ECLI:NL:RBDHA:2025:4305

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
19 maart 2025
Publicatiedatum
19 maart 2025
Zaaknummer
25.1963
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Procedures
  • Vereenvoudigde behandeling
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Proceskostenveroordeling in bestuursrechtelijke procedure betreffende asielaanvraag

Op 19 maart 2025 heeft de Rechtbank Den Haag uitspraak gedaan in een bestuursrechtelijke procedure over de vergoeding van proceskosten. De zaak betreft een verzoekster die een aanvraag had ingediend bij de minister van Asiel en Migratie. De rechtbank heeft vastgesteld dat de minister aan verzoekster tegemoet is gekomen door alsnog een beslissing te nemen op haar aanvraag van 23 juli 2023, nadat er beroep was ingesteld tegen het niet tijdig nemen van een besluit. Hierdoor werd het verzoek van verzoekster als kennelijk gegrond toegewezen, wat betekent dat zij gelijk kreeg in deze procedure.

De rechtbank heeft de minister veroordeeld in de proceskosten die verzoekster heeft gemaakt. Deze kosten zijn vastgesteld op € 453,50, gebaseerd op de regels van het Besluit proceskosten bestuursrecht. De rechtbank heeft dit bedrag berekend op basis van de door een derde beroepsmatig verleende rechtsbijstand, waarbij één punt voor het indienen van het beroepschrift is toegekend, met een waarde per punt van € 907,- en een wegingsfactor van 0,5.

De uitspraak is gedaan door mr. A.G.D. Overmars, rechter, en is openbaar gemaakt via een geanonimiseerde publicatie op de website van de rechtspraak. Verzoekster is geïnformeerd over haar recht om een verzetschrift in te dienen als zij het niet eens is met de uitspraak, binnen een termijn van zes weken na de verzenddatum van de uitspraak.

Uitspraak

RECHTBANK DEN HAAG
Zittingsplaats Groningen
Bestuursrecht
zaaknummer: NL25.1963

uitspraak van de enkelvoudige kamer in de zaak tussen

[naam], verzoekster,

V-nummer: [nummer],
(gemachtigde: mr. R. Roelofsen),
mede namens de minderjarige kinderen:

[naam],

V-nummer: [nummer],

[naam],

V-nummer: [nummer],
en

de minister van Asiel en Migratie, de minister.

Inleiding

1. In deze uitspraak beslist de rechtbank over het verzoek om de minister te veroordelen in de vergoeding van de proceskosten.
2. Omdat het verzoek als kennelijk gegrond wordt toegewezen, doet de rechtbank uitspraak zonder zitting. Artikel 8:54 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) maakt dat mogelijk.

Beoordeling door de rechtbank

3. De veroordeling van een partij in de proceskosten is geregeld in de artikelen 8:75 en 8:75a van de Awb en nader uitgewerkt in het Besluit proceskosten bestuursrecht (Bpb). Als een beroep wordt ingetrokken, omdat het bestuursorgaan geheel of gedeeltelijk aan de indiener van het beroepschrift is tegemoet gekomen, kan de rechtbank op verzoek van de indiener dat bestuursorgaan bij afzonderlijke uitspraak veroordelen in de proceskosten. Dit is geregeld in artikel 8:75a van de Awb.
4. De rechtbank stelt vast dat de minister aan verzoekster tegemoet is gekomen door tijdens het beroep tegen het niet tijdig nemen van een besluit alsnog een beslissing te nemen op de aanvraag van verzoekster van 23 juli 2023.

Conclusie en gevolgen

5. Het verzoek wordt als kennelijk gegrond toegewezen. Dat betekent dat verzoekster gelijk krijgt.
6. De rechtbank veroordeelt de minister in de door verzoekster gemaakte proceskosten. Deze kosten stelt de rechtbank op grond van het Bpb voor de door een derde beroepsmatig verleende rechtsbijstand vast op € 453,50 (1 punt voor het indienen van het beroepschrift, met een waarde per punt van € 907,- en een wegingsfactor 0,5).

Beslissing

De rechtbank veroordeelt de minister in de proceskosten van verzoekster tot een bedrag van € 453,50.
Deze uitspraak is gedaan door mr. A.G.D. Overmars, rechter, in aanwezigheid van M.A. Postma, griffier, en openbaar gemaakt door middel van geanonimiseerde publicatie op www.rechtspraak.nl.
De uitspraak is bekendgemaakt op:
Bent u het niet eens met deze uitspraak?
Als u het niet eens bent met deze uitspraak, kunt u een brief sturen naar de rechtbank waarin u uitlegt waarom u het er niet mee eens bent. Dit heet een verzetschrift. U moet dit verzetschrift indienen binnen 6 weken na de dag waarop deze uitspraak is verzonden. U ziet deze datum hierboven. Als u graag een zitting wilt waarin u uw verzetschrift kunt toelichten, kunt u dit in uw verzetschrift vermelden.