ECLI:NL:RBDHA:2025:4269

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
18 maart 2025
Publicatiedatum
18 maart 2025
Zaaknummer
11390570 / RP VERZ 24-50638
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Procedures
  • Beschikking
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Voorlopig getuigenverhoor en gelijktijdige bepaling tegenverhoor in aansprakelijkheidskwestie na verkeersongeval

In deze zaak heeft de kantonrechter van de Rechtbank Den Haag op 18 maart 2025 een beschikking gegeven in een verzoek tot een voorlopig getuigenverhoor. De verzoeker, [verzoeker], heeft ASR Schadeverzekeringen N.V. aansprakelijk gesteld voor schade die hij heeft geleden na een verkeersongeval op 29 april 2022. Tijdens de mondelinge behandeling op 5 maart 2025 heeft de verzoeker verzocht om getuigen te horen om duidelijkheid te krijgen over de toedracht van het ongeval. ASR heeft de aansprakelijkheid niet erkend en betwistte de bevoegdheid van de kantonrechter om het verzoek te behandelen, omdat de vordering mogelijk een waarde boven de € 25.000,-- vertegenwoordigt. De kantonrechter heeft echter geoordeeld dat er geen duidelijke aanwijzingen zijn dat de vordering hoger is dan dit bedrag, waardoor de kantonrechter bevoegd is. Het verzoek tot het houden van een voorlopig getuigenverhoor is toegewezen, evenals het verzoek van ASR om getuigen in tegenverhoor te horen. De beschikking bevat instructies voor de verdere procedure, waaronder de locatie en tijdstippen voor de getuigenverhoren.

Uitspraak

RECHTBANK DEn HAAG

Civiel recht
Kantonrechter
TS/bc
Zittingsplaats Den Haag
Zaaknummer / rekestnummer: 11390570 \ RP VERZ 24-50638
Beschikking van 18 maart 2025
in de zaak van
[verzoeker],
wonende te [woonplaats] ,
verzoeker,
hierna te noemen: “ [verzoeker] ”,
advocaat: mr. Ö. Arslan,
tegen
ASR SCHADEVERZEKERINGEN N.V.,
gevestigd te Utrecht,
verweerder,
hierna te noemen: “ASR”,
advocaat: mr. F. van Toorn.

1.De procedure

1.1.
De kantonrechter heeft kennisgenomen van de volgende stukken:
- het verzoekschrift van 5 november 2024;
- het verweerschrift van 24 februari 2025 met (voorwaardelijk) tegenverzoek.
1.2.
De mondelinge behandeling heeft plaatsgevonden op 5 maart 2025. Namens verzoeker is mr. Arslan verschenen. Namens ASR heeft mr. Van Toorn telefonisch deelgenomen. Door de griffier zijn aantekeningen gemaakt van wat op de mondelinge behandeling is besproken.
1.3.
Ten slotte is een datum voor beschikking bepaald.

2.De feiten

2.1.
Op 29 april 2022 is [verzoeker] betrokken geweest bij een verkeersongeval.
2.2.
[verzoeker] reed met zijn scooter op de Paul Krugerlaan te Den Haag in de richting van het Paul Krugerplein. Hij is met zijn scooter in aanrijding gekomen met een auto met kenteken [kenteken] (hierna: “de auto”).
2.3.
De bestuurder van de auto was de heer [naam] (hierna: “ [naam] ”). [naam] is verzekerd bij ASR.
2.4.
[verzoeker] heeft ASR aansprakelijk gesteld voor door hem als gevolg van het ongeval geleden en te lijden schade. ASR heeft aansprakelijkheid niet erkend.

3.Het verzoek en het verweer

3.1.
[verzoeker] verzoekt de kantonrechter een voorlopig getuigenverhoor te bevelen.
3.2.
Aan het verzoek heeft hij het volgende ten grondslag gelegd. ASR heeft aansprakelijkheid voor de schade van [verzoeker] niet erkend. [verzoeker] heeft daarom het voornemen een procedure te starten om de aansprakelijkheid van ASR in rechte te laten vaststellen, althans om een schaderegeling af te dwingen. [verzoeker] zal vergoeding vorderen van de schade die hij als gevolg van het ongeval heeft geleden. Door getuigen onder ede te laten horen, wil [verzoeker] duidelijkheid krijgen over de vraag wat op de dag en plaats van het ongeval heeft plaatsgevonden. Daarmee zal hij een inschatting kunnen maken van zijn kansen in rechte.
3.3.
[verzoeker] wenst zichzelf als getuige te laten verhoren. Hij is aanwezig en betrokken geweest bij het ongeval. Hij kan verklaren over de toedracht van het ongeval en over wie of welk voertuig het ongeval heeft veroorzaakt. Daarnaast wenst [verzoeker] de heer [getuige 1] te laten verhoren als getuige. De heer [getuige 1] heeft als omstander het ongeval zien gebeuren en zal ook over de toedracht en situatie ter plaatse kunnen verklaren.
3.4.
Het verweer van ASR heeft de strekking dat de kantonrechter niet absoluut bevoegd is het verzoek te behandelen en daarop te beslissen. ASR voert aan dat de kantonrechter alleen dan bevoegd is, indien er duidelijke aanwijzingen zijn in de zin van artikel 93 sub b van het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering (Rv) die erop duiden dat de door
[verzoeker] in te stellen vordering geen hogere waarde dan € 25.000,-- vertegenwoordigt. Omdat het gaat om een vordering van onbepaalde waarde en die ‘duidelijke aanwijzingen’ er niet zijn, moet het verzoek worden behandeld door de sector civiel van de rechtbank. Voor het overige heeft ASR te kennen gegeven geen inhoudelijke bezwaren te hebben tegen het laten verhoren van de door [verzoeker] genoemde getuigen.
3.5.
Ten slotte heeft ASR verzocht om bij toewijzing van het verzoek van [verzoeker] een voorlopig getuigenverhoor te bevelen, direct te bepalen dat in tegenverhoor een drietal getuigen worden verhoord, te weten [naam] (bestuurder van de auto), mevrouw [getuige 2] en mevrouw [getuige 3] (respectievelijk echtgenote en dochter van [naam] en beiden inzittenden in de auto ten tijde van het ongeval). [verzoeker] heeft tegen dit verzoek geen verweer gevoerd.
4. De beoordeling
Toepasselijk recht
4.1.
Het verzoek van [verzoeker] tot het bevelen van een voorlopig getuigenverhoor is gegrond op artikel 186 Rv. Door de Wet vereenvoudiging en modernisering bewijsrecht is artikel 186 Rv per 1 januari 2025 vervallen. Het oude recht blijft op basis van het overgangsrecht van toepassing op procedures die voor die datum zijn gestart. Deze procedure is gestart voor 1 januari 2025 zodat het verzoek aan de hand van het oude recht moet worden beoordeeld.
Absolute bevoegdheid kantonrechter
4.2.
Uit artikel 186 Rv (oud) volgt dat in de gevallen waarin getuigenbewijs is toegelaten een voorlopig getuigenverhoor kan worden bevolen als een belanghebbende daar om verzoekt. De voorwaarden waaraan het verzoek moet voldoen, volgen uit artikel 187 Rv (oud). Op grond van artikel 187 lid 1 Rv (oud) beoordeelt de rechter aan wie het verzoek voorligt summierlijk of hij absoluut bevoegd is de zaak te behandelen. Het is met de aard van het voorlopig getuigenverhoor niet verenigbaar dat een uitvoerig debat wordt gevoerd over de absolute bevoegdheid van de rechter. Op grond van artikel 93 sub a en sub b Rv behandelt en beslist de kantonrechter op zaken die vorderingen betreffen met een beloop van ten hoogste € 25.000,-- en op zaken die vorderingen betreffen van onbepaalde waarde, indien er duidelijke aanwijzingen zijn dat de vordering geen hogere waarde vertegenwoordigt dan € 25.000,--. Mede om een lang debat te voorkomen over de voorvraag welke rechter absoluut bevoegd is, wordt de vraag of verwijzing nodig is op grond van artikel 71 lid 3 Rv beoordeeld aan de hand van het voorlopig oordeel van de (kanton)rechter en zijn daarvoor niet alleen de stellingen van de verzoeker relevant.
4.3.
[verzoeker] heeft in zijn verzoekschrift aangegeven dat het beloop van de vordering weliswaar nog niet volledig duidelijk is, maar dat er geen aanwijzingen zijn dat de vordering hoger zal zijn dan € 25.000,--. Tijdens de zitting heeft de advocaat van [verzoeker] benadrukt dat [verzoeker] ervan uitgaat dat zijn schade onder de € 25.000,-- blijft. De aard van de schade zoals die blijkt uit de bij het verzoekschrift overgelegde producties biedt steun voor die inschatting. Dat betekent dat de kantonrechter in dit geval bevoegd is het verzoek te behandelen en daarop te beslissen.
Toewijzing verzoek voorlopig getuigenverhoor
4.4.
Op grond van artikel 187 lid 3 Rv (oud) moet het verzoekschrift vermelden waar de zaak globaal om gaat, wat de verzoeker vordert of wil vorderen, welke feiten hij wil bewijzen en wie de getuigen zijn. Met name wat de verzoeker wil bewijzen moet voldoende duidelijk zijn voor de betrokken rechter en de wederpartij. Ook moet duidelijk genoeg zijn wat de getuigen daarover kunnen verklaren. Heel gedetailleerd hoeft de verzoeker niet te zijn, omdat een voorlopig getuigenverhoor nu juist dient om onduidelijkheden op te helderen en om degene die om zo’n verhoor verzoekt in staat te stellen te beoordelen of het zinvol is een voorgenomen vordering in te stellen (HR 15 juli 2022, ECLI:NL:HR:2022:1105 en 1112).
4.5.
Als aan de formele eisen van het verzoekschrift is voldaan, kan de rechter het verzoek toch afwijzen. Dat kan als de verzoeker misbruik maakt van de bevoegdheid om een voorlopig getuigenverhoor te verzoeken (artikel 3:13 van het Burgerlijk Wetboek (hierna: BW)). Ook kan het verzoek in strijd zijn met de eisen van een goede procesorde, bijvoorbeeld omdat het verzoek wordt gedaan op een moment dat het houden van een voorlopig getuigenverhoor een lopende procedure te veel doorkruist. De rechter kan ook oordelen dat er een andere, zwaarwegende reden is om het verzoek toch af te wijzen. Daarnaast kan van de bevoegdheid om een voorlopig getuigenverhoor te vragen geen gebruik worden gemaakt, als de verzoeker onvoldoende belang heeft bij toewijzing van het verzoek (artikel 3:303 BW; HR 15 juli 2022, ECLI:NL:HR:2022:1105 en 1112).
4.6.
Het door [verzoeker] ingediende verzoekschrift voldoet aan de formele eisen.
[verzoeker] heeft duidelijk omschreven op welke feiten en omstandigheden het verhoor betrekking moet hebben en voldoende duidelijk gemaakt op welke manier de getuigen bij het ongeval betrokken zijn geweest en waarover zij zouden kunnen verklaren. ASR heeft op dit punt ook geen verweer gevoerd. Afwijzingsgronden doen zich niet voor. Het verzoek wordt dan ook toegewezen.
Toewijzing verzoek tegenverhoor
4.7.
Uit artikel 190 Rv volgt dat indien de wederpartij (in dit geval ASR) verschijnt bij het voorlopig getuigenverhoor, de kantonrechter na afloop daarvan op diens verzoek de plaats en tijd bepaalt waarop het voorlopig getuigenverhoor voor tegenbewijs (tegenverhoor) kan plaatsvinden. Artikel 168 Rv stelt de mogelijkheid open het tegenverhoor te houden op dezelfde zitting als het voorlopig getuigenverhoor, voor zover dat met partijen zo is besproken.
4.8.
Ter zitting heeft ASR toegelicht dat [naam] , mevrouw [getuige 2] en mevrouw [getuige 3] allen in de auto zaten, die bij het ongeval betrokken is geweest. Zij kunnen verklaren over de toedracht van het ongeval en over de situatie ter plaatse. Waar mevrouw [getuige 3] schriftelijk heeft verklaard het ongeval zelf niet gezien te hebben totdat zij een “klap” hoorde, heeft ASR er nog op gewezen dat zij wel kan verklaren over de situatie ter plaatse, met name over een andere auto (Range Rover) die (mogelijk) verkeerd geparkeerd stond, wat relevant kan zijn voor het bepalen van de toedracht van het ongeval.
4.9.
[verzoeker] heeft geen verweer gevoerd tegen het verzoek van ASR de drie genoemde getuigen in tegenverhoor te laten verhoren. Partijen hebben ter zitting besproken (en ermee ingestemd) dat het tegenverhoor plaatsvindt aansluitend op het voorlopig getuigenverhoor. Het verzoek van ASR zal dan ook worden toegewezen.
Instructies
4.10.
Omdat de advocaat van ASR al in het bezit is van het verzoekschrift en een afschrift van deze beschikking ontvangt, is [verzoeker] niet gehouden ASR een afschrift van deze stukken te verstrekken.
4.11.
Partijen moeten er op voorbereid zijn dat de kantonrechter na afloop van de getuigenverhoren op diezelfde zitting kan bevelen om inlichtingen over de zaak te geven, partijen gelegenheid kan geven hun stellingen nader te onderbouwen en kan onderzoeken of partijen het op een of meer punten met elkaar eens kunnen worden. Zij moeten daarom in persoon op de getuigenverhoren verschijnen. Een rechtspersoon moet ter zitting vertegenwoordigd zijn door iemand die van de zaak op de hoogte is en bevoegd is tot vertegenwoordiging.

5.De beslissing

De kantonrechter:
5.1.
beveelt een voorlopig getuigenverhoor ten aanzien van:
1. de heer [verzoeker] ;
2. de heer [getuige 1] ;
5.2.
beveelt een voorlopig getuigenverhoor voor tegenbewijs ten aanzien van:
3. de heer [naam] ;
4. mevrouw [getuige 2] ;
5. mevrouw [getuige 3] ;
5.3.
benoemt mr. T.P. Sarneel tot rechter-commissaris, die zich door een ander lid van de rechtbank kan laten vervangen;
5.4.
bepaalt dat het getuigenverhoor en het tegenverhoor zullen plaatsvinden in het paleis van justitie te Den Haag, Prins Clauslaan 60;
5.5.
bepaalt dat [verzoeker] en ASR
binnen twee wekenna de datum van deze beschikking schriftelijk aan de kantonrechter de verhinderingen van partijen en hun gemachtigden
op de woensdagen en vrijdagen in de maanden juni tot en met september 2025moeten opgeven waarna dag en uur van het getuigenverhoor en tegenverhoor zullen worden bepaald;
5.6.
wijst het meer of anders verzochte af.
Deze beschikking is gegeven door mr. T.P. Sarneel en in het openbaar uitgesproken op 18 maart 2025.