Op 18 maart 2025 heeft de Rechtbank Den Haag uitspraak gedaan in een bestuursrechtelijke procedure tussen een verzoekster en de minister van Asiel en Migratie. De zaak betreft een verzoek om de minister te veroordelen in de vergoeding van de proceskosten. De rechtbank heeft het verzoek als kennelijk gegrond toegewezen, wat betekent dat verzoekster in het gelijk is gesteld. De rechtbank heeft geoordeeld dat de minister aan verzoekster tegemoet is gekomen door alsnog een beslissing te nemen op het bezwaar van verzoekster, dat op 13 december 2023 was ingediend. Dit gebeurde tijdens het beroep tegen het niet tijdig nemen van een besluit op bezwaar.
De rechtbank heeft de minister veroordeeld in de proceskosten die verzoekster heeft gemaakt. Deze kosten zijn vastgesteld op € 453,50, gebaseerd op de door een derde beroepsmatig verleende rechtsbijstand. Daarnaast is de minister ook verplicht om het door verzoekster betaalde griffierecht van € 194,- te vergoeden. De uitspraak is gedaan door mr. A.G.D. Overmars, rechter, en is openbaar gemaakt via een geanonimiseerde publicatie op de website van de rechtspraak. Verzoekster heeft de mogelijkheid om binnen zes weken na de uitspraak een verzetschrift in te dienen als zij het niet eens is met de uitspraak.