In deze zaak heeft verzoeker op 13 augustus 2024 beroep ingesteld tegen het niet tijdig nemen van een besluit op zijn asielaanvraag, die op 5 april 2023 was ingediend. De rechtbank heeft op 2 oktober 2024 het beroep gegrond verklaard en verweerder opgedragen om binnen twee weken een besluit te nemen. Op 5 december 2024 heeft verzoeker opnieuw beroep ingesteld tegen het niet tijdig nemen van een besluit. Uiteindelijk heeft verweerder op 21 januari 2025 de asielaanvraag ingewilligd. Verzoeker heeft het beroep ingetrokken en verzocht om vergoeding van de proceskosten.
De rechtbank heeft op basis van artikel 8:54, eerste lid, van de Awb uitspraak gedaan zonder zitting. De rechtbank overweegt dat de veroordeling van een partij in de proceskosten is geregeld in de artikelen 8:75 en 8:75a van de Awb. Aangezien verweerder niet tijdig op de aanvraag heeft beslist en verzoeker geheel tegemoet is gekomen, is het verzoek om proceskostenvergoeding kennelijk gegrond. De rechtbank heeft de proceskosten vastgesteld op € 453,50, gebaseerd op de door een derde verleende rechtsbijstand.
De rechtbank heeft verweerder veroordeeld in de proceskosten van verzoeker tot een bedrag van € 453,50. Deze uitspraak is gedaan op 19 maart 2025 door mr. M.L. Weerkamp, rechter, in aanwezigheid van mr. S. Mohandes, griffier, en is openbaar gemaakt door middel van geanonimiseerde publicatie.