ECLI:NL:RBDHA:2025:4298
Rechtbank Den Haag
- Voorlopige voorziening
- Rechtspraak.nl
Afwijzing verzoek voorlopige voorziening asielzoekers in verband met vrijheidsbeperkende maatregel
Op 19 maart 2025 heeft de voorzieningenrechter van de Rechtbank Den Haag uitspraak gedaan in een zaak betreffende een verzoek om een voorlopige voorziening door vier Nigeriaanse verzoekers. Deze verzoekers waren onderworpen aan een vrijheidsbeperkende maatregel op grond van artikel 56 van de Vreemdelingenwet 2000, opgelegd door de minister van Asiel en Migratie. De verzoekers vroegen de voorzieningenrechter om hen toe te staan in het asielzoekerscentrum (AZC) in Harderwijk te blijven, in plaats van overgeplaatst te worden naar de Gezinslocatie in Burgum, omdat zij afhankelijk zijn van medische zorg en contact met hun behandelaren. De voorzieningenrechter oordeelde dat het verzoek om voorlopige voorziening werd afgewezen, omdat de verzoekers niet konden bereiken wat zij voor ogen hadden. De vrijheidsbeperkende maatregel was geen plaatsingsbesluit van het Centraal Orgaan opvang asielzoekers (COa), en de voorzieningenrechter kon het COa niet verplichten om opvang te blijven bieden aan de verzoekers. De voorzieningenrechter concludeerde dat er geen aanleiding was voor een proceskostenveroordeling en dat tegen deze uitspraak geen hoger beroep of verzet openstaat.