer van het bestaande BMA-advies kan worden uitgegaan. De grond slaagt niet.

Conclusie en gevolgen

6. Het beroep is ongegrond. Dat betekent dat eiser ongelijk krijgt. Eiser krijgt daarom geen vergoeding van zijn proceskosten.

Beslissing

De rechtbank verklaart beroep ongegrond.
Deze uitspraak is gedaan door mr. H. Hanssen - Telman, rechter, in aanwezigheid van mr. D.G. van den Berg, griffier, en openbaar gemaakt door middel van geanonimiseerde publicatie op rechtspraak.nl.
De uitspraak is bekendgemaakt op:
Informatie over hoger beroep
Een partij die het niet eens is met deze uitspraak, kan een hogerberoepschrift sturen naar de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State waarin wordt uitgelegd waarom deze partij het niet eens is met deze uitspraak. Het hogerberoepschrift moet worden ingediend binnen vier weken na de dag waarop deze uitspraak is verzonden. Kan de indiener de behandeling van het hoger beroep niet afwachten, omdat de zaak spoed heeft, dan kan de indiener de voorzieningenrechter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State vragen om een voorlopige voorziening (een tijdelijke maatregel) te treffen.

Voetnoten

1.Bureau Medische Advisering.
2.Immigratie- en Naturalisatiedienst, 31 oktober 2023, Protocol Bureau Medische Advisering (BMA): Team Beoordeling en Medisch Advies (versie 2023) - Immigratie- en Naturalisatiedienst.